Een revolutionaire partij – zo heb ik heel lang gedacht, ook nog ruim anderhalf jaar nadat ik de Internationale Socialisten (IS) had verlaten – is onmisbaar om een arbeidersrevolutie tegen het kapitalisme te doen slagen. Over de wijze hoe zo’n partij moest worden opgebouwd begon ik weliswaar anders te denken dan niet alleen de IS maar het overgrote deel van wat er aan leninisme en trotskisme bestond. Maar dat een soort van leninisme, een soort van revolutionaire strategie met een revolutionaire partij in de hoofdrol – noodzakelijk, ja onmisbaar was – dat bleef heel lang overeind staan. Een kritisch, heroverwogen, met libertaire elementen verrijkt leninisme, jawel, maar nog altijd leninisme. Daar heb ik, in de nadagen van mijn IS-er-schap, maar ook nog tot ver in de afgelopen herfst op ingezet. Well comrades, no more. Wil de revolutie leven, dient het leninisme ten grave te worden gedragen (na redding van waardevolle delen overigens), want wezenlijke onderdelen ervan zijn een obstakel, geen positieve kracht.
Het leninisme kan geen wezenlijke verrijking met libertaire elementen aan boven een bepaald verzadigingspunt; voorbij dat punt ‘springt’ het leninisme, en wordt het iets kwalitatief ánders. Overeind blijft wat mij betreft de noodzaak van revolutie. Overeind blijft het inzicht dat die revolutie het werk zal zijn van boven alles de arbeidersklasse zelf, samen met alle onderdrukten en daarmee solidaire mensen. Maar precies daarom faalt het leninisme: de nadruk op partijvorming, partijopbouw en machtsverovering door zo’n partij vormen vroeg of laat een blokkade voor een werkelijk bevrijdende arbeidersrevolutie. Dat is een deel van wat er in 1917-1921 in Rusland misging.
Maar laten we eerst eens kijken wat in de betere leninistische traditie over de partij en haar onmisbaarheid wordt verteld. Ik neem een tekst van Chris Harman, de scherpzinnige denker van de Socialist Workers Party (SWP, zusterorganisatie van de IS) die herfst vorig jaar, veel te vroeg, is overleden. De tekst heet Party en Class, en speelde in de late jaren zestig een rol in de omvorming van de International Socialists, voorloper van de SWP, van een vrij libertair opgebouwd socialistisch netwerk in de richting an een klassieke leninistische voorhoedpartij.
Harman legt daarin helder uit hoe anders het leninistische partijconcept is dan het sociaaldemocratische model, waarin de partij de hele klasse tracht te vertegenwoordigen, op grootste-gemene-deler-basis. Die aanpak is electoraal, en voven die pluriforme en ogenschijnlijk democratische partij staat een bureaucratische, ongecontroleerde, leiding. Verkiezingen winnen en regeringsdeelname domineren de aanpak, van principiële socialistische politiek blijft in essentie niets over. Zo moet het dus niet, zo laat Harman overtuigend zien. Ook het bureaucratische model dat stalinisten hanteren – alles van bovenaf, opgelegde eenvormigheid, geen initiatief van leden, laat staat zeggenschap – is verkeerd.
Wat typeert dan wel een revolutionaire partij? Harman hamert op een wezenlijk punt: arbeiders zijn niet allemaal gelijktijdig even radicaal, en ontwikkelen hun klassenbewustzijn niet gelijkmatig. “Arbeiders zijn geen automaten zonder ideeën. Als ze niet gewonnen worden voor een socialistische kijk op de wereld door de interventie van bewuste revolutionairen, dan zullen ze de burgerlijke ideologie over de bestaande maatschappij blijven accepteren. Dit is des te waarschijnlijker omdat dit een ideologie is die alle aspecten van het leven doortrekt en bestendigd wordt door alle media.”
Een paar voorbeelden, niet uit Harmans pamflet overigens, maar het geeft het idee weer, denk ik. Je hebt linkse arbeiders, altijd bereid om in staking te gaan als de directie mensen wil ontslaan, altijd klaar om een zwarte collega te verdedigen tegen racistisch getreiter, altijd bereid om ook verder dande werkvloer te kijken, en bijvoorbeeld stelling te nemen tegen imperialistische oorlogen. je hebt ook rechtse arbeiders: stakngsbrekers als er gestaakt wordt, racistisch , seksistisch, vol van homovijandige ‘grappen’, altijd klaar om te juichen als bijvoorbeeld de VS weer eens een arm land aanvalt en bezet. En je hebt de brede groep ertussen in: bereid tot staken als de vakbond dat nadrukkelijk vraagt, maar tegelijk vatbaar voor de excuses vanhet bedrijf als er mensen de laan uit moeten vanweg ‘rendementsproblemen’.; nie hard racistisch, maar migranten noeten zich wel aanpassen; niet grof seksisrisch en homofoob, maar zwijgzaam meegaand als een racist zijn grofheden spuit; geen fan van oorrlogen overzee maar ook niet geneigd zich er erg druk over te maken.
