De uitslag van de Duitse verkiezingen van afgelopen zondag heeft ter linkerzijde flink wat reacties losgemaa. Niet al die reacties zijn even verstandig. Vooral het goede resultaat van Die Linke heeft hier en daar een wat al te juichende ontvangst gekregen.
Eerst maar even de grote lijnen. Zoals verkiezingen in parlementair geregeerde staten doorgaans, zijn ook in deze verkiezingen meerdere krachtmetingen met elkaar verstrengeld. Het is zaak ze te ontwarren, en daarna kijken we verder.
De eerste krachtmeting is de strijd tussen links en rechts in de breedste zin van het woord. Enerzijds de partijen die – hoe indirect en vaag ook – verbonden zijn met arbeidersbeweging en verwante sociale bewegingen. De partijen die het kapitalisme tenminste nog enigszins willen inperken ten gunste van de brede onderkant van de maatschappij, ten gunste ook van milieu en internationale rechtvaardigheid. In Duitsland zijn dat Die Linke, de Groenen en – jawel, nog steeds – de SPD. Anderzijds de partijen die onverkort het kapitalisme voorstaan en de belangen dominante ondernemersklasse verdedigen. In Duitsland hebben we het dan over christendemocratische CDU-CSU (de partij van bondskanselier Merkel), en de liberale FDP. Die krachtmeting is – niet met een enorm verschil, maar toch onmisje kenbaar – gewonnen door rechts. CDU-CSU en FDP samen gingen iets vooruit, SPD, Die Linke en de Groenen gingen tesamen iets achteruit. Het zit erin dat er nu een rechtse regeringscoalitie komt. Dat is geen goed nieuws.
Mara er vonden tegelijk andere krachtmetingen plaats: bínnen rechts, en bínnen links. Beide krachtmetingen zijn gewonnen door de radicalere vleugels. Ter rechterzijde won de FDP opmerkelijk veel. Ze behaalde haar beste resultaat sinds 1949. De partij vocht haar campagne met een programma van verregaande bezuinigingen, en zag haar rechtse scherpte beloond. CDU-CSU, veel voorzichtiger in dat opzicht en niet eenstemmig enthousiast over de harde lijn van de FDP, verloor veel. Rechts als geheel is dus niet alleen iets groter geworden, maar daarbinnen heeft neoliberaal hard rechts haar positie versterkt.
Ter linkerzijde zien we een soortgelijk patroon. Links is weliswaar iets gekrompen, maardarbinnen is het stevig en radicaal links dat sterker is geworden. Vooral Die Linke – een nog tamelijk nieuwe formatie, maar zoals op Lenin’s Tomb terecht wordt opgemerkt, géén eendagsvlieg – deed het goed, groeide 4 procent en kwam op 12 procent uit. Maar ook de Groenen – die weliswaar veel van hun radicale glans verloren hebben, maar in ieder geval deze keer niet meeregeerden – wonnen flink en kwamen op 10,6 procent. Grote verliezer was de sociaaldemocratische SPD, die 11 procent kwijtraakte en nog slechts 23 procent van de stemmen behaalde. Heel veel mensen straften zo de SPD af voor deelname aan een regering die bezuinigingen doorvoert en ook nog eens oorlog voert in Afghanistan – een oorlog die niet bepaald populair is.
De opokomst van Die Linke als alternatief tegenover de SPD is hoopgevend. Het laat zien dat met het verval van gevestigd, meegaand links er mogelijkheden liggen om een veel steviger, consistenter en geloofwaardiger links op te bouwen. Zoals in Nederland de SP de PvdA ter linkerijde uitdaagt en deels weet te vervangen, zo doet Die Linke dat in Duitsland. De opkomst van dit soort partijen betekent dat de woede van veel mensen wegens bezuinigingen en ander asociaal crisisbeleid een politieke vertaling krijtgt, tot in het parlement toe.
