Rusland en Bahrein: de ene veroordeling is de andere niet…

19 augustus, 2012

zondag 19 augustus 2012

Een vreedzame actie tegen een autoritair bewind. Arrestatie, een proces. Uitspraak: meerdere jaren gevangenisstraf. We kennen het scenario – en we miskennen het tegelijk. Waarschijnlijk denken veel lezers dat bovenstaande beschrijving betrekking heeft op de schandalige veroordeling van die leden van de radicale punkband Pussy Riot in Rusland. Ja, deze beschrijving is daar op van toepassing – maar niet alleen dáár op. Precies op dezelfde dag dat het Pussy Riot-vonnis werd uitgesproken, werder in Bahrein nóg een uitspraak in een proces gedaan. Omdat dat andere proces vrijwel géén aandacht kreeg, begin ik dáár eens mee. Lees de rest van dit artikel »


Protesten in Saoedi-Arabië: omvangrijk, belangrijk

12 juli, 2012

donderdag 12 juli

Al enkele dagen komen er berichten over omvangrijke protesten in Saoedi-Arabië. Ooggetuigenverslagen, foto’s en filmpjes duiden op duizenden, mogelijk tienduizenden betogers, op veiligheidstroepen die met scherp schieten, en op zeker drie doden. Vrijwel niets daarvan bereikt ons via gangbare Westerse media. Het betreft echter belangrijke ontwikkelingen, met potentieel grote gevolgen. Lees de rest van dit artikel »


Arabische Lente: maar weer eens een tussenstand

13 juni, 2012

woensdag 13 juni 2012

Dit artikel schreef ik voor de Doorbraak-website, waar het intussen al te lezen staat.

De euforische hoogtijdagen van de Arabische Lente zijn voorbij. De weken en maanden dat grote demonstraties in meerdere landen tegelijk regimes aan het wankelen brachten, dat er in steeds nieuwe landen, van Mauretanië tot Oman tot in buiten de Arabische regio, van Swaziland tot in de Kaukasus, de Kaukasus, protesten op gang kwamen… die weken en maanden liggen achter ons. Maar het proces zelf waar de protestgolf van januari -april 2011 een climax in waren, gaat nog steeds door. Degenen die de Arabische Lente afschrijven als wéér een mislukte aanloop naar fundamentele verandering, zijn voorbarig en nodeloos pessimistisch. In meerdere landen smeult het vuur, juist ook in landen waar de oude orde het stevigst in het zadel lijkt te zitten. Lees de rest van dit artikel »


Bahrein, Jemen: voortdurende strijd en wat effecten

23 november, 2011

woensdag 23 november

Het protest tegen dictatuur in Noord-Afrika en het Midden-Oosten laait vandaag de dag opmerkelijk fel op. De meeste aandacht gaat terecht uit naar de grote demonstraties en gevechten in en rond het Tahrir-plein in de Egyptische hoofdstad Cairo. Maar ook uit andere landen waar de zich Arabische lente eerder gelden, komen berichten van acties en belangrijke politieke verschuivingen. Bahrein en Jemen springen er vandaag uit. Ook daar houdt de Arabische Lente nog steeds huis. Lees de rest van dit artikel »


Syrië: revolutie, repressie, hypocrisie

9 augustus, 2011

dinsdag 9 augustus

De Syrische opstand bereikt nieuwe, grimmige mijlpalen. Het Syrische bewind schiet maar door – en toen intussen toezeggingen. Een doorbraak is voor geen van beide kanten nog in zicht. Intussen beginnen allerlei staten zich ermee te bemoeien, met  oproepen aanhet bewind om minder grof op te treden en met geloofwaardige hervormingen te komen. Die oproepen zelf ontberen echter geloofwaardigheid. Saoedische hypocrisie kan nooit een productief antwoord zijn op Syrische repressie. De dappere en doorzettende opstandigen in Syrië verdienen échte bondgenoten, maar in regeringskantoren zijn die niet te vinden. Lees de rest van dit artikel »


Hel op aarde op Arabisch schiereiland

1 juni, 2011

woensdag 1 juni

De hel op aarde die getypeerd wordt door de woorden ‘kapitalisme’ en ‘staat’ heeft vele afdelingen. Vaak is de dagelijkse verminking, vernedering en vernietiging van mensenlevens gemaskeerd, of haast in slow-motion, niet acuut merkbaar doorgevoerd. Vaak wordt de gifpil met een suikerlaagje omhuld, hebben mensen weliswaar geen leven maar worden evenmin daadwerkelijk omgebracht. Vaak is de ondraaglijke slavernij enigzins hanteerbaar gemaakt door een loon waar je levensonderhoud en huur van kunt betalen, door werktijden die uiotblazen achter de TV niet helemaal onmogelijk maken. Vaak is de tyrannie vermomd als ‘democratie’. Vaak, maar niet altijd. Op veel plaatsen, maar niet overal. Een gebied waarvoor deze verhulling, deze fluwelen sluipende aanpak, voor veel mensen niet geldt, wordt gevormd door een reeks monarchiën op het Arabische schiereiland. Daar heerst de hel op aarden in zijn brute vorm. Saoedi-Arabië, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten…  het zijn oorden van verschrikking.

