Canto Politico: mooi nieuw links weblog

31 januari, 2010

Linkse mensen in Nederland doen te weinig met internet. Vooral het bloggen wordt in de Nederlandse socialistische, communistische, anarchistische beweging naar mijn mening nogal ondergewaardeerd. Des te meer ben ik verheugd met de verschijning van Canto Politico, een nieuw weblog, ter wereld gebracht door Arwin. Meer vertelt hij niet over zichzelf.

Dat bloggen ter linkerzijde in Nederland niet sterk ontwikkeld is, ben ik eerder aan de orde gesteld. Een handvol redelijke blogs houden het vol. Kritisch Links, na maandenlange stile, weer tot leven gekomen. Linkse Gedachten, “Het eerste Nederlandse socialistiche weblog”,  van Martin Wisse, gaat stug door. Het blog van Platform Rosa ligt helaas al maanden stil: het laatste stuk is daar  op 28 november geplaatst. Jelle Schuurman plaatst, na zijn terugkeer afgelopen hefst aan het blog-front, af en toe weer een puntig stuk. Er is nog wel iets meer, maar niet zo heel véél meer.

Maar nu is er dus  Canto Politico.  Onder deze stijlvolle naam opereert kersvers blogger Arwin, een socialist en aangename bekende van mij. De ondertitel: “fragmenten uit de strijd”, geeft meteen aan uit welke hoek  de wind waait. Zijn eerste stuk is direct de moeit waard: een verhandeling over de stand van zaken rond het wetvoorstel om kraken te verbieden, onder de  snedige titel “Kraakverbod gekraakt”.

Hij behandelt daarin vooral de felle kritiek die de Eerste Kamer op het wetsvoorstel heeft uitgeoefend. Hij spreekt tevens zijn verbazing uit dat veel mensen – niet alleen in de media, ook krakers – het kraakverbod al ongeveer als feit behandelen, hetgeen het dus nog helemaal niet is. Terecht wijst hij op de noodzaak van een strijd waarin krakers en bredere delen van links verzet op straat opbouwen. Daar zou ik aan toe willen voegen dat niet alleen krakers en bondgenootschap met links moeten zoeken; andere delen links moet ook zelf de hand uitsteken naar de kraakbeweging, méér dan de afgelopen tijd is gebeurd.

Het is en goed artikel. Ik heb er vertrouwen in dat er meer moois op Arwin’s weblog zal verschijnen, ik hoop dat mijn lezers ook zijn blog aandachtig gaan volgens, en ik wens hem sterkte en succes aan het blogfront.


Bij de dood van Howard Zinn, rebels geschiedschrijver

28 januari, 2010

Howard Zinn, rebels historicus in de VS, is overleden. Hij is 87 jaar geworden.

Zinn werd – dit en de andere biografische gegevens in komende alinea’s lees ik in een mooi overzicht dat de Boston Globe na zijn dood publiceerde – op 24 augustus geboren in New York. In de Tweede Wereldoorlog had hij dienst genomen als militair, en was bombardementspiloot. Na de oorlog was hij eerst in allerlei baantjes werkzaam. daarmee verdiende hij zijn studie.  Hij studeerde af als historicus aan Colombia Universiteit in New York. Hij was intussen, sinds 19544, getrouwd met  Roslyn Shechter.

Vanaf de jaren zestig keerde Zinn zich in woord, geschrift en daad tegen oorlogen, en in het bijzonder tegen de Vietnamoorlog. Hij schreef boek na boek, onder meer over de opkomende nieuw linkse stromingen in de VS, van mensen die zich bijvoorbeeld met directe actie tegen de apartheid in het Zuiden van de VS richtten. Met deze inzet is hij tot aan het eind van zijn leven doorgegan.

Zinn is één van de grootste en meest indrukwekkende stemmen van de diepe linkse verzetscultuur die de VS rijk is. Zijn oog was steeds gericht op de onderkant, op de mensen in verzet, en op hoe zij, vaak in zeer ongunstige omstandigheden, toch steeds de machthebbers tegenspel boden, uitdaagden, hun machtsposities trachtten te ondergraven met wisselend succes. Van het lezen van zijn vertellingen – wáre vertellingen! -wordt je vrolijk er en opstandiger. Het inspiréért.

Hoogtepunt in zijn schrijfwerk was zonder enige twijfel “A People’s History of the United States”. Dat boek heb ik, toen ik het voorrecht had twee weken in de VS vakantie te houden, in een links-alternatief boekhandeltje iet prachtige plaatsje Burlington aangeschaft. het staat nog steeds in mijn kast, maar is dankzij herlaald intensief lezen, raadplegen en weerlezen, tot een soort losbladig systeem omgevormd.

Het is dan ook een meesterwerk.  Waar de gangbare geschiedschrijving bijvoorbeeld der Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd tegen het Britse rijk, eind achttiende eeuw, zo ongeveer behandelt als democratisch wonder, daar laat Zinn zien hoe elitair de Founding Fathers werkelijk waren – en hoevel revolte van árme mensen er in het kielzog van die onafhankelijkheidsoorlog plaatsvond, tegen de wens van die Founding Fathers in. Zinn vertelt over het verzet van Indiaanse volkeren tegen kolonisatie en genocide. Hij vertelt van slavenopstanden, van de strijd voor vrouwenemancipatie, van de vroege arbeiderbeweging in de VS. Maar hij vertelt ook van antimilitarisme en pacifisme, zowel in Wereldoorlog I als in Wereldoorlog II. Van die laatste oorlog laat hij ook ziend at dit in de kern helemaal geen oorlog voor vrijhijd en democratie was, maar de zoveelste poging van grote mogendheden om de wereld te verdelen en te overheersen.

Dit is maar een greep uit een heel rijk boek. Het hele boek is trouwens op internet telezen via de website History Is A Weapon – geen site van Zinn zelf trouwens, maar de titel geeft wel de inzet van mensen als Zinn goed weer: geschiedenis is door onze kant te gebruiken als wapen in de strijd voor vrijheid, rechtvaardigheid en vrede. Er is trouwens ook een Nederlandse vertaling van het boek: “Geschiedenis van het Amerikaanse volk”. Kortom: noch geldgebrek, noch een gebrek aan kennis van de Engelse taal zijn voor linkse mensen een geldig excuus om dit prachtige boek niet te lezen. Moge dat dan tegelijk een extra aanzet zijn om in de rebelse geest waarin Zinn zijn werk verrichtte, te handelen. Een mooier soort van herdenking van deze goede man is nauwelijks denkbaar.


Praten met de Taliban?

27 januari, 2010

Het idee dat er gepraat moet worden met de Taliban om een einde aan de oorlog in Afghanistan te maken, grijpt om zich heen. Het is een signaal dat de bezetters niet aan het winnen zijn, en dat ze dat beginnen te zien. In die zin is het een goed teken, want – ik blijf erop hameren – de Westerse bezetting waar ook Nederland medeplichtig aan is, verdient een grondige mislukking en een spoedig einde. Maar is praten met de Taliban op zichzelf ook iets dat linkse mensen steunen?

Hoe breed het idee dat zonder een akkoord met de Taliban de oorlog niet te beëindigen is leeft, blijkt bij herhaling. Minister Ter Horst pleitte ervoor. Nu kun je je afvragen of het aan een minster van Binnenlandse Zaken is om, los van het kabinet, haar standpunt over Afghanistan te geven. Maar ja, ook voor haar geldt vrijheid van eningsuiting, zullen we maar zeggen. En misschien beschouwt Ter Horst, in klassieke koloniale stijl, Afghanistan wel als een Binnenlandse Zaak.

Hoe koloniaal ze dent blkt trouwens uit wie er volgens haar metd ie Taliban om tafel moeten. Niet de regering van Afghanistan, niet  president Karzai. Nee, Westerse regeringen! Karzai wikt, het imperialisme beeschikt. De fictie dat Afghanistan iets anders is dan een bezet land, een kolonie, wordt hier zonder pardon overboord gekieperd, de fameuze tijd van de politinele acties is helemaal terug. Of is het de VOC-mentaliteit die heeft toegeslagen?

Dat Karzai dezelfde kant op wikt als dat imperialisme, is intusen ook merkbaar. Hij wil ook een deal met een flink deel van de Taliban afsluiten. Taliban-strijders krijgen wat hem betreft geld en banen aangeboden als ze de wapens neerleggen. Ze moeten dan geen ideologischemotieven tot verzet hebben en de grondwet accepteren. Dat laatste zal menig Taliban-strijder trouwens nie tveel moeite kosten, want ook volgens die grondwet is Afghanistan een islamitische staat. Daar ligt de kern van de tegenstelling tussen regering en Taliban helemaal niet. Het plan moet trouwens gaan werken met Westerse steun; Japan heeft al geld aangeboden.

