Gay Pride: kritische gedachten aan de Amsterdamse grachten

Dat was een vrolijke zaterdagmiddag in de binnenstad van Amsterdam. Een hele goede vriend had me meegevraagd naar de Gay Pride, om precies te zijn de jaarlijks door grote aantallen toeschouwers bekeken botenparade op de Amsterdamse grachten. Nooit eerder gedaan, maar  nu dus wel, en het was een blijmoedige belevenis.

Ik was er voor de gezelligheid, ik had geen statement te maken vandaag, behalve dat het fijn is om mezelf te zijn in het fijnst denkbare gezelschap (ik noem geen namen 😀 ) Maar het opstandige brein van een rooie ravotr staat ook op een feestmiddag niet stil, ik keek mijn ogen uit en dacht daar intussen over na ook. Een handvat voor wat kritische gedachten bood een  zinnig artikel van Kees Hoogendijk op de website van de Internationale Socialisten (IS): “Gay Pride tussen commercie en emancipatie”. Hij is als iemand die al vaker de Gay Pride bezocht dus ervaringsdeskundige. Zijn stuk verdedigt de noodzaak van een Gay Pride, maar levert tegelijk scherpe, en in de kern goede, kritiek op de groeiende rol die commercie in het evenement speelt, en ook op het feit dat nu ook ministers en  politie via het evenement goede roze sier proberen te maken. Ik  kom hier en daar tot andere inschattingen daarover dan hij, maar dat zal uit het vervolg wel blijken.

Na lang wachten kregen we een optocht van boten te zien. Sommigen hadden tevoren al publiciteit gekregen. De boot van jonge homo’s, voor de tweede keer aanwezig. Een boot van de gemeente Amsterdam, met een keurige burgemeester Cohen tussen tal van mensen die zich van grote roze kunsthanden hadden voorzien en “YMCA” zongen, die onvermijdelijke gay classic van de Village People. Een hoogst ministeriële boot waar ik nog net de hoed van minister Plasterk kon ontwaren. Verder allerlei gay horeca, van een sauna in Arnhem tot homokroegen in Almere en Haarlem. De meeste boten waren gemengd of voornamelijk mannenzaken, en de bijna blote lichamen met zeer korte broekjes waren niet te tellen. Gelukkig waren er ook boten waar vrouwen de boventoon voerden, homo-zelfbewustzijn is immers altijd ook lesbo-zelfbewustzijn, als het goed is.

Een Caribische boot maakte duidelijk dat homoseksualiteit kleurrijk is en hoort te zijn. Boten van het AIDSfonds maakten duidelijk dat er, ook tijdens een feest als vandaag, levens gered moeten worden. Een veel te bescheiden boot van Amnesty liet zien in hoeveel landen homoseksualiteit nog steeds strafbaar is. mensen spraken door middel van weer een andere boot huin verontwaardiging uit over weigerambtenaren: mensen die het vertikken om huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht te voltrekken, en daar door de politiek nog steeds ruimte voor krijgen ook. Helemaal afwezig was een maatschappijkritisch geluid dus niet.

Maar het overgrote deel van de boten was commercieel van aard, feitelijk varende reclameborden. Waar het gaat om gay en lesbische horeca en dergelijke is dat  niet vreemd,  en dat een homo-profielen /chat- en datingsite als Gaydar een boot afvaardigde, vind ik ook niet vreemd. Maar wat moeten we denken van de boten van Shell, TNT, ING en wat er allemaal nog meer aan grote ondernemingen voorbij kwam? “Personal pride = Company pride”, voerden veel van deze reclamezuilen als leus. Als je in vrijheid trots kunt zijn op wie je bent, kun je des te trotser zijn op je bedrijf. Zoiets. Net alsof het een bedrijf om iets anders te doen is dan winst en nog eens winst. Een positief roze imago mag daaraan bijdragen, maar aan dat kil-zakelijike doel is daarmee niets veranderd, en een reden om trots te zijn kan ik daar niet in vinden. “Homo-emancipatie als marketingstrategie”‘, zegt Kees Hoogendijk, en ja, dat is inderdaad aan de orde.