Lees de rest van dit artikel »


Saoedi-Arabië als regiomanager van de contrarevolutie

16 april, 2011

zaterdag 16 april

Er tekent zich een verschuiving af in de manier waarop de VS de opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika tegemoet tredt. Daar hangt ook een verschuiving mee samen in de rol van Amerikaanmse bondgenoten in de regio. De rol van Israël is meer op de achtergrond geraakt, de rol van Saoedi-Arabië treedt meer op de voorgrond. De verschuiving gaat bepaald niet zonder wrijving tussen minstens twee van de drie genoemde bolwerken van contrarevolutie. Want daarom gaat het: om tegenwicht bieden aan de plotseling op gang gekomen revolutionaire ontwikkelingen. Of deze strategische verschuiving in imperialistische verhoudingen en strategie beter gaat werken – voor de machthebbers – dan de vorige, is maar de vraag. Het is, ook gezien de bloedige aspecten van de nieuwe strategie, bepaald niet te hopen.

Lees de rest van dit artikel »


Enkele gedachten over de opstanden in Noord–Afrika en het Midden-Oosten

31 maart, 2011

Hieronder volgen enkele beschouwingen over de opstanden in Noord-Afrika en Het Midden-Oosten, op basis van een inleiding die ik afgelopen zaterdag 26 maart gaf op een informatiebijeenkomst van de Anarchistische Groep Amsterdam (AGA). Het is geen letterlijke tekstweergave, en het is ook flink ingekort. De vier ‘case studies’, Egypte, Tunesië, Bahrein en Libië, heb ik in onderstaand verhaal bijvoorbeeld niet zo uitgewerkt als ik dat in de inleiding wel deed. Een tot artikel omgewerkte, en stevig ingekorte, versie van mijn inleiding is wat hier volgt. Het artikel is, geïllustreerd en wel, ook te vinden op de website van Doorbraak.

Er zijn een tweetal houdingen jegens de opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die begrip van wat er gebeurt in de weg staan. De eerste bestaat uit het bouwen van een muur tussen de mensen hier, en de mensen daarginds. Het idee is als volgt: de mensen in die regio zijn zo anders, van cultuur, religie, mentaliteit, traditie, dat de opstanden daar zo ongeveer een exotisch verschijnsel zijn dat je kunt bewonderen of kunt afwijzen, maar waar geen gemeenschappelijkheid mee kan zijn. De Arabische ziel, de islamitische context, de cultuur van woestijnvolkeren, wat het ook is: het is daar helemaal ánders dan hier. Begrip is nauwelijks mogelijk, verbondenheid al helemaal niet. Dit heeft vriendelijke vormen: respect van wat daar gebeurt in al zijn eigenaardigheid. Het heeft onvriendelijke vormen: het zijn moslims, ook na vervanging van dictators blijven het daar gevaarlijke moslims. Maar zowel de vriendelijke als de afwijzende varianten gaan uit van een ondoordringbare muur. Wat daar gebeurt kun je bewonderen of afwijzen. Ermee communiceren is al bijna zinloos, er gemeenschappelijkheid in ervaren al helemaal niet.

Deze houding is ongefundeerd. Mensen die daar in opstand komen, doen dat voor heel herkenbare dingen. Ze willen meer vrijheid, minder corruptie, banen die past bij hun opleidingen, een behoorlijk bestaan. Tamelijk universele dingen, soms geuit in retoriek waarin plaatselijke religieuze en culturele tradities doorklinken, maar dat betreft niet te kern. En inmiddels is de opstandigheid allang niet meer beperkt tot de Arabische wereld, of tot landen waar de meeste mensen moslims zijn. Er is opstand is Swaziland, in zuidelijk Afrika, in een land waar mensen christelijk zijn of plaatselijke religies aanhangen. Er is opstand in Armenië, waar bijna iedereen christelijk is. Er is opstand in het overwegend katholieke Kroatië. De revoltes gaan niet over cultuur en religie, maar over politieke en economische grieven. Er is geen muur tussen hen en ons.

