Racist Sarrazin nog steeds in directie Bundesbank

31 augustus, 2010

In Duitsland is een hoge functionaris bij de centrale bank, de Bundesbank, tevens lid van de sociaaldemocratische SPD, omstreden geraakt vanwege racistische uitlatingen, onder meer in een boek van zijn hand. Zijn naam is Thilo Sarrazin. De omstreden uitlatingen waren deels antisemitisch, deels gericht tegen moslims. Het is te hopen dat zowel Bundesbank als SPD deze man snel dumpen, maar daar ziet het, vooral wat betreft de Bundesbank, nog niet naar uit. Hopelijk worden SPD en Bundesbank daar alsnog met stevige protesten daartoe aangezet.

Wat de man zegt, is niet niets. Volgens hem zouden “alle joden een bepaald gen bezitten”, zo vertelde hij in een interview in Welt am Sonntag. Dat is doodgewoon een racistische leugen, een sprookje dat een joods volk op niet-bestaande biologische basis wil definiëren. Waar dat eerder mede toe leidde, dient Sarrazin aan de hand van een educatief bezoek aan Auschwitz nog maar eens duidelijk gemaakt toe worden.

Hij beweert ook nog dat, in de weergave van De Volkskrant, “moslimimmigranten niet bereid of in staat zijn te integreren in westerse samenlevingen.” Het is weer eens de schuld van de moslims, volgens deze man. Wilders heeft op dit nare sprookje dus geen monopolie. Sarrazin heeft volgens Nos.nl ook nog beweerd dat “alle Turken in Berlijn geen andere functie hebben dan het verkopen van groenten en fruit.” Van het cliche over joden-als-sjacheraars naar het cliche over Turken-als-handelaars, er is in zeventig jaar weinig veranderd. Het wordt inmiddels méér dan een beetje vervelend.

De SPD heeft inmiddels een schorsingsprocedure ingezet tegen de racist. De partij zou zich echter ook wel eens af mogen vragen hoe zo iemand sowieso in deze partij kon komen. dat zegt iets over de SPD zélf, niet alleen iets over Sarazzin. De Bundesbank heeft laten weten dat ze de uitlatingen van Sarrazin niet bepaald ziet zitten, maar stuurt de man niet weg. Bondskanselier Merkel, wellicht bevreesd voor reputatieschade van Duitsland, heeft wel vrij stevig afstand genomen van zijn opvattingen.

Maar Sarrazin wegjagen uit zijn hoge positie vergt meer dan dat.  Hij vertrekt bepaald niet spontaan na een paar aanmerkingen. Tot nu toe klaagt hij dat zijn woorden uit hun verband zijn gerukt – maar is er een verband waarbinnen racisme, in antisemitische of islamofobe vorm, dan opeens wel aanvaardbaar is? Hij verdedigt zijn boek en zijn recht om te zeggen wat hij zei. Waar is het protest van links? 


Engels en Bakoenin over autoriteit

24 augustus, 2010

Het sleutelwoord in de langlopende discussie tussen anarchisten enerzijds en klassieke marxisten anderzijds is het woord ‘autoriteit’. Marxisten, zo luidt de onder marxisten gangbare weergave van de discussie, accepteren autoriteit als mechanisme, maar willen die autoriteit onder democratische controle brengen. Anarchisten ontkennen, in deze versie, elke noodzaak van autoriteit, en willen haar hetzij negeren, hetzij omverwerpen. In deze weergave zien anarchisten er makkelijk uit als irreële malloten, en marxisten als de meer realistische revolutionairen. De weergave is echter unfair en onjuist

Een voorbeeld zien we bij Paul Blackledge, een marxist die in een lang artikel dat begin van dit jaar in International Socialism Journal verscheenprobeert uit te leggen dat de marxistische kritiek op het anarchisme klopt, terwijl de anarchistische kritiek op Marx en zijn aannhangers in de kern misplaatst is. Hij zegt bijvoorbeeld: “De sleutelvraag voor marxisten doe marxisten aan elke maatschappij stellen is niet of die gekarakteriseerd wordt door enige soort van autoriteit (het antwoord daarop kan alleen maar ja zijn), maar of de autoriteit onde democratische controle staat, en zo nee, wie dan wel die controle heeft. Zoals Herbert Marcuse opmerkt: Marx keek niet vooruit naar het beëindigen van autoriteit, maar naar de volledige democratisering ervan.”