Toch is er een andere kant hieraan.  Het deelnemen van dit soort bedrijfsboten  laat een paar belangrijke stappen vooruit zien. Kennelijk voelen bedrijven zich genoodzaakt zich van een homo-vriendelijke kant te laten zien. Door een boot te sturen erkennen en bevestigen ze feitelijk de maatschappelijke voruitgang die wel degelijk geboekt is. Dit soort boten waren twintig jaar geleden ondenkbaar. Daarvoor hoeven we ING en Shell niet te bedanken, maar een stap vooruit is het wel.

Vraag is trouwens hoe zoiets in de aanloop gaat. Is het puur een PR-stunt van een bedrijfsleiding die zegt: hee, een boot die rondvaart tussen een paar honderdduizend kijkers, dat is goeie reclame? Of – en dat zou al veel positiever gewaardeerd moeten worden – zijn er binnen zo’n bedrijf homoseksuele collega’s en hun sympathisanten die aan het netwerken zijn geslagen om binnen het bedrijf meer ruimte af te dwingen voor ene homovriendelijker gang van zaken, en is de boot op de Canal Parade dáár een uiting van? Dat tweede zou al veel positiever te waarderen zijn.

Maar, of er nu inderdaad onder personeelsleden zelf initiatief is genomen, of dat het puur van hogerhand komt, dit soort boten bieden een handvat. Als er straks binnen een bedrijf dat zich nu op de Canal Parade homovriendelijk presenteert gedoe is rond een thema dat homoseksualiteit betreft – gevallen van discriminatie in pensioenregelingen, getreiter van homoseksuele personeelsleden waar homohaters mee wegkomen – dan kunnen voorvechters van homo-rechten zijzen op de boot op Gay Pride, en zeggen: waar is nou jullie homovriendelijkheid? We willen daden, niet alleen woorden en symbolen. Zo wordt zo’n boot een handvat, zelfs als een bedrijf het puur als slimme reclametruc beschouwt.

Iets dergelijks geldt voor de meevarende ministers Plasterk en Ter Horst. Natuurlijk heeft Kees Hoogendijk gelijk als hij schrijft: “Twee ministers die het standpunt in de regering verdedigen dat ambtenaren mogen weigeren om homo’s en lesbo’s te trouwen. Acceptatie van homofobie als grond voor gewetensbezwaar is daarmee kabinetsbeleid.” Dat is inderdaad een schande.

Maar ook hier geldt: deze ministers betuigen, door aanwezig te zijn, feitelijk eer aan de kracht van homo-emancipatie, aan het idee dat er gelijke rechten moeten zijn, wat je seksuele voorkeur ook is. Het is de gangbaarheid van dat idee – te vaak niet waargemaakt, maar als idee wel degelijk wijd verbreid – die ministers ertoe brengt om hun neus te laten zien op  zo’n boot. Die ministers – en ook burgemeester Cohen – verdienen zelf geen dank of zoiets. Maar dat ze er zijn, laat zien hoe sterk we – homo’s, lesbo’s en iedereen die voor hun/ onze rechten opkomt – wel degelijk zijn. En ook hier geldt: okay ministers, u was hier? Maakt u  het nu maar weer eens waar in Den Haag. De spanning tussen mooie woorden vandaag, en homofobe daden gister en morgen, blijft. Maar hun aanwezigheid vandaag maakt de ministers kwetsbaar van druk uit onze – roze, rode – hoek.

Daar komt nog blij dat het hier PvdA-ministers betreft in een coalitieregering met minstens één homo-onvriendelijke partij, de Christen Unie. En uit de reacties blijkt al wat er dan gebeurt: polarisatie, spanning, debat. Minister Van Middelkoop, van  ‘Defensie’, noemt de aanwezigheid van ministers van juist deze partij “misschien zelfs een beetje  provocerend”. (NRC, 2 augustus 2008). Op dit punt horen we – zonder enige illusie dat de PvdA-ministers betrouwbare vrienden van homo-rechten zijn – glashard een kant te kiezen:L tegen degenen die in ieder geval vijanden zijn.