De tweede houding is andersom. Het is een houding van zodanige bewondering dat mensen er hun eigen idealen en opvattingen in herkennen, en de bewegingen daar vrijwel inlijven in hun eigen ideologieën en theorieën. We zien demonstraties, rellen, aanvallen op politiebureaus, gevechten met de politie, revolte… en we denken: dit zijn de plaatselijke versies van kraakrellen of andersglobaliseringsprotesten hier, het betreft hier links verzet, autonome revoltes, anarchistische revoluties of zoiets. Daarmee doen we echter de bewegingen daar onrecht. We claimen dan dingen tot de onze, eigenen ons de opstanden ideologisch min of meer toe, en respecteren daarmee niet de werkelijke strevingen van de opstandigen daarginds. Het is juist nodig om de opstandsbewegingen te proberen te verstaan vanuit wat mensen zélf willen, nastreven en bedoelen en als verlangens naar voren brengen. Evengoed kunnen we dan kijken of daar raakvlakken zijn met wat we bijvoorbeeld als anarchisten nastreven, en de hoop uitspreken dat die raakvlakken sterker worden, dat er libertaire dynamieken zich versterken, en kijken hoe we dat kunnen bevorderen. Maar doen alsof een anarchistisch streven nu al de hoofdstroom van de opstanden uitmaakt, is onjuist.

We kunnen de opstanden analyseren op drie niveau’s, in een soort gelaagdheid. Er is de vraag wat mensen drijft, wat de motivaties zijn voor grote aantallen mensen om in verzet te komen. Er is de vraag wat mensen bewust nastreven, wat hun eisen zijn, hoe ze de maatschappijen veranderd willen zien. En er is de vraag wat mensen allemaal dóén vanuit hun nmotivaties, en in hun pogingen om hun doelen te bereiken. Motivatie, politiek programma en wijze van optreden: het zijn drie lagen in de analyses. En we zullen zien dat er tussen die lagen soms spanningen bestaan, die voor een analyse vanuit anarchistische insteek van belang zijn.

Eerst de diepere drijfveren. Die betreffen allereerst een lang onderdrukte vrijheidsdrang. Men protesteert tegen dictatuur, tegen eeuwig aanblijvende presidenten, tegen noodtoestanden en uitzonderingswetten, tegen politiewillekeur en overal aanwezige geheime diensten. Men protesteert tegen de repressie, de onvrijheid, die in een veelheid van vormen de mensen neerhoudt en knevelt. Het is een woede over onvrijheid die in vrijwel alle delen van de bevolkingen van die landen opspeelt, van de allerarmsten die elk protest neergeslagen zien worden door politie, tot en met de bovenlagen die aanlopen tegen censuur, wanbestuur en incompetentie van topfunctionarissen die geen enkele kritiek dulden, ten guste van de dictator en zijn kliek. Het is een zeer breed levende motivatie.

Iets anders ligt dat met de andere grote drijfveer in de opstanden: protest tegen uitsluiting en armoede. Het gaat dasn om de hoge werkloosheid, vooral onder jongeren. Het gaat om het feity dat tientallen procenten van de bevolking leeft van een dollar per dag, en nog eens tientallen procent van misschien anderhalve of twee dollar. Dit alles tegenover een steenrijke toplaag. Een diep gevoel van sociaal onrecht, sociale uitsluiting, drijft met name mensen uit de volksklassen, arbeiders, krottenbewoners, arme boeren, tot protest. Klassenstrijd is binnen de opstandsbewegingen duidelijk als aanjager aanwezig. Een opvallende rol speelt hier het feuit dat in deze maatschappijen wel grote aantallen jongeren hogere opleidingen en diploma’s krijgen, maar geen banen die ook maar een beetje bij die opleidingen passen. Er ontstaan een enorme spanning tussen de hoop , verwachtingen en ambities van hoogopgeleide jongeren enerzijds, en een tamelijk uitzichtloos bestaan, een toekomst zonder toekomst als het ware, anderzijds. Dat is een grote aanjager van de opstandigheid, gesymboliseerd in de jonge academicus in Tunesië die zich in brand stak omdat de politie hem dwarsboomde toen hij in leven probeerde te blijven met de ver koop van groenten en fruit. De protesten daartegen groeiden uit tot de Tunesische revolutie.

De politieke en de sociaal-economische motivaties komen dan samen in de afkeer van de corruptie. Die corruptie drukt zowel iets economisch als iets politieks uit. Het gaat dan over de verstrengeling tussen bedrijven en politici, vette contracten voor de vriendjes van de president en dergelijke. Maar het gaat ook over alledaagse afpersing: mensen die moeten betalen om kans te maken op ene overheidsbaantje of een opleidingsplek; mensen die aangehouden door politie, mogen kiezen: mee naar de cel voor een dubieuze aanklacht, mogelijk om mishandeld te worden bovendien; of anders de ‘boete’ maar betalen. Dit type corruptie raakt vrijwel iedereen. Het is een vorm waarin juist ook mensen met weinig geld nog eens éxtra worden uitgeknepen. Woede wegens de corruptie is daarmee een onderliggend thema dat de diverse drijfveren, politiek en economisch, verbindt.

