Nog wat meer indrukken van, en observaties naar aanleiding van, het ene dagje Marxisme Festival waar ik, afgelopen zaterdag, bij was. Een tweetal bijeenkomsten waar ik aan deelnam heb ik nog niet besproken. En er zijn nog wat gedachten her en der die, op de dag zelf en vooral naderhand, bij me loskwamen.
Eén van de twee meetings had als titel: “Van proteststem tot pluche: waar gaat de SP naartoe?” Spreker peyman jafari, van de Internationale Socialisten, leidde de discussie in. SP-Kamerlid Ronald van Raak, die ok zu komen spreken, was verhinderd wegens… inderdaad, het SP-congres afgelopen weekend.
Peyman traceerde de ontwikkeling van de SP tot linkse sociaal-democratische partij vanuit de niet helder verwerkte Maoistische wortels van de SP in de jaren zeventig. Ja, de SP had afstand genomen van China als model voor een socialistische maatschappij. Maar van een echte theoretische verwerking van het Stalinisme – waarvan het Maoisme een vorm is – was geen sprake. Hieruit zou dan, volgens Peyman, deels te theorie-armoede van de partij te verklaren zijn, plus de neiging om politiek van economie te scheiden, en in de politieke benadering een wat Peyman economistische benadering noemde erop na te houden. Materiële eisen – beter loon, hogere uitkeringen – kregen voorrang. Meer culturele kwesties – vrouwenrechten, de strijd tegen racsme – kregen erg weinig specifieke aandacht.
De SP zag – nog steeds volgens Peyman – kans de ruimte deels op te vullen die ter linkerzijde vrijkwam door het steeds verder loslaen door de PvdA van haar sociaal-democratische beginselen. De SP kritisieerde vanaf de jaren negentig het neoliberalisme, en groeide op deze basis in de vrijgekomen rumte gestaag. Dat ging, met SP-inzet tegen de diverse oorlogen onder Bush, deelname aan de andersglobalistische protesten en stelngname tegen de EU-grondwet in het referendum in 005, door tot de verkiezinszege van 2006. De successen keer op keer gaven de partijleiding ook nog eens een enorm krediet en gezag in de partij.
Toen kwam er de klad in. De partij koos voor een keurige aanpak, in de hoop dat daarmee de kans op regerngsdeelname groter werd. Die deelname was ze in 2006-2007 misgelopen, en dat wilde de partijtop een volgende keer voorkomen door zich verder naar het midden te bewegen. Tegenover Wilders werd maar nauwelijks een stevig tegengeluid voortgebracht. de rol van anti-establishentpartij gleed steeds meer weg uit SP-handen, en kwam bij de keiharde rechtse oppositie van de PVV terecht. Gestaag verdwenen veel kiezers in de peilingen.
Waar Peyman vooral ook een punt van maakte was de geringe bereidheid van de SP om samenwerkingsverbanden met andere stromingen aan te gaan. Dat maakte verzet moeilijker, en ondermijnde ook de profilering van de SP als protestpartij. Peyman betreurde dat, en ziet graag dat de SP zowel naarlinks gaat in haar opstelling als een opener houding qua samenwerking aangaat.
In de discussie viel vooral een bijdrage op van een IS-er die de vroegste tijden van de SP nog bewust had meegemaakt, en veel zinnigs zei over de doorwerking van de Maoistische wortels van de partij. Hij wees met name op het Maoistische concept van de “massa-lijn”, waarin de “juiste ideëen” geacht werden rechtstreeks “uit het volk” te komen. Hiermee was en is de neiging van de SP om te vinden wat de achterban vindt, en zich op die basis populair te maken, verklaard. De sociaal-democratische opstelling van de SP is dan gene product van onverwerkt Maoisme, maar van dóórgaand Maoisme in een andere vorm. Zinnige observatie, naar mijn mening.