Het is een oud thema van marxisten, dat teruggaat op minstens Friedrich Engels. Die schreef, in de context van de discussies met de beginnende anarchistische beweging van de jaren 1860 en 1870, zijn artikel “Over Autoriteit”. Hij wijst er daar heel behendig op in hoeveel maatschappelijke instellingen dingenprecies gecoördineerd moeten verlopen, en hoe dit discipline, en daarmee autoriteit, met zich meebrengt. Autoriteit omschrijft hij als “het aan ons opleggen van de wil van een ander”. Dus: “autoriteit verondertelt ondergeschiktheid” Voorbeelden waarmee hij komt is de gang van zaken in een katoenfabriek en bij de spoorwegen. Het arbeidsproces vergt daar punctualiteit, een ieder zal de overeengekoen taken moeten uiotvoeren en zich aan het proces-als-geheel ondergeschikt moeten maken. Dat proces-als-geheel kan overzien worden door gedelegeerden die opdrachetn geven, of rechtstreeks door meerderheidsbesluiten – maar in beide gevallen is er sprake van autoriteit, hoe democratisch ingericht en geworteld ook.

Hij wijst ook op revoluties als wezenlijk van autoriteit doortrokken gebeurtenissen: “Hebben deze heren (Engels doelt op antiautoritaire revolutionairen als Bakoenin) wel eens een revolutie gezien? Een revolutie is zeker het meest autoritaire wat er is; het is de daad waarmee een deel van de bevolking haar wil aan een ander deel oplegt door middel van geweren, bajonetten en kanonnen – autoritaire middelen bij uitstek; en de zegevierende partij zal, als ze niet voor niets wil hebben gestreden, haar regeermacht moeten handhaven door middel van de schrik die haar wapens de reactionairen moeten inboezemen.” Engels concludeert dan: óf anarchisten snappen dit allemaal niet, en dan “scheppen ze enkel verwarring” ; óf ze snappen het wel, en “in dat geval verrraden ze de beweging van het proletariaat.” Hoe dan ook, “in beide gevallen dienen ze de reactie.”  

Maar er is een derde mogelijkheid. Die wordt zichtbaar als we de belangrijkste grondlegger van het revolutionaire anarchisme, Michael Bakoenin, eens aan het woord laten over hetzelfde onderwerp. Titel van een verhelderend artikel van hem: “Wat is autoriteit?” Hierin gaat hij in op verschillende vormen van autoriteit, en maakt hij duidelijk dat hij met sómmige vormen een wezenlijk probleem heeft, maar met andere vormen in het geheel niet.

Allereerst stelt hij vast dat de ‘autoriteit’ van natuurwetten zo onontkoombaar is, dat verzet en rebellie daartegen eigenlijk een absurditeit is. Aan de geldigheid, de ‘autoriteit’ van de zwaartekracht is niet te ontkomen. De natuurwetenschap kan dan bij Bakoenin ook op grote waardering rekenen. Maar het idee dat de maatschappij bestuurd moet worden door experts, natuurwetenschappers, omdat die het beste inzicht zouden hebben, vervult hem met weerzin. Hij laat zien dat zo’n bestuur al gauw zou draaien om haar eigen instandhouding onder het mom van het welzijn van een domme bevolking. En de bestuurders zelf zouden ook nof eens door de macht gecorrumpeerd worden

Dan volgen er sleutelpassages, niet alleen in Bakoenins tekst, maaer in de anarchistische theorievorming zelf. “Is de conclusie dat ik alle autoriteit verwerp? Verre van mij zij die gedachte. In zaken van laarzen verwijs ik naar de autoriteit van de schoenmaker; wat betreeft huizen, kanalen opf spoorwegen raadpleeg ik die van de architect of ingenieur.” Bakoenin erkent de autoriteit van deskundigheid en vakbekwaamheid. Even later echter lezen we het volgende: “Maar ik sta noch de laarzenmaker, noch de architect, noch de wijze toe om zijn autoriteit aan mij op te leggen.” En verderop: “als ik buig voor de autoriteit van de specialisten en mijn bereidheid om, tot in zekere mate en zo lang als mij dat noodzakelijk lijkt, hun aanwijzingen en zelfs hun instructies op te volgen kenbaar maak, dan is dat omdat hun autoriteit door niemand aan mij is opgelegd, niet door mensen en niet door God.” Het wordt glashelder. Bakoenin argumenteert niet tegen autoriteit in het wilde weg. Hij argumenteert tegen opgelegde autoriteit.