Het is een cynisch plan. Het idee is kennelijk dat Taliban-strijders vooral gemotiveerd worden door geld. Inderdaad  betaalt de Taliban haar mensen meer dan de regering van Afghanistan haar soldaten betaalt. Maar als dat echt te kern was, dan zou de regering beter de beloning van haar militairen kunnen verhogen. Mensen in Afghanistan nemen de wapens op – en sluiten zich vaak bij de sterkst gewapende oppositiegroep aan, de Taliban – omdat ze geen westerse troepen willen, geen NAVO-bommen op hun dorpen willen, gen verwoestingen van hun papavervelden willen. Dat is geen religius-ideologisch of  financieel motief, dat is gewoon weerzin tegen bezetting. Terechte weerzin.

Het idee dat je daar een eind aan kunt maken door strijders om te kopen, is nogal beledigend. Het is ook een teken van zwakte van Karzai. Als hij het gevoel had aan de winnende hand te zijn, sloeg  hij een andere taal aan. Maar waar zijn soldaten de klus niet aankunnen, doet hij niet alleen een beroep op steeds meer Westerse soldaten, maar ook op Westers geld om et tij te keren. Tamelijk kansloos, naar mijn idee.

Wat dient de houding van links te zijn? Het is verleidelijk om prten met de Taliban als een soort alternatief beleid tegenover als maar meer soldaten te steunen. Dat is echter een verleiding die we krachtig moeten weerstaan. Het soort akkoorden dat Ter Horst, Karzai, eerder ook VS-commandant McChrystal, op het oog hebben, zijn geen alternatief voor de koloniale politiek die VS en NAVO voeren, maar een andere vorm van diezelfde politiek. Doel is en blijft: maximale greep houden op het strategisch gelegen Afghanistan. Alleen de middelen veranderen. Links wijst, als het goed is, niet alleen de middelen af, maar ook het koloniale doel. Praten met de Taliban om iets van dat doel overeind te houden verdient geen enkele steun.

Tegelijk moet lins zich ook keren tegen diegenen die weigeren met de Taliban te praten om de verkeerde redenen. Ik hoor het al klinken, het neoconservatiev geluid: praten met de Taliban is praten met terroristen, en dus ontoelaatbaar. Woordvoerders van de grootste terroristische organisatie ter wereld, de VS, en haar verlengstuk de NAVO, hebben natuurlijk geen enkele geloofwardigheid als ze zoiets zeggen. En natuurlijk wordt zo’n houding door machthebers losgelaten als het zo uitkomt. Ooit was Nelson Mandela officieel ook een terrorist. Maar hij bracht het tot algemeen erkend verzoener, Zuid-Afrikaanse president en Nobelprijswinnaar. Het is maar net welk etiket de Westerse machthebbers goed uitkomt.

Een ander argument van rechts tegen praten met de Taliban is: door met ze te praten, geef je ze erkenning en legitimiteit. Ook dat argument deugt niet. Het gaat ervan uit dat Westerse staten een zak vol lgitimiteit bij zich hebben die ze al dan niet uit kunnen delen door tegenstanders tot gesprekspartners te maken. Maar dat is de wereld op zijn kop. VS, NAVO, Nederland – ze hebben geen enkle legitimiteit in Afghanistan. Ze hebben net zo weinig legitimiteit als het Russische leger in Afghanistan tussen 1979 en 1989. Als de Taliban gaat praten met Westerse leiders, dan is het de Taliban die daarmee die Westerse leiders een rol doen toekomen, legitimiteit geven, die deze Westerse leiders totaal niet verdienen. Niet andersom.

Links dient dus geen stelling te nemen ten gunste van gesprekken met de Taliban. Links dient zich er ook niet met verkeerde argumenten tegen te keren. Het is aan Afghanen om onderling hun zaken te regelen, niet aan Westerse soldaten en diplomaten. Op twee dingen slechts hoeft links in dit verband te hameren. 1. Dat Westerse machthebbers willen praten met de Taliban is een teken van zwakte van de bezetters – een zwakte die we verwelkomen; en vooral 2. de héle bztting, en alle strategieën om die overeind te houden, verdienen frontale afwijzing. De troepen moeten onvoorwaardelijk terug. Als Karzai wil praten met de Taliban, moet hij dat weten. Het Westen heeft hierin geen en kele rol te spelen, behalve zo snel mogelijk te vertrekken.


CAO-strijd

26 januari, 2010

In  diverse bedrijven en bedrijfstakken in Nederland zijn stakingen aangekondigd of al gaande. Vandaag en komende dagen staken arbeiders bij twee vestigingen van AkzoNobel. Maar ook bij DSM wordt actie gevoerd. Ambtenaren van waterschappen, provincies en gemeentes gaan vanaf 4 februari actie voeren, schoonmakers eveneens. Inzet: een CAO met een loonsverhoging die, hoewel zeer beperkt, toch nog te hoog is naar de zin van ondernemers en overheidsbestuurders.

Eerst maar even AkzoNobel. Daar is vandaag een 24-uursstaking in de vestiging in Arnhem en in Amersfoort. Het gaat niet om grote aantallen stakers, maar er komt meer: voor komende donderdag zijn stakingen aangekondigd bij vestigingen in Sassenheim en Rotterdam. Er waren eerder al kortere werkonderbrekingen. inzet is een conflict over lonen, pensioenen en meer. Dat meldt Nu.nl; in een artikel in de NRC staat nog te lezen dat er sinds 1986 bij het bedrijf niet meer is gestaakt.  Iemand die 22 jaar werkt bij het bedrijf – en dus de staking van 1986 niet heeft meegemaakt – noemt het staken nu dan ook “een beetje onwennig”. het NRC-stuk heet trouwens: “Staking bij Akzo voorbode voor onrustig CAO-seizoen”. Het is te hopen, want de rust die aan het klassenfront overheerst is beklemmend en slecht voor de positie van arbeiders.

hetzelfde nRC-artikel vertlt ook meer over andere sectoren waar acties op handen zijn, of al hebben plaatsgevonden.  DSM bijvoorbeeld:duizend mensen voerden daar actie aan de poort. Daar gaat het conflict omloon: de vakbonden eisen 2 procent, de directie vindt zelfs dat te veel. Bij schoonmakers gaan komende acties om 3 procent loonsverhoging en betere werkomstandigheden.

Het is goed om te zien dat in heel uiteenlopende bedrijfstakken arbeiders in beweging komen voor hun arbeidsvoorwaarden. De situatie opent mogelijkheden: juist dat verschillende groepen gelijktijdig  of kort na elkaar in actie komen, opent  mogelijkheden tot onderlinge solidariteit en het uitbouwen van netwerken van strijdbare arbeiders. De strategie waar de vakbeweging voor kiest is echter wel een rem. betrekkelijk korte stakingen, dan weer in de en, dan weer in de andere vestiging van een bedrijf, zijn voor een directie lastig, maar niet verlammend. En het gevaar bestaat dat de strijdbaarheid in een conflict wegebt als et te lang en te versnipperd aansleept allemaal.

Juist hierom zijn eerder genoemde netwerken van active arbeiders van belang. Daarmee kunnen arbeiders onderling ervringen uitwisselen, en initiativen ontplooien die verder gaan dan wat de vakbondsbestuurders in gedachten hebben. Dat kan de strijd vaart en scherpte geven die nu nog maar spaarzaam aanwezig is.


Afghanistan: traag naderende nederlaag

26 januari, 2010

De VS en de NAVO gaan dapper door me het verliezen van de oorlog in Afghanistan. Zowel politiek als militaire sigalen wijzen in die richting. Die naderende nederlaag is welkom en dient versneld te worden.

Een heel  opvallend politiek signaal geef generaal McChrystal, de Amerikaanse bevelhebber in Afghanistan. Die “wil met de Taliban over vrede praten. Hij denkt dat een politieke oplossing de enige uitweg uit het conflict is” meldt De Volkskrant. Citaat van de generaal: “Als soldaat is mijn persoonlijke indruk dat er genoeg gevochten is.” Dat soort  tal bezigen generaals als ze zien dat ze niet kunnen winnen.

Weliswaar spreekt hij ook de hoop uit dat de extra troepen die de VS  stuurt de Taliban extra problemen zullen bezorgen. Maar dat lijkt me een doekje voor het bloeden. Zou dat écht gebeuren, zou de VS/NAVO-bezettingsmacht echt de overhand krijgen p de taliban, dan verdwijnt het idee dat er met die taliban gepraat moet worden over een oplossing zo weer uit de hoofden van bevelhebbers en beleidsmakers. Dat het idee daar nu zit, is een erkenning  van zwakte vanuit de Westerse bezetters.

