Eerder schreef ik over de argumenten die revolutionairen naar voren dienen te halen in de noodzakelijke strijd tegen op handen zijnde, drastische bezuinigingen. Hier wil ik wat hardop nadenken over de soort van beweging die hiertoe opgebouwd dient te worden, en wat daarbinnen een taak van revolutionaire anarchisten zou kunnen zijn.
Er zijn meerdere modellen van protestbewegingen die tegen een rechts kabinet in stelling gebracht kunnen worden. Er is het klassieke partijpolitieke model, zoals bijvoorbeeld de SP, en in vroeger jaren de CPN, dat hanteerde. De partij betrekt haar stelling, brengt haar kritiek naar voren, lanceert campagnes die formeel niet met de partij samenvallen maar waarin de regie duidelijk in handen van die partij is. Zo hadden en hebben we vanuit de SP de initiatieven ‘Red de Postbode’ en ‘Zorg Geen Markt’ – met brede ondersteuning, ook van vakbonden, maar als je op de betreffende site ‘Rapporten’ aanklikt, zie je voornamelijk rapportages van het Wetenschappelijk Bureau van de SP. Het is een organisatiemodel dat actiebelangen inpast in het partijbelang, en waarin voor een werkelijk zelfstandige rol voor mensen die radicalere opvattingen en actievormen voorstaan weinig ruimte is. Het is voor anarchisten natuurlijk mogelijk – en, denk ik, soms nuttig – om naar activiteiten vanuit SP-initiatieven toe te gaan en je er te laten gelden. Maar anarchisten hebben in het op poten zetten van dit soort initiatieven geen speelruimte voor inbreng, tenzij ze zich voegen naar de partijpolitieke spelregels van de SP, iets wat veel anarchisten tegen de borst zal stuiten, en terecht.
Een ander model van organisatie is de vorm die we zien in bijvoorbeeld Rekening Retour (RR). Dit is breder van opzet, en opener van structuur. Het beoogt een werkelijk samenwerkingsverband van groeperingen met verschillende gezichtspunten te zijn, niet puur een front vanuit één organisatie. Het idee is: een veelheid van politieke en maatschappelijke organisaties achter een gemeenschappelijke verklaring te doen scharen, en tot gezamenlijke acties te brengen. Streven is hier vooral een brede beweging, een maximaal draagvlak. Daarvoor wordt het doorgaans nodig gevonden om de gemeenschappelijke verklaring erg voorzichtig en gematigd te houden, om potentiële bondgenoten binnenboord te krijgen, en aanwezige bondgenoten niet van zich te vervreemden.
We zien dat in RR: kritiek op de wel erg voorzichtige en onbevredigende verklaring wordt gepareerd met het argument: met deze verklaring hebben we kans om hoofdbesturen van vakbonden met ons aan tafel te krijgen. De SP maakt al deel uit van RR, deelname van vakbonden wordt als belangrijk strategisch doel gezien, en de toonzetting van een verklaring dient daar bij voorbaat op afgestemd te worden.
De kracht die binnen dit type van bundelingen vaak een zeer prominente rol speelt wordt gevormd door de Internationale Socialisten (IS). Deze organisatie gelooft in deze aanpak, ze ziet er een vorm in van wat in de trotskistische traditie waarin zij wortelt ‘eenheidsfrontpolitiek’ genoemd : samenwerking tussen revolutionaire en sociaaldemocratische (‘reformistische’, in het jargon) organisaties voor een gemeenschappelijk doel, waarbinnen revolutionairen de specifieke waarde van hun aanpak en argumenten dan in de praktijk dienen te demonstreren. Om deze samenwerking mogelijk te maken, wordt vaak vrij veel geslikt.
Overigens vermoed ik dat Trotski, op wiens uiteenzetting van eenheidspolitiek men zich hier baseert, het met de in RR gekozen aanpak nogal oneens zou zijn; bij hem ging het eenheidsfront puur om gezamenlijke actie voor conctrete eisen, nadrukkelijk níét om gemeenschappelijke standpunten, verklaringen en dergelijke. Een verhelderend artikel hierover, aan de hand van Britse voorbeelden, schreef Joe Thorne hierover. Het is te lezen op de website van The Commune. Ik kies hier, hoe on-trotskistisch ik tegenwoordig ook ben, toch voor de scherpere praktische aanpak van de oude bolsjewiek, boven het gangbare vervagen van meningsverschil ten gunste van een onhoudbare en in deze vorm niet eens wenselijke eenheid. Misschien dat ik nog eens een poging ga doen om anarchistische benadering van eenheidsfrontspolitiek uiteen te zetten, want aan ook de versie van Trotski zelf kleven forse bezwaren. Maar ik dwaal een beetje af.