In welke richting vertalen mensen deze motivaties in bewuste verlangens, eisen, een soort van programma? Heel veel wijst erop dat mensen ‘gewoon’ democratie willen, i de liberale, westerse zin van het woord. Politieke vrijheid, meningsvrijheid, pers- en mediavrijheid. Het opheffen of minstens inperken van de geheime dienst en het opheffen van noodtoestandswetgeving en dergelijke past daarin. Maar ook verkiezingen die niet bij voorbaat gefrauduleerd worden, waaraan meerdere partijen vrij kunnen meedoen. Politici die via zulke verkiezingen in vrijheid worden gekozen. Een onafhankelijke rechtspraak. Een parlementaire democratie, in de brede zin van het woord, dat is het bewuste strevenn van ten minste de hoofdstroom van de opstanden.

Maar het gaat toch om ietsje méér dan dat. Ik noem het streven daarom democratie-plús. En dat zit in twee dingen. Enerzijds is er de grote bereidheid om stappen naar democratie keer op keer te ondersteunen met nogal radicale actie. In Tunesië bléven mensen demonstreren na de val van Ben Ali. Daarmee maakten ze de handhaving van figuren van het oude bewind in de regering zeer moeilijk en dwongen ze steeds nieuwe concessies af. In het streven naar democratie blijven mensen zélf actief. Het gaat om méér dan het uit handen geven van de eigen macht aan gekozen politici. Het is democratie-plús. En dat geldt ook voor de strevingen, de programmatische kant. De gangmakers van de actiedag op 25 januari in Egypte hadden nadrukkelijk een hoger minimumloon als één van de eisen opgenomen. Eisen voor hogere lonen, voor meer banen en dergelijke, zijn wel degelijk deel , niet alleen van de m motivaties maar ook van veel van de bewuste doelstellingen, van de protesten. De nagestreefde democratie is een democratie met een stevige component van sociale rechtvaardigheid. Ook in deze zin is het democratie-plús, sociaal-democratie, maar dan in een vrij letterlijke betekenis..

We zien dus dat betrekkelijk radicale, diepliggende motivaties – afkeer van onvrijheid op alle niveaus, woede over grootschalige armoede en sociale uitsluiting – vertaald zijn in een betrekkelijk gematigd programma van liberaal-democratische signatuur. Daar zit al een spanning tussen. Die spanning wordt nog veel voelbaarder als we de derde laag in de niveaus van analyse erbij halen. Hoe traden mensen vanuit hun motivaties daadwerkelijk op? Wat déden mensen zoal, en hoe organiseerden ze zich? Dán valt onmiddellijk op dat er van betrekkelijke gematigdheid weinig meer overblijft. We zagen om te beginnen reeksen van verboden demonstraties, feitelijk van burgerlijke ongehoorzaamheid om gigantische schaal. We zagen allerhande vormen van directe actie, stakingen en sit-ins, die na de val van dictaturen ook nog eens door gingen, tegen de kleine dictators in de fabrieken in instellingen in de hele maatschappij. Dat valt vooral op in landen waar de dictator al is verdreven, in Tunesië en vooral in Egypte. Daar was stakingsstrijd al jaren vrij stevig aanwezig, iets dat achteraf als aanloop naar de revolutionaire ontknoping van januari en februari gezien kan worden.

In Bahrein en Libië was specifieke arbeidersstrijd veel minder manifest, al was die in Bahrein bepaald niet afwezig: daar was een staking, waarin vooral leraren van zich deden spreken. Maar een zo zelfstandige rol als in Tunesië en Egypte spelen arbeiders in Libië en Bahrein niet. Dat hangt samen met de verschillende structuren van die landen. In Bahrein is een groot deel van de arbeidersklasse geen Bahreins staatsburger, maar migrant-arbeider uit Zuidaziatische landen. Deze mensen zijn uiterst kwetsbaar vanwege de angst voor uitzetting. Tot nu toe staan ze in de opstandsbeweging buitenspel. Het is zaak dat dit alsnog verandert, ook a in andere staten van het Arabische schiereiland waar een soortgelijk verschijnsel – een flink deel van de arbeidersklasse dat uit vrijwel rechteloze migranten bestaat – plaats vindt. Dit speelt ook in Libië, waar honderdduizenden Afrikaanse en Aziatische migranten werkzaam zijn, of beter gezegd wáren. Bij het uitbreken van de opstand, en de onderdrukking daarvan, reageerden deze mensen, zeer begrijpelijk, met: wegwezen hier! Er was onder Kadhafi al racisme gegroeid tegen deze migranten. Nu uitte dit racisme zich ook in de opstandsgebieden, waar Afrikaanse migranten maar al te makkelijk werden aangezien voor huurlingen van Kadhafi, en soms geweld te verduren kregen van opstandelingen. Het is een aspect van een, op zichzelf rechtmatige, opstand dat bepaald onfris is. Maar het wortelt in de sociale structuur van Libië waarin een groot deel van de arbeidersklasse van dat land een soortgelijke onderklasse-positie had als in Bahrein. Samen met Libische opstandigen strijden tegen Kadhafi’s bewind was voor deze migranten helaas geen voor de hand liggende reactie, en de opstelling van opstandelingen maakte dit samen strijden nog moeilijker. Door dit alles ontbreekt de dimensie van arbeidersstrijd die in Tunesië en Egypte zo sterk is, in Libië vrijwel geheel.