Over exta troepen gesproken. Frankrijk reageert alvast niet erg toeschietelijk op de VS-vraag om meer troepen. Ondersteunende militairen sluit president arkozy niet uit, maar extra gevechtstroepen stuurt Frankijk niet. Duitsland is haar rol in Afghanistan aan het bekijken. Er wordt nagedacht over extra troepen, maar een brede meerderheid van de bevolking – 70 procent volgens polls – is tegen. De SPD leunt op deze onvrede en heeft haar standpunt bijgesteld, van steun aan Duiste troepen daar tot een veel negatiever houding. Ook die partij wil nog wat stemmen overhouden bij volgende verkiezingen.

Intussen gaat het oorlog voeren gewoon door, met treurig voorspelbare resultaten. Gisteren werd bekend dat er weer een Nederlandse militair gewond in Uruzgan gewond is geraakt. Een Britse en een Noorse militair kwamen zondag om op verschillende plekken inhet land, vier Roemeense en vier Bulgaarse militairen liepen verwondingen op in weer een ander deel van het land.

Nee, dit ziet er allemaal niet uit als een oorlog die Westerse troepen aan het winnen zijn. En dat is, zoals ik keer op keer naar voren breng, maar beter ook. Deze Westerse koloniale oorlog, waar Nederland aan meedoet, verdient een mislukking te worden. Twee dingen zijn echter spijtig. De Westerse nederlaag zal helaas naar alle waarschijnlijkheid ook neerkomen op een overwinning van de Taliban en soortgelijke krachten. Ik gun de Afghanen iets beters – maar Westerse bezetters hebben geen enkel recht om de gang van zaken daar te bepalen. Hun afwezigheid is geen voldoende voorwaarde voor iets dat op werkelijke bevrijding lijkt. Maar het is er wel een absoluut noodzakelijke voorwaarde voor.

De welkome nederlaag voor het Westen voltrekt zich helaas ook met enorme traagheid. Druk aan de thuisfronten om de bezettingsmacht uit Afghanistan terug te trekken is om de afloop van dit drama te versnellen en zo mensenlevens te sparen, van groot belang.


Meer over Lenin, partij, Russische revolutie…

23 januari, 2010

Het artikel “De partij voorbij”,  twee dagen terug gemaakt en op dit weblog verschenen, heeft tot een enkele kritische reactie geleid. Omdat daarin zaken aan de orde komen van enig gewicht, leek het me zinnig om mijn antwoord daarop de vorm te geven van een nieuw artikel over de zaak. Die is er belangrijk genoeg voor.

Het eerdere artikel had als strekking kortweg: Lenin’ s idee van partijvorming – een gecentraliseerde voorhoedepartij die via een gewapende opstand de macht dient te grijpen om de revolutie vooruit te helpen en de weg naar een socialistische maatschappij te helpen banen – is vanuit revolutionair oogpunt geen goed idee. Zo’n partij – met minstens een sterk element van top-down-structuur en -bestuur – zal namens de arbeiders spreken, maar is voor het rechtstreekse initiatief van arbeiders zélf niet nodig, en voor de machtsuitoefening door arbeiders zelfs schadelijk. Eén en ander illustreerde ik met enkele observaties uit de Russische revolutie en de maanden die erop volgden.

Ik liet zien dat de partij als organisatie feitelijk afwezig was toen arbeiders de Tsaar omver wierpen. Ik liet zien dat die partij in de herfst de macht greep, gelegitimeerd door een meerderheid in gekozen arbeidersraden, sovjets. Die partij gebruikte vervolgens die macht en die legitimatie gebruikte om een door haarzelf gedomineerde regering, boven de sovjets, te vormen. Op het moment dat de Bolsjevistische partij via verkiezingen in sovjets haar meerderheid in een aantal steden verloor, ontbonden Bolsjevistische bestuurders liever die sovjets enbleven, liever zelf bestuurders, dan dat ze de arbeidersdemocratie respecteerden en het verloren gegane vertrouwen van arbeiders trachten te herwinnen vanuit een democratisch tot stand gekomen oppositierol als minderheid. Partijmacht kreeg voor de Bolsjevieken de voorkeur boven rechtstreekse arbeidersmacht. Dat opende de weg naar een bewind dat boven de arbeidersklasse, en in wezenlijke aspecten zelfs tegenover die klasse, stond. Dat voltrok zich al in 1918.

Bram kwam met een tweetal reacties. Op de eerste heb ik onderaan het stuk al gereageerd, ik ga nu in op zijn tweede, dieper gravende reactie. Hij zegt onder meer: “(J)e verhaal komt heel erg deterministisch over. Het idee dat een strak geleide organisatie onvermijdelijk tot stalin-rusland heeft geleid. Dat is gewoonweg te simpel.” Het is niet alleen te simpel. Het is ook niet wat ik beweer.

Eerst dat determinisme. Ik schrijf, al tamelijk aan het begin: “de nadruk op partijvorming, partijopbouw en machtsverovering door zo’n partij vormen vroeg of laat een blokkade voor een wekelijk bevrijdende arbeidersrevolutie.” Een blokkade – niet dé  blokkade. En nergens staat dat deze blokkade altijd en overal beslissend is. Tegen het eind van het artikel zeg ik dat de gecentraliseerde partijstructuur “herleefde zodra de strijd wat geluwd was, deels als gevolg van uitputting na zo’n hectisch revolutiejaar en tegen de achtergrond van economische ineenstorting en oorlog.” Nee, de partij en haar organisatievorm waren niet het enige element in het ontstaan van een autoritair bewind dat boven, en uiteindelijk tegenover, de arbeiderklasse kwam te staan. Het is één van de elementen in een groter plaatje waarin economie en interventieoorlog van groot gewicht zijn.

Dat ik daar in dit stuk niet de nadruk op legde, klopt. Maar wie uit mijn stuk de conclusie trekt dat ik de partij en haar rol op zichzelf al alles bepalend acht voor de slechte afloop, leest niet nauwkeurig. De verbouwing van de partij door druk vanuit de revolutionaire massa’s had onder iets gunstiger omstandigheden blijvender en diepgaander kunnen zijn. Dan was de blokkade die dit soort partij vormt, doorbroken geweest. Van determinisme is in mijn redenering geen sprak.

Maar er is iets ernstigers: dat niet-bestaande determinisme van mij zou mij gevoerd hebben tot “het idee dat een strak eide organisatie onvermijdelijk tot stalin-rusland heeft geleid.” Ik heb het in het hele stuk nérgens over Stalin-Rusland! Ik zeg dat de partij van Lenin in 1917, haar vorm en haar rol, onder de gegeven omstandigheden mede (niet onvermijdelijk!) tot het autoritaire bewind van die partij van Lenin in 1918 heeft geleid. Over het verband tussen dat bewind en de latere dictatuur van Stalin zwijg ik volledig.  Dat is domweg helemaal niet het argument dat ik hier maak. Kennelijk roept mijn stuk die associatie op. Maar polemiseren met associaties die mijn tekst oproept, en dan doen alsof die associaties mijn alhier opgeschreven mening zijn, dat is een vreemde methode. Lenin uit 1917 leidde – in een complex, hier erg vereenvoudigd weergegeven, proces –  tot Lenin uit 1918. Dát heb ik hier willen laten zien. En in dat proces speelde het soort partij dat Lenin had helpen opbouwen een rol die de neiging tot autoritaire staatsvorming wel degelijk versterkte.

Over dat autoritair bewind nog iets meer. Ik noemde het ontbinden van sovjets waarvan herverkiezing in 1918 de Bolsjevistische partij in een minderheidspositie bracht. De botsing tussen bewind en flinke delen van de arbeidersklasse ging echter verder. Al in het voorjaar van 1918 waren er reeksen van arbeidersprotesten, vanwege de snel om zich hen grijpende honger en werkloosheid. Sommige protesten hadden een linkse toonzetting, in sommige protesten kwamen echter ook reactionaire geluiden naar voren, hetgeen niet raar is als de onvrede zich richt tegen een bewind dat  zich op revolutionaire principes beroept.

Maar belangrijker in dit verband is de houding van de Bolsjevistische autoriteiten. Die werd al snel doorgaans repressief: stakers waren bijna per definitie contrarevolutionairen of door rechts misleide elementen, stakers werden opgepakt, demonstraties soms beschoten met dodelijk gevolg. Dat werd dan weer aanleiding tot nieuw protest en nieuwe onderdrukking.  Ook dit was onderdeel van de breuk tussen bewind en arbeidersklasse. En ook dit gebeurde al in het voorjaar en de zomer van 1918. William Rosenberg geeft gebeurtenissen en context in “Russian labour and Bolshevik Power after October”;  Vladimr Brovkin geeft in “The Mensheviks’Politcal Comeback” een schets van de veelal grimmig een chaotische gebeurtenissen waarin arbeidersprotesten herhaaldelijk tegenover Bolsjevistische onderdrukking kwam te staan. Beide artikelen vond ik via de in deze materie vrijwel onmisbare libertair-linkse website Libcom.org.