Terug naar Rekening Retour. Soms hoor je het argument dat de IS dit soort samenwerkingsverbanden op touw zet, puur als frontorganisaties voor haar eigen organisatorische gewin. Ongeveer zoals de SP met door haar opgezette initiatieven omgaat. Ik geloof dat dit onjuist is. Ja, als het niet lukt om FNV en SP betrokken te krijgen bij een mede vanuit de IS opgezet initiatief, dan is het in de praktijk de IS die als kartrekker optreedt, deze rol ook bepaald niet schuwt, en er dan haar voordeel mee doet ook. Maar het streven naar zo’n breder bondgenootschap, bij voorkeur richting vakbeweging, is op zichzelf oprecht en is het achterliggende strategische doel van deze aanpak. Het is echter een streven dat in deze vorm flinke nadelen voor de strijd meebrengt.
Indien dat bredere bondgenootschap bezig is te lukken, belandt de IS namelijk makkelijk en vrijwillig in een soort collectieve Cohen-positie, die revolutionairen niet zouden moeten willen: de boel bij elkaar houden, zorgen dat er tegemoetgekomen wordt aan zowel de druk vanuit FNV en vaak ook SP om de zaak rustig en voorzichtig te houden, én ook af en toe wat concessies doen aan radicalere geluiden. Want juist de radicalere mensen lopen vaal hard waar het gaat om flyers uitdelen en posters plakken en dergelijke. Bovendien zeggen radicalen – mensen van Doorbraak en Griekenland Is Overal bijvoorbeeld, in het geval van RR – het soort dingen waar IS-ers het ook niet met goed fatsoen oneens mee kunnen zo zijn. De IS kiest hier voor de rol, niet zozeer van schipper als wel van schipperaar tussen revolutionaire en meer sociaal-democratische vleugels in RR, waarbij tegemoetjkomen aan die tweede, gematigde vleugel doorgaans toch wel erg zwaar weegt.
Om dit alles echter te laten werken, is er een betrekkelijk sterke greep van bovenaf op de organisatievorm nodig, een stevig centrum. Dat is al een probleem voor wie – zoals ik – initiatieven van onderaf centraal wil stellen. De hele verbredingsaanpak richt zich bovendien op bestuurders van organisaties, in het geval van de grotere organisaties daarmee vaak op een bureaucratisch georganiseerde en optredende vakbonds- of partijtop. Successen langs deze lijnen betekenen stevigheid op organisatorisch gebied, jazeker. Vakbonds- en SP-betrokkenheid maakt het regelen van busvervoer naar landelijke acties bepaald een stuk eenvoudiger, en drukt de koster voor deelnemers. Het zou dom zijn om deze voordelen achteloos te versmaden.
Maar het is niet gezond om hier onkritisch mee om te gaan. Waar de grote organisaties, via hun bestuursapparaten, de toon zetten binnen een actiebeweging, daar is voor een zelfstandige rol van actieve mensen buiten die organisaties minder plaats. Mensen die binnen zulke organisaties werken, lopen aan tegen de bureaucratische structe uren van die organisaties. Het bouwen van een bondgenootschap via lobbyen bij de leidingen legitimeert en versterkt de greep ervan nog verder. Het draait er er maar al te makkelijk op uit dat we straks inderdaad gratis of spotgoedkoop met honderden door FNV en/of SP geregelde bussen naar Malieveld of Museumplein mogen – als klanten van die organisaties, meer dan als zelfstandig optredende deelnemers en mini-mede-organisatoren van de actie. Dat is veel beter dan niets doen en thuisblijven. Maar een op deze manier opgebouwde brede protestbeweging is een reus op lemen voeten.
De regie ervan is immers in handen van de top. Die is – als het nu ook weer via RR beoogde organisatiemodel lukt – in handen van parlementaire politici en vakbondsbestuurders. Geen van beiden gaan in de strijd tegen bezuinigingen tot het uiterste. Vakbondsleidingen zien hun rol als beroepsbemiddelaaers tussen ondernemers en regering enerzijds, en hun arbeidersachterban anderzijds. In die rol zit het compromis al ingebakken, het zoeken daarnaar is gewoon hun – redelijk goed betaalde – baan.