Ja, en dan de slotopmerking van Kees Hoogendijk. Kort samengevat: waar is links in dit alles?  Inderdaad vrijwel nergens, en dat deugt niet. Ik deel zijn ergernis, maar wil er een paar  opmerkingen aan toevoegen. In de eerste plaats: ja, ik zou het mooi vinden als er een boot vol socialisten zou meevaren, met naast roze en regenboogkleuren ook mooie rooie vlaggen. Maar ik zou wel eens willen weten welk geluid die boot verder zou laten horen. Wat zegt bijvoorbeeld de SP vandaag de dag dat niet door Plasterk, het COC en Amnesty al gezegd is – en vaak harder en beter gezegd bovendien? Misschien mogen we als linkse homo’s en lesbo’s wel weer eens na gaan denken over wat homobevrijding nu werkelijk betekent.

Misschien mag links ook wel eens wat scherper naar zichzelf kijken. Ik loop nu sinds 1986 mee in de radicaal-linkse beweging, sinds 1988 als socialist, tot voor kort binnen de Internationale Socialisten. Ik was tamelijk openlijk uit de kast in het grootste deel van deze periode. Ik ken nogal wat mensen uit die linkse beweging dus persoonlijk, en zij mij, inclusief mijn seksuele voorkeur. En het aantal openlijk homoseksuele socialisten in mijn kennissenkring, zo ruim mogelijk gerekend (dus inclusief iemand die ik al jaren niet meer spreek maar ooit heb gekend) bedraagt welgeteld…. vier. Er is iets dat links onaantrekkelijk maakt voor homo’s en lesbo’s. Of er is iets dat homo’s en lesbo’s óók binnen de linkse beweging ervan weerhoudt om uit de kast te komen. Of allebei. Hoe we op deze manier een boot gaan vullen met roze socialisten mag eerst nog wel eens nader worden onderzocht.

Naar mijn idee is het bovendien verkeerd om de Gay Pride te zien als een politieke manifestatie die geleidelijk aan is afgegleden in een commercieel festijn. Het is, in de jaren dat het bestaat, steeds vooral een feestelijke manifestatie geweest van allerlei aspecten van homo- en lesbo-leven. Altijd waren er wel kritische geluiden, altijd was er ook een flinke rol voor minstens de homo-horeca en dergelijke. Voor Roze zaterdag – wél opgezet als demonstratie voor homo-rechten – geldt iets anders. Maar Gay Pride is een vertoon van trots op wie we als homo’s en lesbo’s zijn, een feestelijke vertoon van trots.

Ja, dat heeft altijd, onder de laag van commercie, kritische ondertonen zolang de maatschappij als geheel homoseksualiteit nog steeds een beetje tweederangs vindt. Maar dan nog: een feest is geen demonstratie, en vandaag was het feest. De sleutel om Gay Pride weer wat kritischer en minder commercieel te krijgen ligt in de maatschappij als geheel waarin alles wat commercieel is overheerst. Als de Kalverstraat minder commercieel wordt, dan wordt Gay Pride het ook – maar niet veel eerder.

1 Responses to Gay Pride: kritische gedachten aan de Amsterdamse grachten

  1. Joe schreef:

    Goed stuk Peter! Deze kwestie doet mij ook een beetje denken aan de reclames van “United Colors of Benetton”. Deze soms prachtige reclames maakte mij, en velen met mij, bewust van racisme in de wereld. Later blijkt dat Benetton op grove wijze de mensenrechten van de Mapuche in Chili en Argentinië schend om goedkoop aan hun wol voor hun kleertjes te komen. Benetton hoef ik niet meer, maar een anti-racist en een internationalist ben ik nog steeds.
    De gay-pride is dan misschien wel commercieel, maar het heeft wel weer even de discussie naar boven gebracht. Nu is het aan ons om die discussie ook gaande te houden. En dat moet niet zo moeilijk zijn, want in Limburg praten ze ook het hele jaar over het carnaval. 😉

Plaats een reactie