Noch over de ontbinding van niet-Bolsjevistische sovjets, noch over de onderdrukking van arbeidersprotsten in deze periode, lees je trouwens erg veel in Trotskistisch-Leninistische literatuur, en zeker niet in de soort trotskisme waar de Internationale Socialisten (IS) onderdeel van is.. Tony Cliff, in zijn boek “The Revoluton Besieged”, zwijgt erover, net als Chris Harman in “How the Revolution Was Lost”. Harman noemt we  het procces waarn de Bolsjevieken zich genoodzaak zagen de arbeidersemocratie buitn spel te zetten om de revolutie te redden. Maar de speifieke gebeurtenissen van 1918 waar het hierover over ging noemt ok hij niet. Het zo vaak  weglaten van zowel de onderdrukking van arbeidersprotest als het ontbinden van niet-Bolsjevistische sovjets in 1918 heeft mijn vertrouwen in de Leninistische weergave van de Russische revolutie en haar nasleep bepaald geen goed gedaan. In een serieuze analyse van de neergang van de Russische revolutie horen dit soort episodes immers gemeld en geanalyseerd te worden – juist ook door Leninisten, die immers de Bolsjevistische politiek in grote lijnen uit revolutionair oogpunt gerechtvaardigd vinden – en niet verzwegen.

Bram komt – om de niet door mij bedachte ‘onvermijdelijkheid’ verder te ontkrachten, met een vrij bekend citaat van Victor Serge aan: het Bolsjevisme bevat meerdere kiemen, niet alleen die centralistische die in een dictatuur uitmondde. Ik zou daarop willen antwoorden: 1. maar die centralistische, dictatuur in de hand werkende kiem wás er dus wel! 2. wat is er van al die andere kiemen geworden?

Al in de jaren 1918-1921 waren er oppositiestromingen binnen de Bolsjevistische partij. De linkse communisten, met onder meer Bukharin als kopstuk, in 1918, de Democratisch Centralisten, met Sapronov  als prominent figuur. de arbeidersoppositie, met Alexandra Kollontai en Alexander Shliapnikov  Heel vaak speelde daarbij kritiek op inperkingen van democratie een rol in die kritiek. En met al die opposities liep het niet erg goed af, deels omdat ze de interne partijdiscussies – die had je toen nog vrij openlijk! en ja, dat is een wezenlijk verschil met hoe dit in Stalins tijd toeging – gewoon verloren, maar in toenemende mate ook duur bureaucratische trucjes op critici van de partijleiding op een dood spoor te zetten. Het verbod op fractievorming dat op aandrang van Lenin in 1921 werd doorgevoerd, was met name gericht tegen de Arbeidersoppositie – een stroming die het beheer over de economie in handen van de directe producenten wilde leggen.

Al die  oppositiestromingen zou je kunnen zien als evenzovele kiemen van een beter, meer libertair Bolsjevisme. Allemaal legden ze het af. Het waren keuzes van partijleiders én een top-down-partijstructuur die het wonnen. Dat zegt iets – niet alles, maar wel iets – over het gewicht van de diverse “kiemen”. Libertair, meer democratisch Bolsjevisme moest binnen de partij tegen de stroom oproeien. Die stroom zelf kwam van bovenaf naar beneden, en stond een werkelijke ontplooiing van de revolutie daarmee in de weg.

Bram komt met het argument dat een revolutie in bijvoorbeeld Duitsland de bureaucratisering van de Russische revolutie had kunnen tegengaan, omdat dan het isolement wvan die revolutie was doorbroken. En hij vraagt in dat verband: “je kent het argument toch?” Ja, ik ken het argument. Maar het kennen van een argument is niet hetzelfde als het ermee instemmen. Enkele punten.

1. Het gewicht van een Duitse revolutie, als die succesvol zou zijn geweest, doet niets af aan de verkeerde impact op revolutionaire dynamiek die het Leninistisch soort van partijoptreden meebracht. Als een Duitse revolutie de Russische had gered, dan was dat ondanks, niet dankzij dat type van partijoptreden geweest. En om die partij ging het me hier. De rol van de Communistische partij in Duitsland in die jaren was overigens tamelijk treurig, maar dat  is weer een ander onderwerp.

2. De manier waarop Bram het argument brengt is weinig geruststellend. “Stel je voor dat er in Duitsland een machtige arbeidersstaat was verrezen??” Een machtige arbeidersstaat? Ik zit er niet op te wachten. Hoe machtiger die staat, hoe minder machtig de arbeiders die er wonen. Arbeidersrevoluties zijn er om arbeidersmacht te vestigen – maar hoe minder staats-achtig die macht is georganiseerd, hoe beter het vanuit revolutionair oogpunt is.

3. Voor het doorbreken van het isolement van Leninistisch Rusland was een revolutie in Duitsland helemaal niet nodig. Dat isolement wás immers  al doorbroken, al voor de Duitse revolutie in 1923 de mist in ging (mede dankzij een partij die langs Bolsjevistische lijnen was opgebouwd, ook dat nog). Rusland deed  in die jaren namelijk goede zaken met burgerlijk Duitsland: Duitse soldaten mochten bijvoorbeeld oefenen in Rusland, en Rusland leverde wapens aan Duitsland. Misschien – zo oppert een enkeling – dat sommige revolutionaire arbeiders bij het neerslaan van revolutiepogingen in Duitsland wel met wapens zijn doodgeschoten die door ‘revolutionair’ Rusland werden geleverd. Lenin leefde nog in deze tijd, en Trotski was nog een vooraanstaand leider van dit Rusland. Ook dit is een episode waar Leninistische geschiedschrijving tamelijk discreet mee omgaat, om het maar eens voorzichtig uit te drukken.  Gelukkig stelt, alweer, Libcom hierover een uittreksel van een relevant stuk werk van E.H. Carr, befaamd historicus over de Russische revolutie  online beschikbaar. De Russische staat heeft van dit soort deals ongetwijfeld profijt getrokken. De Russische revolutie werd er echter niet gezonder van.

Terug naar 1917, terug naar Rusland. Bram zegt: “daarbij stel je dat de revolutie de bolsjevieken overkwam. Dat is wat mij betreft niet waar.” O nee? “Voor februari gaat dit wellicht nog wel op…”Ah, toch misschien wel dus. En die Februarirevolutie – waarin de dictatuur van de Tsaar omver werd geworpen, ten koste van 1400 doden in Petrograd – is toch een tamelijk belangrijke gebeurtenis in dit revolutiejaar, zou ik zeggen. Als uitgerekend op zulke momenten een revolutionaire partij geen glansrol weet te spelen, wat heb je er dan aan?

Maar ook daarna was de partij keer op keer niet in tune met de arbeidersmassa’s. Bram noemt de Julidagen. Onder die naam staan twee dagen van gewapende arbeiders- en soldatendemonstraties bekend.   Die werden gedragen door anarchisten, maar ook door een flink deel van de Bolsjevistische partijleden, en door haar Militaire Organisatie.  De dynamiek ging richting opstand, omverwerping van de Voorlopige Regering, vestiging van sovjetmacht. De Bolsjevistische partijleiding, waaronder Lenin, vond dit voorbarig en wist met grote moeite hun aanhang te overreden om zich te beperken tot demonstreren, en daarna rustig naar huis te gaan. Trotski geeft een mooi beeld  en een nuttige analyse van de gebeurtenissen in hoofdstuk 24, 25 en 26 van zijn “Geschiedenis van de Russische revolutie”. Hij is het met de koers van Lenin daar klaarblijkelijk in grote lijnen eens.

Nu kun je twisten over de wijsheid van een opstand dan en daar. Het argument tegen zo’n opstand – dat het zou tdraaien op een plaatselijk succes dat echter door contrarevolutiie omsingeld en verslagen zou worden, zoals in 1871 de Parijse Commune verslagen werd – overtuigt  me niet echt meer. Zelfs die Parijse Commune hield het een slordige twee maanden uit. Een Petrograd-commune die het enkele maanden zou hebben volgehouden terwijl in de rest van het land tijdelijk de contrarevolutie zegevierde terwijl onderhuids de revolutie bleef broeien richting volgende uitbraak – was dat werkelijk zo’n uitzichtloos scenario? In Rusland waren ook in andere steden wel degelijk bewegingen richting revolutie, en ook on op het platteland begon het al te gonzen van rebellie. Het is waar dat de Bolsjevistische partij nog geen meerderheid in de belangrijke sovjets had. Gaat het echter bij dit soort afwegingen om een partijmeerderheid, of om de dynamiek van de strijd zelf?