Hij geeft ook nog aan dat de erkenning – in volle vrijheid – van de autoriteit van wetenschap en vakbekwaamheid wortelt in het feit dat niet iedereen alles tegelijk kan weten. “Daaruit resulteert, zowel voor wetenschap als voor industrie, de noodzaak van arbeidsverdeling en associatie van arbeid. Ik ontvang en ik geef – zo is het menselijk leven. Ieder geeft instructie en wordt op zijn beurt geïnstrueerd. Vandaar dat er geen vaste en nonstante autoriteit is, maar een voortdurende uitwisseling van wederzijdse, tijdelijke en boven alles vrijwillige autoriteit en ondergeschiktheid is.” Het zal inmiddels duidelijk zijn dat de gangbare idee dat anarchisten ‘tegen alle autoriteit’ zijn, een simplistische onjuistheid is, en dat dit zeer zeker niet voor Bakoenin gold.

De voorbeelden van Engels uit industrie en spoorwegstelsel zijn dan ook geen weerlegging van de anarchistische opvattingen. Dat er in een f abriek taakverdeling is, en dat mensen geacht worden het overeengekomen werk ook te doen, past binnen Bakoenin’s idee van “noodzaak van taakverdeling” en van “voortdurende uitwisseling van (…) autoriteit en ondergeschiktheid.” Ook het kiezen van gedelegeerden met de taak om overzicht te houden en aan te sturen, is hier niet mee in strijd. Zolang overeenkomsten in vrijheid worden afgesloten en ook kunnen worden ontbonden, zolang de autoriteit niet wordt opgelegd, is er geen wezenlijk probleem.

In feite gaat het hier immers om iets heel alledaags. Mensen maken afspraken, en worden geacht die ook na te komen. Wie dat jkeer op keer zonder valide reden niet doet, ondervindt consequenties. Als ik drie keer achtereen afspreek bij iemand op bezoek te gaan, en ik kom alle drie zonder reden en zonder afmelding niet opdagen, dan is de kans groot dat ik geen vierde keer door die persoon wordt uitgenodigd. Als iemand binnen een werksituatie – ook eentje waar arbeiders samen de fabriek besturen op niet-hiërarchische wijze – drie keer afgesproken taken niet uitvoert, zonder dat er overmacht in het spel is en zonder tijdig te waarcschuwen dat het mis gaat, dan is er een grote kans dat aan hem of haar die taak door collega’s niet meer wordt toevertrouwd. Zonder afspraken op basis van wederkeringheid, in volle vrijheid aangegaan maar wel met de verwachting dat die ook worden nagekomen, is geen samen leven mogelijk. Als Engels dat, nogal evidente, inzicht bedoelt heeft hij gelijk. Maar daarin zit geen verschil tussen zijn opvattingen en die van Bakoenin. Doen alsof anarchisten ‘alle autoriteit afwijzen’, ook de vrijwillig aanvaarde autoriteit van, soms complsexe, afspraken, is een karikatuur bouwen van anrchistische opvattingen om die vervolgens goedkoop neer te sabelen. Zoiets doet de reputatie van Angels als revolutionair bepaald geen goed.