Welnu: rechtse arbeiders hebben ruggensteun van de bazen, en van de daarbij behorende partijen, VVD, CDA en voor de ware liefhebbers natuurlijk de PVV. Zij staan sterk in deze kapitalistische maatschappij. Gematigde arbeiders hebben ook organisaties waarin ze zich herkennen: vakbonden als FNV en CNV,, en de gematigde linkse partijen PvdA, SP en GroenLinks. Linkse, revolutionaire arbeiders staan hiertegenover sterker als zij zich organiseren, om hun strijdbare radicale geluid beter naar voren te brengen, grotere bekendheid te geven, ervaringen uit te wisselen, elkaars zelfvertrouwen tegenover ondernemers en rechts op te krikken, en gezamenlijk initiatieven te ontplooien om de klassenstrijd effectiever te voren. Dat is waarom revolutionaire organisatie, een revolutionaire partij, noodzakelijk is, aldus nog steeds – vrij vertaald – Chris Harman.
Het is een solide en overtuigende redenering, al zijn er ook wel kritische opmerkingen over te maken Er is alleen een probleem: er is niets specifieks leninistisch aan. Heel veel anarchisten immers beklemtonen eveneens de noodzaak van een organisatie van revolutionairen. Een tekst uit 1926, richtinggevend voor een hele richting binnen het anarchisme, maakt dat duidelijk. De tekst is opgesteld door Russische anarchisten in ballingschap, en heeft als titel: Organisatorisch Platform van Lbertaire Communisten, kortweg het Platform. de richting waar ik op doel staat dan ook als Platformisme bekend, en omvat organisaties als de Workers Solidarity Movement (WSM) in Ierland, de North Eastern Federation of Anarchist Communists (NEFC) in de VS, en anderen.
Centraal daar staat het inzicht dat in een revolutie van onderop de massa’s van arbeiders en boeren weliswaar op spontane wijze allerlei initiatieven nemen met een anarchistische dynamiek. Maar dat is niet voldoede om en revolutie in anarchistische richting te laten slagen. Organisatie rond anarchistische ideeën is onmisbaar.Vervang hier “anarchisme” door “marxisme”, en je hebt vrijwel de gedachtegang van Harman.
Een citaat: “het anarchisme streeft er net naar de politieke macht te grijpen en een dictatuur te scheppen. haar belangrijkste inspiratie is : de massa’s helpen om het echte pad van de sociale revolutie en socialistische opbouw te kiezen”… En even verderop: “Hoewel de massa’s in sociale omwentelingen diep van binnen bewogen worden door anarchistische neigingen en slogans, zijn deze niet op één of andere manier gecoördineerd, en daardoor hebben ze niet de coherentie en aantrekkingskracht o de leidende ideeën te worden, hetgeen essentieel is als de revolutie haar anarchistische oriëntatie en anarchistische doelen wil behouden.” revolutionairen dienen zich te organiseren rond hun ideeën, om die ideeën des te beter ingang te doen vinden in de brede massabewegingen.
Op dat punt zijn leninisten als Harman enerzijds, en anarchisten in de Platform-traditie anderzijds, het eens. Harman zal de meer klassenbewuste arbeiders samen aanduiden als voorhoede in de arbeidersklasse. Anarchisten verafschuwen dat woord veelal. Maar het is een zeer verwante gedachtegang die beiden hier hanteren. Hiermee heb ik overigens niet gezegd dat ik aanhanger van dit Platformisme ben, noch ook het tegendeel; mij gaat het er nu alleen om te laten zien dat er niets specifiek leninistisch is aan het idee van een georganiseerd optredende revolutionaire stroming is.
Daarover gaat het principiële meningsverschil rond partijvorming dus niet. Een georganiseerde stroming rond revolutionaire opvattingen, met het doel om die opvattingen verder te verbreiden en te bevorderen, zodat steeds meer mensen naar die opvattingen handelen, is precies dát: een organisatie. Maar een partij is veel méér dan dat – en dáar gaat het werkelijk goed mis.
Partijen zijn organisatie die – op wat voor manier ook – als doel hebben: machtsverovering. Dat gaat veel verder dan het verbreiden van ideeën. Dat gaat over het slagvaardig organiseren van mensen, met die machtsverovering als doel. Parlementaire partijen doen dat op de door Harman effectief gehekelde wijze. Zij vertegenwoordigen mensen, via de stembus. Met die electorale steun gaan de partijen vervolgens zelf regeren,f en bevinden zich daarmee in een onafhankelijke positie van die massa’s, die weer een paar jaar op hun beurt mogen wachten. Hier is de partij een vorm van representatie van de massa – een massa die zelf vrijwel buiten spel staat.