Maar zelfs wie Lenin in zijn keus tegen directe omverwerping van de regering wèl gelijk geeft, kan niet om het feit heen dat grote aantallen van juist de meest vastberaden en strijdbare arbeiders  – waaronder veel partijleden – op een andere koers zaten dan de partij als zodanig en vooral haar leiding. De partij liep hier bepaald niet voorop, en was ook maar zeer ten dele  onderdeel van de voorhoede van de klasse. Ze stond er op sommige punten naast,  soms boven, en in sommige aspecten zelfs tegenover. Het hoofdstuk “The Role of the Bolshevik party in the Russian revolution”, uit “Obsolete Communism: the Left-Wing Alternative”, van Daniel en Gabriel Cohn-Bendit – een min of meer klassiek libertair boek, alweer via Libcom te lezen – , is hierover soms erg kort door de bocht, maar tegelijkertijd verfrissend en terzake.

Bram komt ten slotte met een korte verhandeling over het verschijnsel ‘macht’ na een revolutie. Hij zegt onder meer: “het in handen hebben van de  macht betekent niet meer dan dat we als arbeiders de beschikking hebben over alle machtsmiddelen van de burgerlijke staat.” Over welk “machtsmiddelen van de burgerlijke staat” hadden arbeiders in 1918 in Rusland nog de beschikking? Het waren de Bolsjevistische autoriteiten die deze machtsmiddelen inzetten, te vaak tegen arbeiders die hun eigen plan probeerden te trekken. Daar wringt nu juist die Leninistische schoen.

Bram gaat nog even verder: “macht is onderdrukking, ook in de periode na de revolutie, we zullen de voormalige heersers moeten onderdrukken.” Ja, gewapende contrarevolutie dient te worden neergeslagen, en ook dat gaat met wapengeweld gepaard. Tegen dát aspect van Bolsjevistisch beleid richt mijn artikel zich helemaal niet. Ik heb het over het onderdrukken, niet van grootgrondbezitters, ondernemers en generaals, maar van arbeiders. Opvallend is trouwens dat Lenin aanvankelijk de ondernemers poeslief wenste te behandelen, een soort overeenkomst met ze zocht waarin arbeiders toezicht mochten houden op het bedrijfsbeleid, maar ondernemers hun fabrieken konden houden. Van het “onderdrukken” van “de voormalige heersers” was bepaald niet systematisch sprake – eerder van het afremmen van arbeiderpogingen om die heersers ook in de bedrijven uit het zadel te lichten.

Om twee redenen werd dit compromisbleid losgelaten. Ondernemers wensten geen inbreuk om hun recht om baas te zijn te tolereren. Ze sloten liever hun bedrijf dan enige vorm van arbeiderscontrole toe te laten. Arbeiders zelf namen vaak geen genoegen met beperkte arbeiderscontrole, maar wilden de complete zeggenschap in bedrijven aan zich trekken, en radicalisme van arbeiders en de sabotage van kapitalisten – kortom: meedogenloze klassenstrijd! – maakten ieder compromis tussen kapitaal en arbeid onmogelijk.

De bolsjevistische autoriteiten zagen dit met lede ogen aan. Van een directe machtsuitoefening door arbeiders in de fabriekejn was de partijleiding bepaald geen voorstander. Uiteindelijk koos de Bolsjevistische leiding voor nationalisering van vrijwel de complete industrie. Tegelijk werd arbeiderszelfbestuur ingedamd, ingekapseld en soms rechtstreeks afgeschaft. Uiterste centralisatie, eenhoofdig management, productiviteit boven alles! Maurice Brinton schetst het proces in “De Bolsjevieken en het arbeiderszelfbestuur” – geen boekje zonder zwakke plekken, maar wel een tekst waarin veel te vinden is wat in de gangbare Leninistische geschiedschrijving meestal zeer summier wordt behandeld , of zelfs helemaal niet.

Het is steeds weer die breuk tussen partijbestuur en arbeidersklasse die de fatale tekortkoming van het Leninisme-aan-de-macht  laat zien. Ik blijf erbij dat dit autoritaire Leninisme-aan-de-macht wel degelijk deels wortelt in de Leninistische keus om in een revolutie een hoofdrol aan een gecentraliseerde partij als instrument voor machtsverovering toe te kennen.


Griekenland: proces en verzet

22 januari, 2010

In Griekenland is eindelijk het proces begonnen tegen de twee politieagenten die op 6 december 2008  Alexandros Grigoropoulos de dood in joegen. Epaminondas Korkoneas vuurde de dodelijke kogels, zijn collega wordt beschuldigd van medeplichtigheid.

De verdediging van de twee killler cops wil dat de agenten onschuldig aan moord worden verklaard.Bestreden wordt net dat de eerste agent dodelijke kogels afvuurde, maar de bedoeling om te doden ontbrak. Bovendien was Grigoropoulos – een 15-jarige jongen – zelf een herrieschopper, zo stelt de verdediging. Zo wordt getracht de aandacht af te leiden van waar het om hoort d te gaan: politiemensen die een puber over de kling jagen.

Het proces wordt trouwens op een merkwaardige locatie gehouden. Niet in Athene, waar Alexandros werd doodgeschoten, maar in Amfissa. dat ligt 200 kilometer buiten de hoofdstad. Zowel politievakbond als de familie van de doodgeschoten jongen zijn hier boos over. De familie, omdat die vreest dat het zo moeilijker voor hen wordt om getuigen op te roepen. De politievakbond, omdat die het een belediging vindt: alsof de politie in Athene geen orde kan houden…

Het proces is van grote symbolische waarde. De dood van de jonge Grigoropoulos was destijds aanleiding tot een geweldig heftige opstand van vele duizenden jonge, veelal straatarme, mensen. Sindsdien is het in Griekenland onrustig gebleven, met stakingen, demonstraties, rellen, een kleinschalige stadsguerrilla – en een nieuwe, iets kleinere opstand toen de dood van Grigoropulos een jaar oud was.

De verplaatsing van het protest heeft ongetwijfeld te maken met angst van het gezag voor krachtdadig protest rond het proces. Zoiets is in Athene een stuk kansrijker dan in een affgelgen stadje, al hebben winkeliers in Amfssa voor de zekerheid wel  hun rolluiken omlaag gedaan. En ja, als er iets uit het proces komt dat ook maar lijkt op vrijspraak, dan volg zonder de geringste twijfel, en volkomen terecht, een nieuwe uitbarsting van protest.

Extra reden voor nervositeit bij Griekse autoriteiten zijn er sowieso genoeg. De regering – van de sociaal-democratische PASOK – voert inmiddels een streng bezuinigingsbeleid, om de staatsschuld terug te dringen. dat brengt haar in botsing met grote delen van de Griekse maatschappij. Voor 10 februari bijvoorbeeld heeft de ambtenarenvakbond ADEDY een 24-uursstaking tegen bezuinigingen aangekondigd.

Maar er gebeurt veel meer. Boeren in Griekenland zijn op grote schaal in beweging gekomen.  Ze eisen onder meer een gegarandeerd minimuminkomen. Veel van hen houden op grote schaal wegblokkades. in het noorden hebben actievoerende boeren zich zo ongeveer tegen hun officiële bonden gekeerd. Ze hebben een raad gevormd, met daarin twee gedelegeerden per blokkade. Autonome boerenactie!

Het draagt allemaal bij tot, en is uitdrukking van, de geest van revolte die in Griekenland zo hoopgevend sterk is. De Griekse staat kan maar beter erg voorzichtig zijn, en linkse mensen wereldwijd, ook in Nederland, maar beter erg oplettend. We kunnen er lessen uit leren en hoop aan ontlenen. En we dienen klaar te staan om de revoltes daar te steunen met krachige, actieve solidariteit.


De Partij voorbij

21 januari, 2010

Een revolutionaire partij – zo heb ik heel lang gedacht, ook nog ruim anderhalf jaar nadat ik de Internationale Socialisten (IS) had verlaten –  is onmisbaar om een arbeidersrevolutie tegen het kapitalisme te doen slagen. Over de wijze hoe zo’n partij moest worden opgebouwd begon ik weliswaar anders te denken dan niet  alleen de IS maar het overgrote deel van wat er aan leninisme en trotskisme bestond. Maar dat een soort van leninisme, een soort van revolutionaire strategie met een revolutionaire partij in de hoofdrol – noodzakelijk, ja onmisbaar was – dat bleef heel lang overeind staan. Een kritisch, heroverwogen, met libertaire elementen verrijkt leninisme, jawel, maar nog altijd leninisme. Daar  heb ik, in de nadagen van mijn IS-er-schap, maar ook nog tot ver in de afgelopen herfst op ingezet. Well comrades, no more. Wil de revolutie leven, dient het leninisme ten grave te worden gedragen (na redding van waardevolle delen overigens), want wezenlijke onderdelen ervan zijn een obstakel, geen positieve kracht.

