Nepal is al vele jaren het toneel van intens verzet vanuit de straatarme bevolking. Dit verzet kende door de jaren heen diverse vormen: demonstraties, een langdurige guerilla, meerdere stedelijke opstanden waarvan de laatste, in 2006, bijna tot een revolutionaireomverwerping van de hele machtsstructuur leidde. De laatste dagen zijn er wederom grote straatprotesten.
De achtergrond van dit alles is diepe onvrede , veelal gekanaliseerd via de Maoistische Communistische Partij van Nepal. Die begon in de jaren negentig een guerilla tegen de monarchie, de machtige grootgrondbezitters en de politieke kliek die de belangen van de rijken trouw diende, en de politieke baantjes verdeelde via verkiezingen die wenig tot niets veranderden voor de arme meerderheid. In 2005 riep de koning de noodtoestand af om de oorlog des te effectiever te kunnen voeren. De buitenspel gezette gevestigde politieke partijen – de Congrespartij en meerdere Communistische Partijen (feitelijk milde sociaaldemocraten, hooguit) – keerden zich nu tegen het bewind. De Maoisten maakten een afspraak met deze partijen om enerzijds de guerillastrijd te onderbreken, anderzijds samen met die partijen de straat op te gaan tegen de monarchie.
Dat laatste gebeurde – op grotere schaal dan de poltieke leiders waarschijnlijk verwachtten en beoogden. Felle massademonstraties, gevechten met de veiligheidstroepen, barricaden… het scheelde weinig of een menigte had het koninklijk paleis bestormd. Dat was in april 2006. Er kwam een politiek akkoord, de koning haalde bakzeil, er kwamen verkiezingen voor een grondwetgevende vergadering, en uiteindelijk ruimde de monarchie het veld.
Daarmee was veel gewonnen – maar veel ook niet. Verkiezingen maakten van de Maoisten de grootste partij. Die partij ging regeren, samen met anderen. Maar er waren conflicten: volgens afspraak zouden de guerrillastrijders opgenomen worden in het nationale leger, maar de opperbevelhebber werkte dat tegen. Daarom ontsloeg de Maoistische premier de generaal. Maar de president, van een andere partij dn de Maoistische, maakte dat ontslag ongedaan. Kort daarna verlieten de Maoisten – wie het feitelijk regeren zo ongeveer onmogelijk werd gemaakt door dit soort militaire en politieke tegenkrachten – de regering. Na een lange guerilla-oorlog, een half doorgeette revolutie, en een verkiezingsoverwinning stonden de Maoisten nog altijd buiten de poorten van de macht.
Nu hebben die Maoisten opnieuw straatprotesten op gang gebracht. “Tienduizenden Maoistische betogers hebben het hoofdkrartier van de Nepalese regering voor de tweede dag geblokkeerd”, meldt Aljazeera. Het is de climax van tien dagen straatprotest, waaronder een demonstratie die botste met de oproerpolitie: 20 gewonden.
Met de straatblokkades van gisteren en vandaag sluiten de Maoisten deze actieperiode af. Ze geven, aldus één van hun leiders, de regering hiermee de tijd naar hun eisen te kijken. Die komen, zo valt te lezen in Ben Peterson’s verhelderende, maar wel tamelijk onkritisch pro-Maoistische stuk: “Nepal: The People’s Movement” neer op het vertrek van de regering. Peterson bericht over de omvang en diepte van de protesten: “Er zijn al demonstraties en blokkades van diverse bestuursgebouwen her en der in het land geweest. In sommige gebieden zijn berichten over alternatieve plaatselijke besturen die ingesteld worden.”
Als dat inderdaad zo is, dan is de onderbreking van de protesten niet erg slim: het geeft de regering tijd om op adem te komen en een tegenaanval tegen de verzetsbeweging voor te gaan bereiden. Veel beter toch om die beweging gaande te houden, en er deze keer een echte revolutie van te maken?