Er was niet alleen een veelheid van zélf-doen, zélf in beweging komen, van directe actie; mensen begonnen zich ook op allerlei manieren zelf te organiseren. Op het Tahrir-plein in Cairo begonnen mensen zelf taken te verdelen, voedselvoorziening, schoonmaak, cultuur en entertainment, maar ook bewaking van de toegangen, zelf te organiseren. Op de Pearl Rotonde in Bahrein gebeurde zoiets ook; een krant uit het naburige naburige Verenigde Arabische Emiraten sprak zelfs van een “werkende anarchie, niet in de zin van chaos, maar in de betekenis van afwezigheid van centrale autoriteit”. En in Benghazi, in Libië, begon de plaatselijke gemeenschap het dagelijkse leven te organiseren via de vorming van comités, nadat mensen er het Kadhafi-bewind daar verdreven hadden. Anderen regelen de dingen niet meer voor ons? Dan zullen we het zelf moeten doen. Mensen begonnen hier min of meer via directe democratie zichzelf te besturen. Ze gingen daarmee veel verder dan de vertegenwoordigende democratie die ze op ideologisch niveau nastreefden. Mensen praatten als linkse liberalen. Maar mensen handelden zo ongeveer als anarchisten… om de links-liberale droom dichterbij te brengen. Er was dus wel degelijk een libertaire dynamiek in de gebeurtenissen herkenbaar.

Maar het was een dynamiek die zich vrijwel nergens van zichzelf bewust was. Mensen zagen de zelfbestuursstructuren in Benghazi, de zelforganisatie op het Tahrir-plein, niet vanzelf als het begin van ene nieuw soort maatschappij. Mensen zagen deze zelforganisatie als tijdelijk iets, om de strijd zelf te organiseren, en het gat te vullen zolang er nog geen democratisch gekozen nieuw bestuur was. Toen Mubarak verdwenen was, verdwenen ook de comités om de protesten op het plein zo goed mogelijk gaande te houden. En nu de tijdelijke comités ondergeschikt worden aan een Nationale Overgangs Raad die zich inmiddels als interim-regering profileert, horen we ook steeds minder van die comités. De naamgeving geeft het al aan: Nationale Overgangs Raad. Overgang naar wat? Naar ‘normale’ democratische bestuursverhoudingen. Zelfbestuur is geen doel van de protestbewegingen. Zelfbestuur is ene middel om de democratische doelen van die bewegingen dichterbij te brengen. Maar het zelfbestuur wijst tegelijk impliciet op de mógelijkheid om veel méér vrijheid en rechtvaardigheid te brengen dan binnen een liberaal-democratisch kader, met al haar indirectheid en beperktheid, mogelijk is. Liberale democratie opent ruimte, na jaren van dictatuur. Maar uiteindelijk doet ook liberale democratie gene recht aan het fundamentele verlangen naar vrijheid en rechtvaardigheid dat de opstanden aanjaagt.

Dat impliciete potentieel tot veel diepere bevrijding helpen tot werkelijkheid te maken is iets waar anarchisten kunnen bijdragen. Erop wijzen dat je die comités ook permanent kunt maken, er de kiem in aanwijzen van een nieuwe vrije maatschappij, dat is iets wat anarchisten kunnen doen – hier maar vooral ook daar. Zoals een Syrische anarchist het formuleert: “De Lybische volkscomités zouden de basis van een nieuw leven moeten zijn, en niet slechts een interim-maatregel.”  Als dat idee, en de bijbehorende praktijk, voet aan de grond krijgt binnen de opstandsbewegingen, dan kunnen ze uitgroeien tot revoltes, ja revoluties, die waarlijk als anarchistisch getypeerd kunnen worden.