Het leninisme kan geen wezenlijke verrijking met libertaire elementen aan boven een bepaald verzadigingspunt; voorbij dat punt ‘springt’ het leninisme, en wordt het iets kwalitatief ánders. Overeind blijft wat mij betreft de noodzaak van revolutie. Overeind blijft het inzicht dat die revolutie het werk zal zijn van boven alles de arbeidersklasse zelf, samen met alle onderdrukten en daarmee solidaire mensen. Maar precies daarom faalt het leninisme: de nadruk op partijvorming, partijopbouw en machtsverovering door zo’n partij vormen vroeg of laat een blokkade voor een werkelijk bevrijdende arbeidersrevolutie. Dat is een deel van wat er in 1917-1921 in Rusland misging.

Maar laten we eerst eens kijken wat in de betere leninistische traditie  over de partij en haar onmisbaarheid wordt verteld. Ik neem een tekst van Chris Harman, de scherpzinnige  denker van de Socialist Workers Party (SWP, zusterorganisatie van de IS) die herfst vorig jaar, veel te vroeg, is overleden. De tekst heet Party en Class, en speelde in de late jaren zestig een rol in de omvorming van de International Socialists, voorloper van de SWP, van een vrij libertair opgebouwd socialistisch netwerk in de richting an een klassieke leninistische voorhoedpartij.

Harman legt daarin helder uit hoe anders het leninistische partijconcept is dan het sociaaldemocratische model, waarin de partij de hele klasse tracht te vertegenwoordigen, op grootste-gemene-deler-basis. Die aanpak is electoraal, en voven die pluriforme en ogenschijnlijk democratische partij staat een bureaucratische, ongecontroleerde, leiding. Verkiezingen winnen en regeringsdeelname domineren de aanpak, van principiële socialistische politiek blijft in essentie niets over. Zo moet het dus niet, zo laat Harman overtuigend zien. Ook het bureaucratische model dat  stalinisten hanteren – alles van bovenaf, opgelegde eenvormigheid, geen initiatief van leden, laat staat zeggenschap – is verkeerd.

Wat typeert dan wel een revolutionaire partij? Harman hamert op een wezenlijk punt: arbeiders zijn niet allemaal gelijktijdig even radicaal, en ontwikkelen hun klassenbewustzijn niet gelijkmatig. “Arbeiders zijn geen automaten zonder ideeën. Als ze niet gewonnen worden voor een socialistische kijk op de wereld door de interventie van bewuste revolutionairen, dan zullen ze de burgerlijke ideologie over de bestaande maatschappij blijven accepteren.  Dit  is des te waarschijnlijker omdat dit een ideologie is die alle aspecten van het leven doortrekt en bestendigd wordt door alle media.”

Een paar voorbeelden, niet uit Harmans pamflet overigens, maar het geeft het idee weer, denk ik. Je hebt linkse arbeiders, altijd bereid om in staking te gaan als de directie mensen wil ontslaan, altijd klaar om een zwarte collega te verdedigen tegen racistisch getreiter, altijd bereid om ook verder dande werkvloer te kijken, en bijvoorbeeld stelling te nemen tegen imperialistische oorlogen. je hebt ook rechtse arbeiders: stakngsbrekers als er gestaakt wordt, racistisch , seksistisch, vol van homovijandige ‘grappen’, altijd klaar om te juichen als bijvoorbeeld de VS weer eens een arm land aanvalt en bezet. En je hebt de brede groep ertussen in: bereid tot staken als de vakbond dat nadrukkelijk vraagt, maar tegelijk vatbaar voor de excuses vanhet bedrijf als er mensen de laan uit moeten vanweg ‘rendementsproblemen’.; nie hard racistisch, maar migranten noeten zich wel aanpassen; niet grof seksisrisch en homofoob, maar zwijgzaam meegaand als een racist zijn grofheden spuit; geen fan van oorrlogen overzee maar ook niet geneigd zich er erg druk over te maken.

Welnu: rechtse arbeiders hebben ruggensteun van de bazen, en van de daarbij behorende partijen, VVD, CDA en voor de ware liefhebbers natuurlijk de PVV. Zij staan sterk in deze kapitalistische maatschappij. Gematigde arbeiders hebben ook organisaties waarin ze zich herkennen: vakbonden als FNV en CNV,, en de gematigde linkse partijen PvdA, SP en GroenLinks. Linkse, revolutionaire arbeiders staan hiertegenover sterker als zij zich organiseren, om hun strijdbare radicale geluid beter naar voren te brengen, grotere bekendheid te geven, ervaringen uit te wisselen, elkaars zelfvertrouwen tegenover ondernemers en rechts op te krikken, en gezamenlijk initiatieven te ontplooien om de klassenstrijd effectiever te voren. Dat is waarom revolutionaire organisatie, een revolutionaire partij, noodzakelijk is, aldus nog steeds – vrij vertaald – Chris Harman.

Het is een solide en overtuigende redenering, al zijn er ook  wel kritische opmerkingen over te maken Er is alleen een probleem: er is niets specifieks leninistisch aan. Heel veel anarchisten immers beklemtonen eveneens de noodzaak van een organisatie van revolutionairen. Een tekst uit 1926, richtinggevend voor een hele richting binnen het anarchisme, maakt dat duidelijk. De  tekst is opgesteld door Russische anarchisten in ballingschap, en heeft als titel: Organisatorisch Platform van Lbertaire Communisten, kortweg het Platform. de richting waar ik op doel staat dan ook als Platformisme bekend, en omvat organisaties als de Workers Solidarity Movement (WSM) in Ierland, de North Eastern Federation of Anarchist Communists (NEFC) in de VS, en anderen.

Centraal daar staat het inzicht dat in een revolutie van onderop de massa’s van arbeiders en boeren weliswaar op spontane wijze allerlei initiatieven nemen met  een anarchistische dynamiek. Maar dat is niet voldoede om en revolutie in anarchistische richting te laten slagen. Organisatie rond anarchistische ideeën is onmisbaar.Vervang hier “anarchisme” door “marxisme”, en je hebt vrijwel de gedachtegang van Harman.

Een citaat: “het anarchisme streeft er net naar de politieke macht te grijpen en een dictatuur te scheppen. haar belangrijkste inspiratie is : de massa’s helpen om het echte pad van de sociale revolutie en socialistische opbouw te kiezen”… En even verderop: “Hoewel de massa’s in sociale omwentelingen diep van binnen bewogen worden door anarchistische  neigingen en slogans, zijn deze niet op één of andere manier gecoördineerd, en daardoor  hebben ze niet de coherentie en aantrekkingskracht o de leidende ideeën te worden, hetgeen essentieel is als de revolutie haar anarchistische oriëntatie en anarchistische doelen wil behouden.” revolutionairen dienen zich te organiseren rond hun ideeën, om die ideeën des te beter ingang te doen vinden in de brede massabewegingen.

Op dat punt zijn leninisten als Harman enerzijds, en anarchisten in de Platform-traditie anderzijds,  het eens. Harman zal de meer klassenbewuste arbeiders samen aanduiden als voorhoede in de arbeidersklasse. Anarchisten verafschuwen dat woord veelal. Maar het is een zeer verwante gedachtegang die beiden hier hanteren. Hiermee heb ik overigens niet gezegd dat ik aanhanger van dit Platformisme ben, noch ook het tegendeel; mij gaat het er nu alleen om te laten zien dat er niets specifiek leninistisch is aan het idee van een georganiseerd optredende revolutionaire stroming is.

Daarover gaat het principiële meningsverschil rond partijvorming dus niet.  Een georganiseerde stroming  rond revolutionaire opvattingen, met het doel om die opvattingen verder te verbreiden en te bevorderen, zodat steeds meer mensen naar  die opvattingen handelen, is precies dát: een organisatie. Maar een partij is veel méér dan dat – en dáar gaat het werkelijk goed mis.

Partijen zijn organisatie die – op wat voor manier ook – als doel hebben: machtsverovering. Dat gaat veel verder dan het verbreiden van ideeën. Dat  gaat over het slagvaardig organiseren van mensen, met die machtsverovering als doel. Parlementaire partijen doen dat op de door Harman effectief gehekelde wijze. Zij vertegenwoordigen mensen, via de stembus. Met die electorale steun gaan de partijen vervolgens zelf regeren,f en bevinden zich daarmee in een onafhankelijke positie van die massa’s, die weer een paar jaar op hun beurt mogen wachten. Hier is de partij een vorm van representatie van de massa – een massa die  zelf vrijwel buiten spel staat.