Maar de houding van de Maoistische leiding is wel tekenend voor hun politiek. Die komt namelijk niet neer om ene consequente revolutionaire houding. Protesten, guerrilla en stedelijke opstand zijn in het Maoistische beleid tactieken, pressiemiddelen, om hun leiding in de regering te krijgen. Het gaat er om de feodale structruren af te breken, en een terugkeer naar de monarchie te blokkeren. Maar het gaat er niet om de arme massa’s van arbeiders en boeren élf in het zadel te brengen. In het Maoistische, aan het Stalinisme ontleende jargon: het gaat om een nationaal-democratische revolutie, niet om een socialistische. Daarom waren de maoisten op het hoogtepunt van de revolte van april 2006 niet van plan de zaak op de revolutionaire spits te drijven, maar sloten ze een vredesaccoord. daarom speelden ze het parlementaire spel in alle ernst, tot rechts hun dat onmogelijk maakte. En daarom onderbreken ze de huidige opstand vóór die tot een complete revolutie uit groeit. Het is een tragische koers, die wéér een revolutionaire mogelijkheid verkwanselt, in de hoop op machtsposities binnen dit bestel.
Toch zijn er tekenen van hoop. In de eerste plaats blijkt uit de massale deelname aan de protesten dat de strijdlust van grote aantallen mensen in Nepal bepaald niet gebroken is. De Maoistische leiders mogen de massa’s proberen te behandelen als figuranten in een drama waarin slechts de leiding het script schrijft en de massa’s net zo snel weer van het podium kan dirigeren als ze erop hebben mogen klauteren. Onder die massa’s zijn echter ongetwijfeld mensen die dat slechts met tegenzin doen – of helemaal niet. Het is bepaald niet uitgesloten dat onder demonstranten discussies woeden over hoe het verder moet, en of het niet beter zou zijn nu eens door te zetten en tot het uiterste te gaan, of het Maoistische hoofdbestuur dat nu goed vindt of niet.
Daarbij vinden kritische delen van de protestbeweging politieke aankopingspunten in discussies die intussen binnen de Maoistische partij plaatsvinden. Die partij wortelt in een hard Maoisme, een vorm van Stalinisme waarin de boeren een grote rol in het revolutionaire proces toegedicht krijgen en een partijleiding de touwtjes zeer strak in handen houdt. Maar de partij is niet eensgezind, en juist de impasse waarin het Maoistische verzet zich bevindt, roept vragen op.
Die discussie heeft een heel interessant aspect. Wat niet erg gebruikelijk is in Stalinistische organisaties gebeurt hier: de opvattingen van Trotski, Stalins criticus in de jaren na de Russische revolutie, krijgen positieve aandacht in de partijleiding. Bhattarai, een lid van het politburreau van de Maoistische partij, korte tijd minister van Financiën toen de partij mocht tereren, maar ook een theorieticus van de partij, schreef in een partijblad (geciteerd op de website In Defence of Marxism): “in de huidige context is het Trotskisme om de zaak van het proletariaat vooruit te helpen relevanter geworden dan het Stalinisme.” Trotski, zo luidt de redenering, zag de noodzaak van een internationale revolutie – iets dat in een tijd van globalisering van het kapitalisme een belangrijk inzicht is.
Deze positieve houding ten opzichte van Trotski is omstreden in de Maoistische partij. een andere partijleider, Kushal Pradhan, vindt het helemaal niet nodig om Trotski’s inzichten te hilp te roepen. De partij is bepaald niet als geheel omgezwaaid in Trotskistische richting.
Erkenning van de noodzaak van internationale revolutie is bovendien slechts één element in Trotski’s erfenis waar maoisten iets aan kunnen hebben. Er is veel meer. Trotski’s theorie van de permanente revolutie – het idee dat een revolutie niet bij democratische, antifeodale taken halt moet houden maar in één moeite door de arbeidersklasse aan de macht kan helpen en ene socialistische koers kan inslaan – is in Nepal minstens zo belangrijk als het hameren om internationale revolutie.
Permanente revolutie als theoretisch inzicht zou de Maoisten het theoretische handvat verschaffen om de protestbeweging inderdaad volle ruimte te geven een aan te jagen tot een complete overwinning. En dan is er nog de erkenning van democratie binnen de partij, waarin Trotskisten niet vlekkeloos zijn, maar wel drastisch, kwalitatief, en positief van Maoistisch Stalinisme verschillen.
Of Bhattarai die aspecten van Trotski’s politiek in zijn artikel deze aspecten van Trotski’s inzichten naar voren brengt, is me niet helemaal duidelijk. Maar dat het taboe op Trotskisme in wellicht de sterkste Maoistische beweging ter wereld is doorbroken, is al een hele, en een hele positieve, stap.