Ten slotte is er nog de kwestie van de revolutie, door Engels geschetst als “het meest autoritaire wat er is”. Dat geldt voor revoluties waarbij de inzet is om een oude staat te vervangen door een nieuwe, die dan natuurlijk wel ‘af moet sterven’, ooit. Maar dat is precies níét wat Bakoenin, en revolutionaire anarchisten in het algemeen, beogen. Revolutionaire anarchisten staat een revolutie voor ogen waarin de opgelegde autoritaire structuren en instituties – staat en kapitaal en daarmee verbonden instututies – van onderop worden afgeschud. Het is een fundamentele revolte tegen opgelegde autoriteit, een grootschalig néé zeggen tegen orders, of ze nu van directeuren komen, van generaals , van schoolmeesters of van Centrale Comités. Het gaat er hier niet om dat die bazen, of bazen-in-spé – doen wat wij, hun voormalige ondergeschikten zeggen en willen. Het gaat er om dat zij niet meer in staat zijn om ons te dwingen te doen wat zij willen. Ik hoef geen autoriteit over het huidige of het komende kabinet. Ik bestrijd echter met hand en tand hun autoriteit over mij. Staking in de fabriek, muiterij in het leger, ongeoorloofde demonstratie en straatgevecht met politie en leger – het zijn kerntactieken in een revolutie, en het zijn fundamenteel anti-autoritaire handelwijze, anti-autoritair in de zin van verzet tegen opgelegde, hiërarchische autoriteit.

Dat een bevolking die zich zojuist heeft vrijgevochten, er desnoods met wapens in de hand voor zorgt dat de verdreven heersers hun machtsposities niet kunnen heroveren lijkt me nogal wiedes. Maar ook hier geldt: het dwarsbomen van pogingen om eerdere autoriteit weer op te leggen is in zichzelf geen vorm van autoritair (in de zin van opgelegd-autoritair) handelen. Dat er opgelegd-autoritaire dimensies in een revolutie denkbaar zijn – bijvoorbeeld het opsluiten van gewapende contrarevolutionairen in situaties waarin de revolutie de proporties van een burgeroorlog aanneemt – is waar. Maar dat maakt de revolutie nog niet tot “het meest autoritaire wat er is”. De kern van een revolutie ligt immers geheel elders, in het afschudden van opgelegde autoriteit, niet in het instellen ervan.

Ook hier, wat betreft het wezenlijke karakter van een revolutie, slaat Engels de plank dan ook mis. Dat is dan ook de derde mogelijkheid, naast de twee mogelijkheden die Engels zelf noemde: het is Engels die zijn anarchistische opponenten, bewust of onbewust, onrecht aandoet. Het anarchisme van Bakoenin blijft wat mij betreft in deze confrontatie met Engels, en ook met zijn verre politieke nazaat Blackledge, dan ook recht overeind.


Grote hetze tegen Islamitisch centrum, kleine hetze tegen criticus Wilders

22 augustus, 2010

De hetze tegen het islamitisch centrum in New York groeit naar nieuwe dieptepunten. We wisten al dat Geert Wilders, opperste haatzaaier en straks waarschijnlijk opperste steunpilaar voor het bezuinigingskabinet-Rutte, een toespraak gaat houden op 11 september tegen de ‘moskee’. We weten inmiddels ook dat zijn extreem-rechtse geestverwant uit Vlaanderen, Filip de Winter van het Vlaams Belang, op diezelfde dag voor de Amerikaanse ambassade in Brussel wil staan protesteren, met 200 geestverwanten.

Kritisch schrijven over zoiets brengt trtouwens ongemak met zich mee. Voor je het weet wordt je, zoals mij overkwam, op een Forum voor de Vrijheid (jawel!), uitgemaakt voor “landverrader”, tegen wie het afvuren van commentaren wordt gestimuleerd  die moeten “Provoceren maar niet bedreigen (ivm de juridische consequenties)”; in één van dit  type commentaren, namelijk commentaar één bij mijn eerdere stuk over het islamitische gemeenschapscentrum in New York, werd de doodstraf tegen zo iemand alleszins redelijk geacht. Overigens beschouw ik “landverrader” als compliment. In een wereld van oorlogvoerende nationale staten, is het opzeggen van loyaliteeit aan die staten, in het bijzonder aan de ‘eigen’ staat, noodzaak. Lang leve landverraad, derhalve. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik op hatelijke commentaartjes zit te wachten.