Wat kunnen revolutionairen, anarchisten onder hen, in bijvoorbeeld Nederland doen om te helpen? Niet heel erg veel, gezien de geringe aantallen. maar er zijn enkele punten. Ons inzetten tegen wapenhanden vanuit Nederland met de regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten is er één van. dat klan de vorm aannemen van een petitie, niet omdat daar grote druk van uitgaat maar omdat daarmee tenminste de kritiek een beetje aan het gonzen komt. Steviger en verdergaande acties tegen medeplichtige bedrijven zijn denkbaar, waarbij een onderscheid tussen profiterende directies enerzijds, en het personeel dat er werkt en dat we als potentiële bondgenoot dienen te benaderen, belangrijk is. Een tweede punt is: opkomen voor migranten en vluchtelingen, juist nu. Europa en Libië wekten goed samen in het tegenhouden van Afrikanen die naar Europa proberen te komen. dat was deel van het bondgenootschap tussen Kadhafi en onder meer Berlusconi. Opkomen tegen deze brute vorm van grensbewaking is deel van een politiek die terecht sowieso alle grenzen en migratiebeperkingen aanvecht. Er is nog een punt: wie westerse interventie volstrekt afwijst – en ik denk dat we dit moeten doen – moet onder ogen zien dat Kadhafi alsnog een slachting in opstandsgebieden aanricht. het minste dat we, in combinatie met het stoppen van luchtaanvallen, moeten eisen is dan óók: iedereen die op de vlucht slaat, wordt een veilig heenkomen en fatsoenlijke opvang geboden, ook al verhuist de complete bevolking van Benghazi dan naar Europa.

Andere bijdragen die we kunnen leveren zijn het bieden van morele steun, hoe beperkt ook, aan opstandigen en specifiek aan geestverwanten onder de opstandigen. Als een groepering in Cairo een solidariteitsverklaring vanuit een groepering in Amsterdam of zo krijgt, dat motiveert dat mensen, het steekt ze hopelijk een hart onder de riem. Daarnaast, en in veel bredere zin, is het werken aan een breed verspreid bewustzijn dat de revoltes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten onze sympathie en steun verdienen, van belang. Als er een publieke opinie zou zijn die het nadrukkelijk voor de opstanden opneemt, dan zal vanuit opstandige kringen de neiging om dáár – en niet bij regeringen met hun legers, kruisraketten, NAVO en VN – steun te zoeken. Niet de hypocriete en van belangenpolitiek doordrenkte operaties die Westerse staten nu uitvoeren boven Libië, maar authentieke steun, geworteld in solidariteit.


Tussenstand revolutieland (1): Libië, Bahrein, Jemen

22 maart, 2011

De revolutie in Libië staat er niet goed voor. De opstand staat nog steeds tegenover keihard optredende militairen van het bewind. Westerse luchtaanvallen verzwakken het militaire apparaat van dat bewind, maar dat raakt de  talloze scherpschutters, doodseskaders en dergelijke nauwelijks. Ook tanks die opstandige steden zijn binnengetrokken, zijn daar relatief veilig voor luchtaanvallen: het risico dat bij bommen erop juist ook burgers en opstandelingen geraakt worden zorgt daarvoor. Het vliegverbod is sowieso tamelijk zinloos als bestrrijding van Kadhafi’s terreur. Die vindt voor het overgrote deel niet vanuit de lucht plaats, en wordt door een no-fly zone dan ook maar weinig gehinderd. Het echte doel van de luchtaanvallen is dan ook niet het werkelijk steunen van de opstand, maar het afhankelijk maken ervan, en langs die weg de ontwikkelingen in pro-Westers, contrarevolutionair vaarwater dirigeren.

Dit is een antwoord van westerse mogendheden, niet alleen op de gebeurtenissen in Libië zelf maar op de revolutiegolf die enkele maanden geleden op gang is gekomen. Dictators rechtstreeks de hand boven het hoofd houden, zoals Frankrijk en de VS aanvankelijk probeerden, bleek niet te werken. Dus wordt nu langs andere weg geb probeerd de ontwikkelingen te manipuleren. Dat er in Libië ook nog eens veel olie zit, speelt een rol. Maar de Westerse doelenhebben een diepere strategische reden. Die is gelegen in het bedwingen van het revolutionaire proces zelf, en in het herwinnen van morele krediet door te poseren als beschermer van kwetsbare mensen tegenover terreur van een dictatuur. Meer dan poseren is het nauwelijks. Van echt effectieve bescherming is, zoals we eerder zagen, niet veel sprake. En dan zijn er nog de burgers die onvermijdelijk om het leven komen door Westerse bommen en raketten.