Voor de parlementaire partijen geldt iets soortgelijks: zij zoeken mogelijkheden om scherpe kantjes van afbraakbeleid weg te vijlen, daartoe compriomissen te sluiten met iets-minder-asociale CDA-ers (goed zoeken, Emiel en Femke!), en zich sociaal maar realistisch te profileren. Vaak is er ook van regelrechte afstemming tussen vakbondstop en politici sprake, zeker als de PvdA – met haat talloze FNV-bindingen – meedoet aan samenwerkingsverbanden. En deelname van PvdA, of delen ervan, aan RR valt bepaald niet uit te sluiten nu de partij waarschijnlijk in de oppositie belandt tegenover het vunzige trio Rutte-Verhagen-Wilders en dus de handen vrij heeft om ook via de straat wat links krediet te herwinnen.
Zo kan een actiecampagne, met brede maar bureaucratisch georganiseerde steun vanuit vakbeweging en linkse partijen, vleugels krijgen, enorme omvang bereiken soms – om vervolgens te owrden afgeblazen bij de eerste tekenen van een compromis. We hebben dit hele scenario zich al eens zien voltreekken, in 2002-2004. In 2002 was er een bundeling tegen het bezuinigingsbeleid van Balkenende en zijn rechtse regering gevormd: Keer Het Tij. In 2004 kram de vakbeweging grootschalig in beweging tegen plannen om pre-pensioenregelingen af te breken. Keer het Tij – met daarin de IS in een stevige rol, maar met bijvoorbeeld de SP nadrukkelijk aan boord – was eveneens actief op dat front. Het hoogtepunt kwam op 2 oktober 2004, met een geweldig grote manifestatie op het Museumplein vol boze vakbondsmensen – en een podium met vakbondsbestuurders en linkse politici. Ja, PvdA-chef Wouter Bos was daar ook.
De actie werd gevolgd door stakingsdagen in het OV en de metaalindustrie – en vervolgens door een compromis waarin slechts wat scherpe kantjes van de regeringsplannen werden weggeschaafd. De vakbondstop accepteerde het compromis en drong het aan de achterban op. Politieke partijen dreven de zaak verder ook niet op de spits. Keer Het Tij viel terug van vrij brede massa-bundeling naar een veel smallere, wat radicalere coalitie. En al die honderdduizenden stakers en demonstranten gingen naar huis en hielden zich overwegend gedeisd.
Het hele gebeuren liet de zwakten van dit type actiebeweging zien. Wat top-down wordt aangejaagd, kan ook top-down worden afgeblazen. Dat tweede gaat trouwens veelal nog een stuk sneller dan het eerste. En aan de top heerste vanaf dag één al de bereidheid tot compromis, hetgeen de beweging vanaf dagt één kwetsbaar maakte voor het compromis-debacle waarin de strijd haar – tijdelijk, dat wel – graf vond. Keer Het Tij en de parallelle vakbondsbundeling hadden een omvangrijke massabeweging op gang gebracht. Helaas was het ook een van bovenaf zeer beheersbare, uiterst controleerbare, massabeweging. Dat werd haar ondergang.
In RR zien we de contouren van dezelfde dynamiek: koste wat kost via de bestaande organisaties, met name in en via de vakbeweging te werk gaan, betekent dat de top van die organisaties, van de vakbonden vooral, in een positie belandt dat zij de grenzen kunnen stellen waarbinnen de acties moeten blijven. Die top belandt ook in de positie dat zij, in ruil voor een toekomstig compromis, op gang gebrachte acties weer af kan blazen. Met een onverzettelijke rechtse regering ligt een snel compromis weliswaar niet direct voor de hand. Maar iemand als Agnes Jongerius heeft het afgelopen jaar zoveel bereidheid tot overleg en concessies laten zien, dat ook een uiterst rechtse regering misschien toch brood in ziet in een akkoord. Als de vakbeweging maar weinig genoeg vraagt, nietwaar?
Er is dus iets anders, iets meer nodig, dan een coalitie van organisaties, met vakbondsbestuurders en partijpolitici als hoofdrolspelers én grensbewakers tegenover teveel radicalisme van onderop. We hebben een immens omvangrijke beweging nodig tegen de bezuinigingen. Dat is de rationele kern van de argumentatie voor de bureraucratische verbredingsstrategie waar RR tenminste gedeeltelijk voor kiest. Maar we hebben tegelijk een van-boven-onbeheersbare, door de top oncontroleerbare massabeweging nodig, eentje die niet op instructie van vakbondstop en partijbesturen aan- en uitgezet kan worden, naar gelang hun strategie-via-actie-naar-compromis dat vereist. We hebben een massabeweging nodig waarin de directe deelnemers zélf controle uitoefenen om de gang van zaken – van onderaf.