In de discussie gingen mensen door over de tamme opstelling van de partij, het feit dat met de grote Kamerfractie vanaf 2006 en de vele gemeentelijke bestuurders veel actef partijkader werd weggezogen, zodat het actievoeren verwaarloosd werd, over de crisis waar de partij zich in bevindt. Zelf vroeg ik me in een bijdrage in de discussie af of er wel zo’n crisis is: parlementare partijen hebben wel eens vakereen electorale dip, en krabbelen dan weer op. daar bracht iemand tegenin dat SP-ers zelf, volgens gesprekken diehij had, wel degelijk een crisis ervoeren. ik spreek weinig SP-ers, dus ik vermoed dat hij er iets meer zicht op heeft dan ik.
Een ander punt dat ik maakte ging over SP-stemmers. Mensen stemmen op de partij om de partij groot te maken – zodat die kan gaan regéren! Dat was het idee in 2006, dat is het ook nu. Wie niet wil dat de SP inderdaad gata regeren, moet geen SP stemmen en daartoe ook niet oproepen.Wie SP stemt, wie oproept om SP te stemmen, en niet wil dat de partij eventueel gaat regeren, die is niet erg consequent. Op de vraag die Peyman – tijdens mijn bijdrage, erg ongedisciplineerd (zeker voor een Leninist :-D) mij toeriep – “wat is het alternatief?”, of woorden van die strekking – antwoordde ik dat naar het standpunt om SP te stemen, nog maar eens heel kritisch gekeken moest worden…
Peyman rondde de discussie af door – nogmaals, hij had dat in zijn inleiding ook al gedaan – mensen op te roepen een stem op de SP uit te brengen, tegelijk kritisch te blijen op die partij, maar niet “ultralinks” tegen de SP te doen. Wat dat precies betekent volgens hem, “ultralinks”, werd niet echt verklaard, maar ik vermoed dat niet-op-de-SP-stemmen eronder valt. Welnu, ik ben op mijn ouder dag graag besmet met de diverse linkse kinderziekten, I was so much older then, I’m yonger than that now, zong Bob Dylan al eens.
De laatste meeting waar k bij was heette “Chris Harman – historicus van het volk”. De inleiding werd gedaan door Marcel van der Linden, directeur onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en een zeer humoristisch mens. Harman is een november vorig jaar overleden vooraanstaand lider van de Socialist Workers Party (SWP), zusterorganisatie – of moederorganisatie, zoals de spreker het treffend noemde – van de IS. Harman heeft, naast een reeks andere werken, een prachtboek nagelaten: “A People’s History of the World”. Daarover, maar vooral ook over het verschijnsel “geschiedschrijving van het volk”, “geschiedenis van onderaf”, ging de bijeenkomst.
De spreker schetste hoe geschiedschrijving in de loop van de laatste eeuwen was geëvolueerd. Aanvankelijk was het vooral gschiedenis van Grote Persoonlijkheden (vooral mannen), die verhalend werd gebracht: de machtigen van de aarde, koningen, presdenten, noem maar op. Met de opkomst van links, van de arbeidersbewegingen werden aan die Grote Mannen de aanvoerders – nog steeds mannen trouwens, zo vermeldde de spreker subtiel – van linkse partijen en organisaties en dergelijke toegevoegd.
Vanaf de jaren dertig ontstond dan in Engeland een traditie van ‘people’s history’, vanuit hstorici die lid waren (en soms bleven, maar soms ook niet) van de Communistische Partij. We hebben het dan over mensen als Eric Hobsbawn, Christopher Hill, John Saville en E.P. Thompson. Er kwamen ook andere vergelijkbare tradities op, ook in andere landen, en het idee “geschiedenis van onderop” won veld. Een mijlpaal werd het boek van Howard Zinn: “A People’s History of the United States”, van historicus én linkse activist Howard Zinn, begin van dit jaar op hoge leeftijd overleden. Het boek van Harman staat in deze traditie.
De spreker ging vervolgens in op kracht en tekortkomingen van het werk. Het was iets teveel vertellend, te weinig verklarend, maar gezien de enorme omvang van het project – een zelfmoordmissie, volgens Marcel van der Linden – overheerste toch welwillendheid en respect voor de prestatie die Harman had geleverd, en die een lezenswaardig boek had opgeleverd.