Dat is – met rechtse kapers die onvrede hun racistische draai geven – niet onbelangrijk: hoe sterker een SP of een Linke, hoe minder speelruimte voor Wilders in Nederland, voor fascistische partijen in Duitsland. Zo zien we in Duitsland dat de NDP, een verkapte nazi-partij, slechts een schamele 0,1 procent wist te behalen. Vanuit de proteststemming in dat land gaan veel mensen naar línks, en de stevige opstelling van Die Linke zou daar wel eens veel mee te maken kunnen hebben. Dat dit in Nederland anders loopt, zou wel eens mede veroorzaakt kunnen worden door de steeds meegaander opstelling van de SP, die niets liever lijkt te willen dan braaf meeregeren.
Er dient echter bij alle positieve reacties op de groei van Die Linke wel een stevige kanttekening te worden geplaatst. Hier en daar zie ik in dit verband formuleringen die niet kloppen. Lenin’s Tomb bijvoorbeeld ziet in de uitslag een “een manier waarop de historische ineenstorting van de sociaaldemocratie zich voltrekt”. Als hij bedoelt dat de opkomst van Die Linke en de afgang van de SPD een ineenstorting van de sociaaldemocratie als zodanig inhouden, dan heeft hij het grondig mis. Net zo problematisch is de uitspraak van Mona Dohle in een op zichzelf zinnig stuk op de website van de Internationale Socialisten (IS). Zij spreekt van een “historische nederlaag voor de failliete Duitse sociaaldemocratie”, de kop van het stuk luidt ook nog eens “Opnieuw historische nederlaag voor Duitse sociaaldemocratie”.
Wat er mis is met typeringen als “ineenstorting” of “historische nederlaag” van de “failliete Duitse sociaaldemocratie”? Minstens twee dingen. Allereerst de gelijkstelling van de sociaaldemocratie met één specifieke partij, de SPD, die inderdaad een electorale dreun heeft gekregen. Maar de sociaal-democratie in Duitsland is groter dan één partij! Die Linke vertegenwoordigt niet zomaar een niet-nader-omschreven soort van ‘radicaal links’ zoals zowel Lenin’s Tomb als Mona Dohle dat impliceren. Die Linke is radicaal sociaaldemocratisch links: het is een partij die via verkiezingen en wetgeving verbeteringen wil bereiken ten gunste van arbeiders, van milieu en dergelijke. De partij probeert hier te doen wat de SPD steeds meer nalaat: het kapitalisme hervormen.
De verhuizing van kiezers van SPD naar Die Linke is voor een belangrijk deel een verhuizing van sociaaldemocratische arbeiders die steeds minder sociaaldemocratie terugvinden in een SPD, die eerder sociaal-liberaal is, en die Die Linke een zinnig alternatief vinden. Er is dus wel een ineenstorting van de SPD, maar daarmee nog niet van de hele sociaaldemocratische traditie in Duitsland. Integendeel – die wordt in en via Die Linke juist gereanimeerd!
Maar ook de teloorgang van de SPD kunnen we maar beter niet overschatten, want “failliet” is de SPD zeker nog niet. Mona Dohle zelf schetst al hoe binnen de SPD linksere geluiden hoorbaar zijn die een koerswijziging van de partij willen. Eenmaal in de oppositie komt de partij naast Die Linke en de Groenen te staan. Het is helemaal niet onwaarschijnlijk dat de partij zich daardoor weer linkser gaat profileren, om kiezers terug te winnen die nu naar Die Linke en ook de Groenen zijn gegaan. Het is niet ondenkbaar dat dit zelfs voor een flink deel nog lukt ook, deels vanwege traditionele en weliswaarverwakte maar niet verdwenen bindingen van SPD met vakbonden. Ja, de SPD is zwaar gehavend. Maar voor een overlijdensbericht of bankroetverklaring is het bepaald veel te vroeg.
Is mijn typering van Die Linke als sociaaldemocratisch te beperkt? Ja, ik weet dat binnen die partij revolutionairen, zelfs in groepsverband, actief zijn. Ik weet dat actieve leden van de partij zich sterk maakten voor protesten tegen bijvoorbeeld de NAVO in Straatsburg. Er zitten binnen de partij tal van leden die beslist geen sociaaldemocraten zijn, maar dichter in de buurt van revolutionair socialistische politiek staan. Zulke mensen heb je binnen de SP ook – en tot diep in de jaren tachtig had je ze zelfs in de PvdA (als je goed zoekt vind je er nu ook nog wel drie of vier, wellicht). Maar zij bepalen niet de koers en de identiteit van de partij.