Intussen blijft de revolutionaire golf wel aanhouden. De Libische catastrofe zuigt weliswaar nogal veel aandacht weg van ontwikkelingen elders, maar dat maakt die ontwikkelingen niet minder interessant en relevant. Er is ruim voldoende aanleiding voor een tussenstand in een voortdurend uitdijend revolutieland. In twee landen woedt de opstand week na week voort. In het ene, Bahrein, is er sprake vann een zware terugslag. In het andere, Jemen, boekt de revolutie opmerkelijke voortgang, tegen zware onderdrukking in.

Bahrein is het toneel geworden van militaire interventie van Saoedi-Arabië en Golfstaten, die gecoördineerd in de Gulf Cooperation Council het bewind van de Al Khalifa-familie te hulp zijn gesneld. Een uitgaansverbod werd vervolgens ingesteld, veiligheidstroepen veegden met inzet van tanks en helicopters op 16 maart de Pearl Rotonde, middelpunt van de protesten, schoon. De onderdrukking kostte minstens zes mensen het leven. Een dag later kkwam de melding dat zes mensen van de oppositie waren gearresteerd. Ze zouden onder meer contact hebben gehad met “buitenlandse agenten”. Geweldige dubbele moraal: contacten met ‘buitenlandse agenten’ is nu precies wat de heersers van Bahrein immers zelf deden, alleen waren de ‘agenten’ dan staatshoofden, regeringsleiders en dergelijke. De protesten namen onder druk van het staatsgeweld geleidelijk af, en intussen matigde een coalitie vanuit de oppositie haar voorwaarden voor onderhandelingen door niet langer het aftreden van de vorst en dergelijke te eisen voordat die beginnen.

Iran, vlakbij gelegen aan de overkant van de Golf, zegt tegen de onderdrukking in Bahrein op te komen. Maar het is steun die geen positieve waardering verdient. Afwijzing van repressie door het Iraans bewind is hypocriet, gezien de onderdrukking van demonstraties in dat land zelf. Protest vanuit de Iraanse staat tegen onderdrukking van sjiiten door de soennietische mminderheid aan de macht dreigt de opstand veel sterker een dynamiek van religieus sectarisme, van sjiitisch tegen soennietisch te geven, meer dan de roep tot vrijheid en rechtvaardigheid vanuit een onderdrukte bevolking die het in de kern is. Van die bevolking maken ook soennieten deel uit. Dat is ongunstig en verzwakt het revolutionaire karakter van de strijd. In de derde plaats dreigt Iraans enthousiamsme voor de protesten de opstand ook nog tot speelbal te maken van de strijd tussen Iran en Saoedi-Arabië om invloed in die regio, met de VS achter Saoedi-Arabié die ook nog de Vijfde Vloot heeft liggen in… Bahrein. Sreeram Chaulia bespreekt genoemde factoren in dit conflict, in een weinig vrolijk stemmend stuk in de Asia Times. Alles bij elkaar is de revolutie in Bahrein op de terugtocht gedwongen, met intimidatie en groot geweld.

Dat geldt bepaald niet voor Jemen! Aan grof geweld en intimidatie was daar de laatste tijd weliswaar bepaald geen gebrek. Maar de opstand is daar sterker geworden, en heeft inmiddels opvallende successen bereikt. Maar eerst was er een schoklkend bloedbad. Sluipschutters van het bewind schoten op demonstranten, en ze schoten klaarblijkelijk gericht. Dat kostte 45 mensen het leven. Dat was afgelopen vrijdag, 18 maart, vlak nadat de VN-Veiligheidsraad groen licht gaf voor het vliegverbod en de daarmee samenhangende militaire aanvallen op de troepen van Kadhafi. Van een schietverbod, gericht tegen het bewind  in Jemen, werd uiteraard door dit eerdbiedwaardige orgaan niet gerept, net zo min als trouwens van een vliegverbod tegen de helicopters die Bahrein tegen betogers inzette. Het tekent de hypocrisie: het ene bloedbad is het andere niet, het ene mensenleven is voorwendsel voor ingrijpen, het andere niet.

Als het bewind echt dacht dat zo’n bloedbad hara positie zou versterken, dan heeft dat bewind zich kennelijk vergist. President Saleh kondigde meteen de noodtoestand af, ontkende dat veiligheidstroepen die doden hadden veroorzaakt, en verbood mensen om nog langer wapens te dragen. Maar gisteren bleek hoe weinig steun hij nog heeft. Drie hoge officieren kozen de kant van de oppositie, tanks namen stelling in de straten om demonstranten tegen niet geweld te beschermen. Volgens een schatting van de hoofdredacteur van de Yemen Post staat nu zestig procent van het leger aan de kant van de protesten. De lijst van ambassadeurs en andere invloedrijke personen die inmiddels het bewind de rug hebben toegekeerd is lang. En de baas van het staatsinformatiebureau heeft er intussen de brui aan gegeven. Het zijn allemaal tekenen van een bewind dat uit elkaar rafelt onder druk van de aanhoudende betogingen, symptomen dus van de kracht van de revolutie in dat land.