Lenin beoogt iets dergelijks, maar langs een andere weg. Hij hamert er keer op keer op: de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de partij die hij hielp opbouwen, en waarvan hij de Bolsjevistische, radicalere, vleugel -vanaf 1912 een zelfstandige partij – leidde, had tot taak: het organiseren van een gewapende opstand om de dictatuur van de Tsaar omver te werpen. De taak die Harman in zijn betoog zo centraal stelt, was onderdeel van de voorbereiding van die opstand.
Maar er kwam bij die voorbereiding veel meer kijken: een slagvaardige, welhaast militaire organisatie. Dat moest nauwgezet, professioneel worden opgezet: het idee van ‘beroepsrevolutionairen’ die de ruggengraat van de partij uit dienden te maken, heeft hier haar wortels. En in die organisatie speelde leiding een enorme rol: op het kritieke moment moest er eensgezind worden gehandeld, en dat gaat niet automatisch. In de context van een dictatuur – en dat was Rusland onder de tsaar – kon die leiding niet democratisch worden gevormd, volgens Lenin. De partij moest volgens hem van boven naar onder vormgegeven worden, met een Centraal Comité dat regionale en plaatselijke partijcomités benoemde, tot op het laagste niveau. De organisatie was hiërarchisch van structuur. hij zet dat heel helder uiteen in zijn “brief aan een kameraad over onze organisatorische taken”.
In 1905, toen een revulutie tijdelijk de democratische speelruimte enorm vergrootte, veranderde Lenins aanpak – gedeeltelijk. Hij drong nu aan op democratie binnen de partij, verkiezingen van partijorganen, grote openheid naar buiten toe, maximale toetreding van arbeiders tot de partij. Tegelijk werd het streven naar een vrij strak georganiseerde partij niet opgegeven.
Na de nederlaag van de revolutie van 1905 keerde de top-down-centralisatie in volle kracht terug. Gehoorzaamheid was in deze partij een deugd. Nee, geen blinde gehoorzaamheid: actieve partijleden deden hun werk pas goed als ze ook snapten waar het allemaal om ging. maar wel gehoorzaamheid, strikt orders van hogerhand leren op te volgen. Je kunt aanvoeren dat zoiets tot op zekere hoogte onvermijdelijk is in zo’n context. Maar problematisch is het bepaald wel, als je een beslissende rol in een revolutie toekent aan een organisatie waarin mensen eraan gewend raken orders op te volgen. Revolutie is immers vooral ook het massaal en systematich níét opvolgen van wat voor orders dan ook.
Nu is dat precies wat er in 1917 ook gebeurde: het systematisch niet langer opvolgen van orders. In maart (februari, volgens de daar en dan nog geldende kalender) gingen textielarbeidsters de straat op, begonnen een staking die binnen twee dagen algemeen werd. Straatgevechten, rellen, uiteindelijk muiterijen van troepen die niet langer op arbeider wilden schieten, een algehele opstand in de hoofdstad Petrograd, maakten binnen een week tijd een eind aan het Tsarenrijk.
Niet alleen de orders van de Tsaar en zijn generaals, niet alleen de orders van directeuren om aan het werk te gaan, bleken geen enkel effect meer te hebben. Ook de orders van de bolsjevistische partij bleken krachteloos., en dat was maar goed ook. De plaatselijke partijafdeling had arbeiders geïnstrueerd kálm te blijven, en het goede moment af tewachten. Die rebelse textielarbeidsters staakten tóch. Pas toen de staking al bijna afgelopen was, kwamen Bolsjevieken met een pamflet waarin tot een algemene staking werd opgeroepen. Arbeiders hadden in maart 1917 geen partijorganisatie nodig om de macht omver te gooien. Ze deden het zélf.
Dat veel van die arbeiders zelf partijlid waren, maakt het echec van de partij niet kleiner, maar groter. Dat Trotsky, die deze episode prachtig weergeeft, de vraag wie de Februarirevolutie – zoals deze episode is gaan heten – leidde, beantwoordde met: “de bewuste en gestaalde arbeiders, die voornamelijk door de partij van Lenin opgevoed waren”, is eigenlijk een vermakelijk zwaktebod. De partij werd toch geacht de arbeiders aan te voeren in een opstand? Precies dát liet ze na. Veel meer dan een vormingsinstituut voor revolutionaire proletariërs bleek ze tot dat moment niet te zijn geweest, als we Trotski hier lezen. Ik kan er aan toevoegen dat, als de ambitie van de Bolsjevieken zich beperkt had tot het trainen van arbeiders en hun revolutionaire zelfbewustzijn helpen groeien, ik een groot voorstander van de Bolsjevistische aanpak zou zijn gebleven.