Lenin beoogt iets dergelijks, maar langs een andere weg. Hij hamert er keer op keer op: de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de partij die hij hielp opbouwen, en waarvan hij de Bolsjevistische, radicalere, vleugel -vanaf 1912 een zelfstandige partij – leidde, had tot taak: het organiseren van een gewapende opstand om de dictatuur van de Tsaar omver te werpen. De taak die Harman in zijn betoog zo centraal stelt, was onderdeel van de voorbereiding van die opstand.

Maar er kwam bij die voorbereiding veel meer kijken: een slagvaardige, welhaast militaire organisatie. Dat moest nauwgezet, professioneel worden opgezet: het idee van ‘beroepsrevolutionairen’ die de ruggengraat van de partij uit dienden te maken, heeft hier haar wortels. En in die organisatie speelde leiding een enorme rol:  op het kritieke moment moest er eensgezind worden gehandeld, en dat gaat niet automatisch. In de context van een dictatuur – en dat was Rusland onder de tsaar – kon die leiding niet democratisch worden gevormd, volgens Lenin. De  partij moest volgens hem van boven naar onder vormgegeven worden, met een Centraal Comité dat regionale en plaatselijke partijcomités benoemde, tot op het laagste niveau. De organisatie was hiërarchisch van structuur. hij zet dat heel helder uiteen in zijn “brief aan een kameraad over onze organisatorische taken”.

In 1905, toen een revulutie tijdelijk de democratische speelruimte enorm vergrootte, veranderde Lenins aanpak – gedeeltelijk. Hij drong nu aan op democratie binnen de partij, verkiezingen van partijorganen, grote openheid naar buiten toe, maximale toetreding van arbeiders tot de partij. Tegelijk werd het streven naar een vrij strak georganiseerde partij niet opgegeven.

Na de nederlaag van de revolutie van 1905 keerde de top-down-centralisatie in volle kracht terug. Gehoorzaamheid was in deze partij een deugd. Nee, geen blinde gehoorzaamheid: actieve partijleden deden hun werk pas goed als ze ook snapten waar het allemaal om ging. maar wel gehoorzaamheid, strikt orders van hogerhand leren op te volgen. Je kunt aanvoeren dat zoiets tot op zekere hoogte onvermijdelijk is in zo’n context. Maar problematisch is het bepaald wel, als je een beslissende rol in een revolutie toekent aan een organisatie waarin mensen eraan gewend raken orders op te volgen. Revolutie is immers vooral ook het massaal en systematich níét opvolgen van wat voor orders dan ook.

Nu is dat precies wat er in 1917 ook gebeurde: het systematisch niet langer opvolgen van orders. In maart (februari, volgens de daar en dan nog geldende kalender) gingen textielarbeidsters de straat op, begonnen een staking die binnen twee dagen algemeen werd. Straatgevechten, rellen, uiteindelijk muiterijen van troepen die niet langer op arbeider  wilden schieten, een algehele opstand in de hoofdstad Petrograd, maakten binnen een week tijd een eind aan het Tsarenrijk.

Niet alleen de orders van de Tsaar en zijn generaals, niet alleen de orders van directeuren om aan het werk te gaan, bleken geen enkel effect meer te hebben. Ook de orders van de bolsjevistische partij bleken krachteloos., en dat was maar goed ook. De plaatselijke partijafdeling had arbeiders geïnstrueerd kálm te blijven, en het goede moment af tewachten. Die rebelse textielarbeidsters staakten tóch. Pas  toen de staking al bijna afgelopen was, kwamen Bolsjevieken met een pamflet waarin tot een algemene staking werd opgeroepen. Arbeiders hadden in maart 1917 geen partijorganisatie nodig om de macht omver te gooien. Ze deden het zélf.

Dat veel van die arbeiders zelf partijlid waren, maakt het echec van de partij niet kleiner, maar groter. Dat Trotsky, die deze episode prachtig weergeeft, de vraag wie de Februarirevolutie – zoals deze episode is gaan heten  – leidde, beantwoordde met: “de bewuste en gestaalde arbeiders, die voornamelijk door de partij van Lenin opgevoed waren”, is eigenlijk een vermakelijk zwaktebod. De partij werd toch geacht de arbeiders aan te voeren in een opstand? Precies dát liet ze na. Veel meer dan een vormingsinstituut voor revolutionaire proletariërs bleek ze tot dat moment niet te zijn geweest, als we Trotski hier lezen. Ik kan er aan toevoegen dat, als de ambitie van de Bolsjevieken zich beperkt had tot het trainen van arbeiders en hun revolutionaire zelfbewustzijn helpen groeien, ik een groot voorstander van de Bolsjevistische aanpak zou zijn gebleven.

Vrij snel veranderde echter de houding en de rol van de Bolsjevistische partij. Ze ging een revolutionaire koers varen, ze haakte aan bij het snelgroeiende radicalisme van de massa van arbeiders, soldaten en boeren. Dat gebeurde onder druk van die massa’s  – inclusief veel gewone partijleden – zelf. En het werd aangejaagd door Lenin die, vaak dwars tegen de rest  van de partijleiding in, het radicalisme van onderop hiep verwoorden en in partijbeleid om te zetten.

Zo verwierf de partij zich binnen acht maanden een meerderheidsdraagvlak onder stedelijke arbeiders. In de gekozen arbeidersraden, de sovjets, had de partij vanaf september een meerderheid. Met die situatie als springplank, lanceerde de partij in november een gewapende opstand tegen de rammelende overgangsregering die uit alle macht tevergeefs probeerde de om zich heen grijpende revolutie in te dammen. Dit is als Oktoberrevolutie bekend geworden.

De  leus die de Bolsjevieken hanteerden om hun opstand van legitimatie te voorzien was het overbekende “Alle macht aan de Sovjets!” Maar, eenmaal aan de macht, gebruikten ze hun meerderheid in het Al-Russische Sovjetcongres om zichzelf een regering te laten vormen, feitelijk bóven die sovjets. Die regering – de Raad van Volkscommissarissen, met Lenin als voorzitter – had het feitelijke initiatief in handen. En de partij – die in 1917 door deze revolutie als het ware was opengebroken, maar  zichzelf al snel hervond – domineerde zowel de regering als ook de sovjets.

Al vóórdat rechtse generaals, gesteund door imperialistische interventie, het land grootschalig in oorlog hadden gestort – hét argument om de bolsjevistische repressie  te rechtvaardigen – sloten Bolsjevistische autoriteiten als ze bij sovjet-herverkezingen in de minderheid raakten, zulke sovjets, in de eerste helft van 1918 al. “Menshevieken and SRs (…) wonnen stedelijke sovjet-verkiezingen in Tula, Jaroslavl, Kostroma, Sormovo, Briansk, Ishevsk en andere industriële centra – in de meerderheid van provinciehoofdsteden in Europees Rusland waar sovjet-macht feitelijk bestond. De bolsjevieken ontbonden deze sovjets overal hardhandig”, zo vertel Vladimir Brovkin erover, en hij heeft er keurig en voetnoot bij gezet voor de liefheb(st)ers.

Mensjevieken waren trouwens sociaaldemocraten, SRs staat vor Sociaal-revolutionairen. Beide partijen namen deel aan de voorlopige regering die in november 1917 was omvergeworpen. het zegt wel iets dat deze, toe zo gediscrediteerde partijen, nu weer zoveel aanhang hadden. maar het zegt vooral ook iets over de Bolsjevistische partij dat ze niet wilde leven met een minderheidspositie en machtsverlies na herverkiezing van de door hun zo geprezen sovjets. Partijmacht prevaleerde boven arbeidersmacht.

Het is hier echter niet de plek om de hele neergang van de revolutie in Rusland, en de rol van de Bolsjevistische partij daarin, te schetsen. Mijn belangrijkste punten hier zijn: voor de omverwerping van de Tsaar was een partij overbodig, en zelfs een remmende factor. Dat ze later een tijd lang wel een revolutionaire rol speelde, was omdat ze zich een tijdlang nauwelijks als partij gedroeg. Niet de partij kaapte in de  zomer en herfst van 1917 de revolutie. De revolutie kaapte de partij! Maar dat feest kon niet duren – omdat het openbreken van de Bolsjevistische partij van onderaf maar gedeeltelijk succesvol was geweest.

Het zelfbeeld van partijleiding – de partij is de aangewezen kracht om de macht te veroveren, als voorhoede, namens de rest – was intact. En de gecentraliseerde bevelsstructuur, ernstig doorbroken in het heetst van de strijd, herleefde zodra de strijd wat wegebde, deels door uitputting na  zo’n hectisch revolutiejaar en tegen de achtergrond van economische ineenstorting en oorlog.