In de discussie ging het allerlei kanten op. Er werd gesproken over de trend richting een steeds apoltieker benadering van geschiedenis-van-onderop. Het draait vaak uit op een verzameling wetenswaardigheidjes zonder veel evidente relevantie. De spreker had er in de inleiding al op gewezen dat geschidenis-van-onderop niet an zonder inzicht in wat er van-bovenaf gebeurt en bedacht wordt. Er kwam een vraag waarom in Nederland geschiedschrijving van de arbeidersbeweging zo vaak de vorm aannam van biografieën, iets waar Marcel van der Linden juist wel van gecharmeerd bleek te zijn.
Er werd ook gesproken over Harman zelf, zijn boek en andere bijdragen. Er ware verschillende inzichten over zijn gebruik van de metaforen ‘basis’en ‘bovenbouw’ in de marxistische analyse. Aanwezige IS-er vonden dat Harman toch wel meer analytische verdiensten liet blijken in het boek waar de meeting draaide dan de spreker aangaf. Zelf wees ik op de rol die harman jaar na jaar speelde bij het aanscherpen en up-to-date houden van inzichten van Trotskistische revolutionairen. Keer op keer was het bij nieuwe ontwikkelingen Chris Harman, die door middel van een gedegen en onderbouwd achtergrondstuk in de International Socialism Journal, kwartaalblad van de SWP, een analyse gaf die veel oriëntatie bood. Voorbeelden: stukken Islam-fundamentalisme, globalisering, de perestroika in Rusland en de omwentelingen in oost-Europa die daarop volgden. Hoe ik er politiek nu ook over dacht, dat was waardevol.
Juist die laatste bijeenkomst – en hiermee verlaat ik de bijeenkomsten zelf en kom ik tot wat observaties – wekte vooral achteraf een dubbel, wat weemoedig gevoel bij me. Enerzijds de verbondenheid met een politieke traditie waar ik me meer dan twintig jaar in thuis heb gevoeld, en de sterke banden die ik met allerlei aspecten ervan – maar vooral met personen erbinnen met wie ik te maken heb (gehad) – nog steeds voel. Anderzijds de, de laatste zeven maanden snel gegroeide afstand die ik momenteel voel ten opzichte van deze traditie. Ik vind het Trotskistische project – de opbouw van een revolutionaire partij om de arbeidersklasse aan de macht te leiden – inmiddels misplaats, verkeerd, riskant. Tegelijk is de onderliggende drive voor dit project – een wereldwijde revolutie tegen het kapitalisme vooruithelpen – ook mijn drive , hetgeen de afstand tegelijk minder maar ook schrijnender maakt. Het project is onjuist, die revolutie moet op ándere manieren dichterbij gebracht worden. Maar het dichterbij brengen ervan is noodzakelijk, steeds noodzakelijker.
Terugblikkend op de hele dag: het viel me mee. De bijeenkomsten waar ik was, waren degelijk en nuttig en in sommige gevallen – vooral de inleiding van Pepijn brandon over geschiedschrijving over de Russsische revolutie – ongebruikelijk van opzet en daardoor verfrissend. Ze waren ook – op die over de SP na; daar zag ik teveel lege stoelen – redelijk tot goed bezocht, hetgeen er misschien mee te maken had dat het totale aanbod aan meetings om uit te kiezen iets minder groot was dan andere jaren.
Dingen die me de afgelopen jaren stoorden, zaten me nu trouwens minder dwars. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de rare titel van het gebeuren: marxisme Festival. Bij een festival denk ik echt aan iets anders dan aan een reeks seminars. het was nuttig, maar feestelijk vond en vind ik het allemaal geenszins. Dat dit, en andere typerende IS-dingetjes (het overal verkopen van de krant van de IS, de erg gestroomlijnde vorm van het evenement ook) me minder dan ooit stoorden, heeft vast te maken met die eerder genoemde afstand: het is niet langer mijn ortanisatie, mijn traditie, en dus ook niet mijn verantwoordelijkheid, dus ik maak me over die kanten niet meer druk. Ik ben geen deel meer van de collectieve gastheer, ik ben zelf te gast. Als zodanig voel ik me welkom, als zodanig neem ik deel n doe ermee mijn voordeel – en dat blijf waarschijnlijk in de toekomst ook wel doen.