Vrij snel veranderde echter de houding en de rol van de Bolsjevistische partij. Ze ging een revolutionaire koers varen, ze haakte aan bij het snelgroeiende radicalisme van de massa van arbeiders, soldaten en boeren. Dat gebeurde onder druk van die massa’s – inclusief veel gewone partijleden – zelf. En het werd aangejaagd door Lenin die, vaak dwars tegen de rest van de partijleiding in, het radicalisme van onderop hiep verwoorden en in partijbeleid om te zetten.
Zo verwierf de partij zich binnen acht maanden een meerderheidsdraagvlak onder stedelijke arbeiders. In de gekozen arbeidersraden, de sovjets, had de partij vanaf september een meerderheid. Met die situatie als springplank, lanceerde de partij in november een gewapende opstand tegen de rammelende overgangsregering die uit alle macht tevergeefs probeerde de om zich heen grijpende revolutie in te dammen. Dit is als Oktoberrevolutie bekend geworden.
De leus die de Bolsjevieken hanteerden om hun opstand van legitimatie te voorzien was het overbekende “Alle macht aan de Sovjets!” Maar, eenmaal aan de macht, gebruikten ze hun meerderheid in het Al-Russische Sovjetcongres om zichzelf een regering te laten vormen, feitelijk bóven die sovjets. Die regering – de Raad van Volkscommissarissen, met Lenin als voorzitter – had het feitelijke initiatief in handen. En de partij – die in 1917 door deze revolutie als het ware was opengebroken, maar zichzelf al snel hervond – domineerde zowel de regering als ook de sovjets.
Al vóórdat rechtse generaals, gesteund door imperialistische interventie, het land grootschalig in oorlog hadden gestort – hét argument om de bolsjevistische repressie te rechtvaardigen – sloten Bolsjevistische autoriteiten als ze bij sovjet-herverkezingen in de minderheid raakten, zulke sovjets, in de eerste helft van 1918 al. “Menshevieken and SRs (…) wonnen stedelijke sovjet-verkiezingen in Tula, Jaroslavl, Kostroma, Sormovo, Briansk, Ishevsk en andere industriële centra – in de meerderheid van provinciehoofdsteden in Europees Rusland waar sovjet-macht feitelijk bestond. De bolsjevieken ontbonden deze sovjets overal hardhandig”, zo vertel Vladimir Brovkin erover, en hij heeft er keurig en voetnoot bij gezet voor de liefheb(st)ers.
Mensjevieken waren trouwens sociaaldemocraten, SRs staat vor Sociaal-revolutionairen. Beide partijen namen deel aan de voorlopige regering die in november 1917 was omvergeworpen. het zegt wel iets dat deze, toe zo gediscrediteerde partijen, nu weer zoveel aanhang hadden. maar het zegt vooral ook iets over de Bolsjevistische partij dat ze niet wilde leven met een minderheidspositie en machtsverlies na herverkiezing van de door hun zo geprezen sovjets. Partijmacht prevaleerde boven arbeidersmacht.
Het is hier echter niet de plek om de hele neergang van de revolutie in Rusland, en de rol van de Bolsjevistische partij daarin, te schetsen. Mijn belangrijkste punten hier zijn: voor de omverwerping van de Tsaar was een partij overbodig, en zelfs een remmende factor. Dat ze later een tijd lang wel een revolutionaire rol speelde, was omdat ze zich een tijdlang nauwelijks als partij gedroeg. Niet de partij kaapte in de zomer en herfst van 1917 de revolutie. De revolutie kaapte de partij! Maar dat feest kon niet duren – omdat het openbreken van de Bolsjevistische partij van onderaf maar gedeeltelijk succesvol was geweest.
Het zelfbeeld van partijleiding – de partij is de aangewezen kracht om de macht te veroveren, als voorhoede, namens de rest – was intact. En de gecentraliseerde bevelsstructuur, ernstig doorbroken in het heetst van de strijd, herleefde zodra de strijd wat wegebde, deels door uitputting na zo’n hectisch revolutiejaar en tegen de achtergrond van economische ineenstorting en oorlog.
In de loop van 1918 werd het duidelijk: de partij was via een meerderheid van arbeiders zelf de baas gewarden in Rusland. En vanwege de gecentraliseerde inrichting van die partij kwam dat bovendien neer op: de partijleiding was de baas. De macht van die arbeiders zelf was daarmee echter allerminst gegarandeerd. Eerder het tegendeel. Daar zie je wat je krijgt als je het leninistische partijconcept tot het uiterste doordenkt en doorvoert.
(bijgeschaafd 22 januari tussen 2 en 3 uur;-))