Hoe brengen we dat dichterbij? Ik denk dat het nodig is om niet alles op de ene kaart van RR ter zetten. Het is op zich prima als via die bundeling vakbonden en partijen enigszins aan boord van de strijd tegen bezuinigingen worden gebracht. Maar het is niet prima als radicalere mensen en groepen zich bij voorbaat neerleggen bij gematigde zelfbeperking in eisen en actievormen die door vakbondstop en politieke partijen wordt gewenst. En het is verkeerd om de binnen RR soms onvermijdelijke compromissen bepalend te maken voor wat we sowieso gaan doen. We kunnen een aantal dingen in en via RR op gang krijgen waar dat nuttig is, zoals de komende manifestatie van 23 oktober. Maar we moeten niet aarzelen via andere kanalen dingen op gang te brengen indien RR er geen draagvlak, goedkeuring of steun voor geeft. Dat maat bijvoo0rbeeld een initiatief als Griekenland Is Overal waardevol
Revolutionairen dienen binnen RR tegennwicht te bieden tegen verregaande compromisbereidheid. We zullen dat hardnekkig, maar geduldig moeten doen. Hardnekkig, omdat een radicalere inbreng nodig is om een soortgelijk debacle als in 2004 te helpen voorkomen. Geduldig, omdat we weten dat we binnen een veel bredere beweging een minderheidsstandpunt verdedigen. het zou erg onverstandig zijn om weg te lopen en de deur achter ons dicht te slaan als we niet onmiddelijk onze zin krijgen. Want het gaat niet om ‘onze zin’, het gaat om argumenten die noodzakelijk zijn, maar waarvan de kracht en relevantie vaak pas op langere duur, in een langere eposide van gezamelijke strijd én discussie, duidelijk worden. Het is werk van lange adem.
Deel van dat werk bestaat uit een veel nuchterder houding ten aanzien van vakbondsdeelname aan bijvoorbeeld RR. Te vaak wordt er van uitgegaan dat die van absoluut wezenlijk belang is. Vooral daarin wortelt de compromisbereidheid, de gematigdheid van bijvoorbeeld de verklaring van RR. Maar deelname van FNV-bonden in RR is helemaal niet wezenlijk voor de strijd tegen bezuinigingen. De situatie is namelijk zodanig dat de vakbeweging hoe dan ook wel in beweging komt tegen de bezuinigingen. Aard en omvang van die bezuinigingen vormen een zodanige aanval op de achterban van de vakbonden dat zelfs de meest gematigde en overbetaalde bestuurder wel gebaren van protest moet maken, enige actie moet organiseren, om nog enige geloofwaardigheid naar de vakbondsleden – door bezuinigingen bedreigde arbeiders immers – te behouden. Leden zullen dat van hun bonden eisen, en vanwege die geloofwaardigheid zukllen bestuurders die eis niet helemaal kunnen negeren. Bestuurders zullen wellicht bovendien in een stevig anti-bezuinigingsoprofiel een manier weten te maken om nieuwe leden te winnen. Anders gezegd: de vakbonden gaan echt wel bewegen. Daar hoeft RR helemaal niet voor te zorgen, daar zorgen Rutte, Verhagen en Wilders met hun beleid wel voor.
Om echter te voorkomen dat er, via die opportunistisch-bewegende vakbonden, het anti-bezuinigingsprotest bij voorbaat aan het lijntje van hogerhand gaat lopen, zijn andere organisatievormen nodig, andere strategiën van verbreding dan de in RR gehanteerde. Hoogste prioriteit heeft niet het verkrijgen van formele ondersteuning van zoveel mogelijk organisaties (lees: besturen van organisaties). Veel hogere prioriteit zou het bundelen van boze betrokken mensen zélf moeten krijgen, in buurten, in bedrijven, scholen, instellingen – met name instellingen die rechtstreeks door bezuinigingen bedreigd worden.
Ik denk aan actiecomités met individuele deelname van bedreigde personeelsleden én cliënten van instellingen. Zij zelf beslissen samen over actievormen en eisen. Partijen en vakbonden kunnen steun betuigen, maar dit soort comité’s zouden niet in de eerste plaats coalities van vertegenwoordigers van partijen en vakbonden moeten zijn. Natuurlijk zijn betrokken personeelsleden en cliënten soms lid van vakbonden of van bijvoorbeeld de SP. Maar de strijd, en de organisatie ervan, voeren we primair als belanghebbenden, als personeelslid en cliënt, als solidair persoon, niet in de eerste plaats als vakbond- of partijlid, en zeker niet als afgevaardigde van vakbond en partij.