In de loop van 1918 werd het duidelijk: de partij was via een meerderheid van arbeiders zelf de baas gewarden in Rusland. En vanwege de gecentraliseerde inrichting van die partij kwam dat bovendien neer op: de partijleiding was de baas. De macht van die arbeiders zelf was daarmee echter allerminst gegarandeerd. Eerder het tegendeel. Daar zie je wat je krijgt als je het leninistische partijconcept tot het uiterste doordenkt en doorvoert.

(bijgeschaafd 22 januari tussen 2 en 3 uur;-))


Acties vandaag tegen kabinetsplannen AOW-leeftijd

20 januari, 2010

Vandaag hebben mensen actie gevoerd tegen de kabinetsplannen om de AOW-leeftijd te verhogen. Een rechterlijk verbod saboteerde een deel van de acties. Maar  de strijd tegen die  hogere AOW-leeftijd gaat dus wel degelijk nog verder.

Eerst dat rechterlijk verbod. De rechtbank in Amsterdam verbood het houden van publieksvriendelijke acties in het OV van Utrecht en Amsterdam. Die acties zouden hebben bestaan uit het gratis laten reizen van mensen in het OV aldaar. De OV-directies hadden daartegen een kort geding aangespannen. Ze lieten door hun advocaten aanvoeren dat zij buiten het conflict staan. Het gaat immers niet om  de arbeidsvoorwaarden en de CAO-onderhandelingen zelf. De rechtbank ging daar in me. De advocaat van de ABVA KABO stelt dat en hogere AOW-leeftijd doorwerkt in pensioenregelingen, en dus wel degelijk in direct meespeelt in arbeidsvoorwaarden in de OV-bedrijven. Dat klopt natuurlijk ook.

Maar veel belangrijker: arbeiders dienen helemaal de rechterlijke bevoegdheid om in te grijpen tegen stakingen en publieksvriendelijke acties als deze, niet te erkennen. Een houding van principiële en nadrukkelijke respectloosheid tegenover de rechterlijke macht, dát is wat arbeidersstrijd nodig heeft. Dán wordt de optie om tóch actie te voeren, ongeacht een rechterlijk verbod, veel meer voor de hand liggend – en  zien bedrijfsdirecties ook eerder dat de gang naar de rechter hen niet helpt, zelfs niet als de rechter ze hun zin geeft, zoals nu. En algemener: een ‘rechtsstaat’ die er niet voor ons is, verdient ons respect helemaal niet.

Intussen waren er andere acties. Schoonmakers op Schiphol kondigden via en woordvoerder van FNV Bondgenoten een 24-uursstaking tegend de AOW-plannen aan. De website van de FNV bericht dat die actie inderdaad heeft plaatsgevonden, en dat 80 schoonmakers,niet alleen van Schiphol trouwens, voor een manifestatie bijeen waren, op het Buitenhof in Den Haag Verder vond vandaag een protestbijeenkomst plaats op het Plein, dichtbij het Tweede Kamer-gebouw. Enkele tientallen brandweerlieden gingen zelfs dat gebouw binnen, een paar rookbommen werden afgestoken op het Plein, er waren in totaal ettelijke honderden deelnemers. Een fellere actie dan ik had durven hopen! Dat meldt de Volkskrant. De FNV-site spreekt van 500 deelnemers, geeft mooie foto’s, en meldt nog dat FNV-voorzitter Jongerius symblisch het kabinetsplan met een kettingzaag te lijf iets gegaan.

Deze heftigheid verandert overigens niets wezenlijks aan de opstelling van de vakbewegingstop. Dit blijft gekenmerkt door uiterste vooorzichtigheid en het ontwijken van een harde confrontatie. Nu heeft ook ABVA KABO zich neergelegd bij het beleid van de hele FNV-bestuurstop: inzet is niet het volledig afwijzen van de hogere AOW-leeftijd, maar het bijschaven van de plannen. Maar bij die zwakke opsteling hoeven we ons niet neer te leggen. Die brandweerlieden in het Kamergebouw en die rookbommen laten iets zien…


Haïti: wat voor hulp helpt?

19 januari, 2010

De aardbeving op Haïti die zulk catastrofale gevolgen had, heeft niet ieder deel van de bevolking gelijkmatig getroffen. De opeengepropte slechte woningen van arme mensen stortten in, zij kwamen in enorme aantallen om het leven. De woningen van rijke mensen, hoog op de heuvels buiten de hoofdstad, werden slechts licht beschadigd. Veel erger dan het uitvallen van de stroom was de overlast daar vaak niet, de rijken kwamen veelal met de schrik vrij (1).

De hulpverlening die op gang komt, richt zich niet bepald gelijkmatig op alle delen van de bevolking. De rijken, en buitenlandse bezoekers en toeristen,  krihgen voorang. In welvarende buurten worden hulpgoederen uitgedeeld, ingestorte hotels met toeristen werden met prioriteit doorzocht op overlevenden. De rest  van de bevolking kreeg weinig tot geen aandacht. Die mocht en mag in grote lijnen verrekken (2).

Het argument om arme buurten te mijden is de veiligheidssituatie. Uit angst voor geweld en plunderingen mijdt hulpverlening arme wijken. Het argument deugt om twee redenen iet. in de eerste plaats  is het geweld juist een wanhoopsreactie op de afwezigheid van hup. Hoe meer hulp, hoe minder wanhoop en hoe minder geweld. In de tweede plaats wordt de ‘veiligheidssituatie’ veel negatiever afgebeeld dan de situatie rechtvaardigt. De meeste arme Haïtianen plunderen niet. De  meeste arme Haïtianen wachten, met bewonderensaardig geduld, op hulp – en ze wachten dag na dag na dag. En velen van hen staken direct zelf de handen uit de mouwen.(3)

De uitweg uit de ramp wordt niet geboden door de aanwezigheid van duizenden VN- en nu vooral ook VS-militaire. De aanvoer van met name de Amerikaanse troepenmacht heeft de aanvoer van hulpverlening vertraagd, en daarmee het leed van de Haïtiaanse bevolking nog groter gemaakt dan het was (4).

De Haïtiaanse staat toont zich keer op keer de vijand van de Haïtiaanse bevolking. Het is een staat die de belangen van de rijke top behartigt – en van de internationale ondernemers die van de lage lonen in Haïti komen profiteren. Het is een staat die zich in de schulden bijft steken bij Westerse financiers, en ruil daarvoor het soort neoliberale beleid voert dat de meerderheid arm maakt, en daarmee nodelos skwetsbaar voor natuurgeweld zoals de recente aardbeving. Op die staat vertrouwen is gewoon de volgende ramp helpen voorbereiden (5).

De  uitweg uit de ramp wordt vooral geboden door twee krachten: in de eerste plaats de activiteiten vanuit de bevolking zelf. Die ging meteen aan de slag na de aardbeving. Die is ook nu bezig zich enigszins te organiseren om weer iets vn menselij samenleven op gang te krijgen. In de tweede plaats initiatieven die rechtstreeks proberen zulke plaatselijke activiteiten van onderop in Haïti te ondersteunen (6).

De  rol voor solidaire mensen buiten Haïti is tweeledig: in de eerste plaats het steun geven aan soort basisorganisaties dat wortelt in de arme bevolking, en dat hun noden en belangen centraal stelt. In de tweede plaats het eisen van maatregelen die de internationale greep op Haïti dor grote mogendheden en ondernemers verzwakken.  Daaronder op zijn minst: kwijtschelding van alle buitenlandse schulden die Haïti heeft, en het onmiddellijke vertrek van alle militairen, zowel die van de VN als die van de VS. Haïti heeft hulp nodig, geen kolonialisme.

(1) zie William Booth, “Haiti’s Elite Spared From Much of the Devastation”, Washington Post via Common dreams, 18 januari 2010;

(2) zie bijvoorbeeld Shirley Pate, “Disaster Imperialism in Haiti”, MRzine, 17 januari 2010;

(3) zie “Security Issues” op het weblog Lenin’s Tomb, 18 januari 2010; en ook Ansel Herz, “Earthquake in haiti: The Day After”, Narco News Bulletin, 14 januari;

(4) zie eerder stukken overHhaiti de afgelopen dagen op dit weblog;

(5)  over de schulden van Haïti en het neoliberale beleid, zie onder meer Eric Toussaint &  Sophie Perchellet, “Haiti’s Odious Debt”, Counterpunch, 19 januari 2010;

(6) een mooi voorbeeld van een initiatief dat rechtstreeks steun biedt aan groeperingen die werken vanuit de bevolking van Haïti zelf is de Honor and Respect Foundation in de Verenigde Staten (gevonden via Narco News Bulletin).