Beschamend is het

15 maart, 2011

Ademloos kijkt de wereld naar de interventie die maar niet opschiet, de no-fly zone in LIbié die er nog steeds niet is. Verontwaardigd klinkt het her en der – begrijpelijk vanuit Benghazi, maar ook vanuit sympathisanten van de opstand – : waar blijft die no-fly zone? Nog even, en dan hoeft het niet meer. Intussen laat een woordvoerder van de opstand, Mustafa Gheriani, zien waar de logica achter de no-fly zone heen gaat. “We zeggen tegen het westen: we willen een no-fly zone, we willen tactische luchtaanvallen tegen die tanks en raketten die tegen ons worden gebruikt en we willen een aanval op de basis waar Kadhafi zich bevindt.”

Niemand zal rouwig zijn als daarbij Kadhafi om het leven komt, voegt hij er nog aan toe als gevraagd wordt of dit neerkomt op een moordaanslag. En nee, ook ik zou niet treuren. Maar wat deze spreekbuis van het verzet dus wil is dit: het Westen moet een oorlog tegen het Kadhafi-bewind ontketenen. Aan degenen die het vliegverbod bepleiten met het argument: ‘opstandelingen vragen er zelf om!’ heb ik een vraag: zijn jullie nu oook voor deze luchtaanvallen, nu ‘opstandelingen er zelf om vragen’? En als straks, vanuit bepaalde opstandige kringem, toch om grondtroepen wordt gevraagd, ‘militaire adviseurs’ van de Amerikaanse Special Forces of van de SAS? Waar eindigt het hellende vlak dat ons eerder een NAVO-oorlog tegen Joegoslavië om Kosovo heeft gebracht? Waarom is er bij sommige voorstanders van dit type interventie zelfs geen begín van een leerproces waarneembaar? Beschamend is het.

Maar ik wilde het vooral ergens anders over hebben! Terwijl de verontwaardiging om zich heen grijpt over Kadhafi die moordt terwijl ‘de wereld niets doet’, mag een andere staat haar burgers aftuigen en beschieten en bedreigen met nog veel erger geweld zonder dat een groot deel van de wereld zelfs maar een kik lijkt te geven. Die staat mag mede-dictaturen te hulp roepen, die dat met groot machtsvertoon ook dóén. Ik doel op Bahrein.

Daar heeft het koninklijke bewind inmiddels de noodtoestand voor drie maanden uitgeroepen. Gisteren kwamen daar – keurig in overleg, net als de dreigende interventie in Libië… –  Saoedische militairen binnen, om het door protesten belegerde bewind te hulp te komen. Intussen staan demonstranten tegen veiligheidstroepen die onder meer met traangas schieten, vallen knokploegen het kantoor van een oppositieblad aan, en zijn er tweehonderd gewonden en twee doden waaronder een Bahreinse politieman, aldus het Guardian liveblog over het Midden-Oosten van vandaag. O ja, de Britse regering is bezorgd over de escalatie, premier Hague roept “alle partijen” tot terughoudendheid op. Alsof het niet één kant is die de andere kant met geweld tracht te onderdrukken, terwijl de andere kant zich verweert. Wederom, beschamend is het.

Er zijn dus deze week twéé revoluties in gevaar, eentje in Libië en eentje in Bahrein. En waar we aan de Libische gebeurtenissen vrij weinig kunnen veranderen – de voorgestelde maatregel is een verkeerde – daar geldt voor de gebeurtenissen in Bahrein iets anders. De staten die daar ingrijpen hebben goede betrekkingen met het Westen, ook met Nederland. De koningin was vorige week nog in Qatar – dat volgens een bericht opgepikt door het EA Worldview liveblog over gebeurtenissen in het Midden-Oosten óók troepen naar Bahrein heeft gestuurd intussen. Nederland leverde flink wat wapens aan de interveniërende dictaturen, en ook aan het bewind van Bahrein.

Er zijn dan ook – voor mensen die wat willen dóén, in plaats van de verdediging van kwetsbare mensen in handen te leggen van gewelddadige grote mogendheden – ambassades te belegeren, bedrijven in diskrediet te brengen en dergelijke. Hier in Nederland. In deze situatie hoeft er geen hulp, met of zonder aanhalingstekens, gestúúrd te worden. In deze situatie hoeft enkele de hulp (zonder aanhalingstekens) die Nederland biedt aan de agressors en de onderdrukkers gedwársboomd te worden, en om te beginnen luidruchtig áfgekeurd en aangeklaagd. Ik merk daar echter nog weinig van. Blijven hopen dat mogendheden ingrijpen in Libië krijgt veelal voorrang. Alweer: beschamend is het.