Ik denk ook aan netwerken – veelal informeel en daarmee extra ongrijpbaar voor zowel bedrijfsdirectie als vakbondsbestuur – van arbeiders binnen bedrijven die richting stakingsacties kunnen werken, mee kunnen doen als de vakbonden actie-initiatief nemen, maar bij afblazen van hogerhand door de vakbondstop tegenwicht daartegen bieden en zo mogelijk zelf door kunnen duwen. Van hieruit kan, bij toenemende strijd, initiatief genomen worden tot comités waarin arbeiders rechtstreeks zeggenschap over hun eigen strijd winnen, en daarmee aan de greep van hiërarchische vakbondsstructuren kunnen beginnen te ontkomen.
Dit type actiecomités en netwerken hebben vele voordelen. Ze bouwen op rechtstreekse betrokkenheid van deelnemers, die hun rechtstreekse belangen verdedigen. Ze zijn een vorm van rechtstreekse democratie-in-actie. Daarmee zijn ze veel moeilijker van bovenaf vanwege een aan de top bedacht compromis naar huis te sturen. Ze verleggen de greep binnen het verzet van boven naar beneden, ze verlenen de strijd een duynamiek van onderaf. Het betreft hier een ‘platte’, niet-hiërarchische, niet-bureaucratische orghanisatievorm die in schril contrast staat met de gangbare – en voor effectief verzet uiteindelijk funeste – vakbonds- en partijpolitieke aanpak.
Deze direct-democratische organisatievormen in het verzet tegen bezuinigingen zouden met name anarchisten – die immers een maatschappij nastreven die langs dit soort lijnen georganiseerd wordt – uitstekend naar voren kunnen brengen en uit alle macht stimuleren. Met name de anarchosyndicalistische traditie – kort en plat gezegd: een traditie die een anarchistische werkwijze voor de strijd op de werkplek beoogt op te bouwen en centraal stelt – heeft hier veel dingen van grote waarde in te brengen. Een tweetal stimulerende en in dit verband relevante teksten, voortgebracht vanuit de Britse Anarchist Federation, zijn “On the frontline: anarchists at work”, en een kritische aanvulling daarop: “On The Frontline Redux”.
Dit is een andere aanpak dan de in RR herkenbare werkwijze Maar dat betekent niet dat voorstanders van deze anarchistische strategie zich louter buiten RR moeten opstellen. Integendeel: als comités in boven geschetste vorm van de grond komen, dan kan van daaruit ook binnen RR worden opgetreden. Dan kunnen in RR-bijeenkomsten mensen vanuit actiecomités gedelegeerd worden, waarmee RR meer een bundeling van actiecomités wordt dan vooral een koepel van vakbondsbestuurders en vertegenwoordigers van politieke groeperingen, zoals nu teveel het geval dreigt te worden. Het zou RR ietsje meer dan onbeheersbare karakter geven dat zo nodig is. En binnen RR kunnen anarchisten ook erop aandringen om de opbouw van dit type comités aan te moedigen.
Omgekeerd kunnen al afgesproken RR- activiteiten ook mooie handvaten zijn om vorming van comités aan de basis op gang te helpen brengen. Te denken valt aan het opzetten van plaatselijke actiegroepen om de manifestatie van 23 oktober van publiciteit en plaatselijke ondersteuning te voorzien. Ook hier is het dan weer belangrijk dat dit soort actiecomités geen koepels zijn van vertegenwoordigers van de drie linkse partijen, eventueel samen met de IS of zo. Nee, het gaat om comités van actieve mensen van allerlei achtergronden, die eventueel lid zijn van zo’n politieke groepering, en dat ook best kunnen laten merken, maar die meedoen als persoon, namens zichzelf en niet als vertegenwoordiger van wie of wat dan ook.
Dit type organisatievormen – niet-hiërarchisch, radicaal-democratisch – hebben we nodig. Waar deze aanpak binnen RR ruimte weet te winnen, is dat zeer welkom. Waar dat niet kan zullen we een eigen plan moeten trekken. Radicalere initiatieven en groepen – bijvoorbeeld Griekenland Is Overal, maar ook Doorbraak – kunnen hier een zeer waardevolle bijdrage leveren, en doen dat tot op zekere hoogte al. Anarchistische organisatievormen, gecombineerd met een revolutionaire afwijzing van iedere verantwoordelijkheid voor de financiële problemen van de kapitalistische staat en de daarmee verweven ondernemersbelangen – problemen die bestáán, ze zijn alleen niet ons probleem – zijn nodig om de komense verzetsgolf tegen het bezuinigingsbeleid de kracht, dynamiek en scherpte te geven die nodig zijn om de bezuinigingen daadwerkelijk weg te vagen. Met minder dienen we geen genoegen te nemen.