Die Linke is in essentie gebouwd op het samengaan van twee vleugels – en beiden waren in essentie sociaaldemocratisch. Er was de PDS, die voortkwam uit de oude SED, de ‘Communistische’ partij van de voormalige DDR (‘Oost-Duitsland’). Die partij stond in de jaren negentig aldoor stevig in dat voormalige Oost-Duitsland, en regeert hier en daar zelfs mee. Ze ontwikkelde zich tot een parlementaire linkse partij, met iets radicalere standpunten dan de SPD maar met volop de bereidheid om de gevestigde staat te helpen besturen in een kapitalistische context. Ook waar de PDS meeregeerde, werd netjes bezuinigd. Klassiek sociaaldemocratisch, dat werd meer en meer de politiek van deze organisatie.
Vanaf 2003 kwam in het westen van Duitsland intussen steeds meer kritiek op de bezuinigingen van de toenmalige SPD-regering onder kanselier Schröder. Sociaaldemocraten en boze vakbondsmensen begonnen een Verkiezingsalternatief voor Werk en Sociale Rechtvaardigheid (WASG). Binnen die groepering werden ook revolutionairen van diverse tradities – ook de traditie waar de IS deel van uitmaakt trouwens – actief. Maar ook binnen de WASG domineerde een linkse, vaak best strijdbare, maar toch sociaaldemocratische aanpak.
Welnu, de door sociaaldemocraten gedomineerde WASG fuseerde in 2007 met de dóór en dóór sociaaldemocratische bestuurderspartij PDS. Hoe zeer dit ook een welkome versterking was van krachten links van de SPD, het is in essentie een sociaaldemocratische versterking in die positie.
Dat zie je ook aan de leiding van de partij. Daarin vinden we Gregor Gysi, eerder de welbespraakte aanvoerder van de PDS en een beetje de Duitse Jan Marijnissen. daarin vionden we ook ex-SPD-er Oscar Lafontaine, eerder als SPD-er ooit premier van de deelstaat Saarland, ooit ook minister van financiën onder Schröder, een klassieke Keynse iaanse sociaaldemocraat die echter bereid is zowel veel linksere taal te bezigen als ook nare nationalistische retoriek te bezigen. Het laat maar zien hoe wendbaar sociaaldemocratische politiek is – zonder op te houden sociaaldemocratische politiek te zijn.
Jazeker, Die Linke verdient electorale steun als tegenwicht tegen rechts en tegen de uitverkoop-politiek van de SPD. Maar het is verkeerd en riskant om Die Linke te benaderen alsof het iets principieel ánders, méér is dan een nieuwe linksere variant van de sociaaldemocratie. De kans dat de partij werkelijk weerstand biedt en blijft bieden aan de verleidingen van regeringsdeelname, lijkt me tamelijk klein.
Nu al neemt ze als opvolgerspartij van de PDS aan deelstaatregeringen deel, met alle nare gevolgen -meeverantwoordelijkheid voor bezuinigen, inkapseling, kortom het soort ellende waardoor de SPD zo aangetast is – van dien. Dit is trouwens een gevaar dat in de door mij aangehaalde stukken wel degelijk wordt onderkend. Maar ik heb het idee dat de mate waarin een partij als Die Linke uit dit bestuurlijke vaarwater kan komen en blijven, schromelijk wordt overschat.
Een opmerking tot slot. Dat twee aanhangers van Marx21, geestverwanten van de IS – als parlementslid voor Die Linke zijn gekozen – zoals Socialist Worker, weekblad van de Socialist Workers Party (zusterorganisatie van de IS in Groot-Brittannië) meldt – is echt een uitglijder, of erger. Revolutionairen horen niet als lid van sociaaldemocratische partijen in parlementen te gaan zitten, maar alléén als openlijke en zelfstandige revolutionairen, met alle politieke bewegingsvrijheid dir daarbij hoort. Maar dat is weer een andere discussie…