De oproep tot provocatie van ondergetekende geeft ook nog, heel behulpzaam voor hardere nazi’s aldaar, een truuk hoe je, als je toch de wet wil trotseren, voor je anonimiteit kunt zorgen. Aardig is ook nog dat de moderator van het forum vervolgens reageert en geei enkele afstand van deze oproep tot intimidatie neemt. Grappig is dat één van de reageerders ook nog denkt dat ik de man van … NIna Brinks ben. Dommer kan nauwelijks, ik heet Peter Storm, geen Pieter Storms. Hahahaha. Het is evengoed allemaal wel aardig dat in de Wilders-achterban geluiden worden geüit die het fascistische karakter van het Wilders-fenomeen op deze manier alleen maar duidelijker maken. Gelukkig heeft de waardevolle website Krapuul, die Wilders en wat daarmee samenhangt kritisch voor het voetlicht brengt en daarmee goed en nodig werk doet, het punt opgepikt en onder ruimere aandacht gebracht. 

Terug naar de zaak van het islamitisch gemeenschapscentrum zelf. Amanda Kluverd kwamen we al tegen, in mijn eerdere stuk over de zaak. Zij kwam met haar eigen versie van islamofoob gestook dat ik al enigszins heb ontleed. Ze schreef echter onlangs een soort vervolg waarin ze initiatiefnemer van het islamitisch centrum, Feisal Abdul Rauf, maar vooral zijn vrouw Sonya Khan, onder de loep neemt. Die zou over de locatie van het project hebben gezegd: “Het gebouw kwam naar ons toe, vertelde ze, het gebouw vond ons. het gebouw was verlaten onmdat het door ‘een vliegtuig’beschadigd was. Zij konden het voor hun moskee perfect gebruiken en zij concludeerde daaruit dat er ‘symbolisme’ en ‘een goddelijke hand’ achter zitten.” Kluver dan weer: “Dit is een heel onsmakelijke opmerking. Khan vertelt er namelijk niet bij dat het een van de vliegtuigen van 9/11 waren die het gebouw hadden beschadigd.” De ‘goddelijke hand’ had – zo leest Kluveld de uitspraken van Khan  – zat achter 9/11, dat bv via een beschadigd gebouw een locatie voor een islamitisch gemeenschapscentrum had  gebracht.

Wat hiervan te zeggen? Nergens zegt Kluveld wáár en wanneer Khan dit alles zou hebben gezegd. Gezien haar evidente gebrek aan waarheidsliefde, en haar neiging om alles wat de Islam betreft zo negatief mogelijk te duiden, desnoods te verdraaien, geloof ik niet zonder meer dat Khan dit zo heeft gezegd, en nog minder dat de bedoeling die Kluver erin leest ook echt de bedoeling van Khan zelf is. Als ze zoiets gezegd en bedoeld heeft, is mijn waardering voor zoiets nul komma nul. Maar ik hoef geen uitspraken goed te keuren om toch  het recht op vestiging van islamitische centra te verdedigen, óók als dat recht wordt uitgeoefen op een paar blokken afstand van Ground Zero.

Maar – en dat is een tweede punt – het zegt verder niets over het project zelf. Het is idioot om dat te beoordelen op de uitl;atingen, niet eens van de initiatiefnemer zelf, maar van diens echtgenoot. Als rare uitlatingen van dominees over bijvoorbeeld de schuld van zondaars aan hun eigen leed, de eigen schuld van homo’s als ze aids krijgen ‘wegens hun zondige leven’, of van joden aan hun vervolging, iets dat je in rechts-Christelijke kringen nog wel eens hoort – argumenten zijn tegen de bouw van een kerk waarin zo’n dominee predikt, dan zou het aantal in de VS gebouwde kierken vermoedelijk meteen drastisch kunnen worden verminderd. En niet alleen in de VS. En dat betreft dan nog uitspraken 1 van verantwoordelijke predikers  en en initiatiefnemers zélf, niet van hun echtenotes; en 2 uitstraken die fatsoenlijk zijn gedocumenteerd, uit iets méér dan de pen van een oververhitte islamofobe columnist.

Goed. Intussen weten we wel steeds meer over de initiatiefnemer zelf, Feisal Abdul Rauf. Zelfs Kluver vermeldt het feit dat deze man sensitivity trainingen gaf aan personeel van… de FBI! Een artikel over de man in de New York Times noemt nog meer. De man hield in februari een toespraak in Cairo. Daar werd hem gevraagd naar de reden dan de VS zijn toesprakentournee subsidieerde. Was het misschien omdat zijn boodschap tot verzoening tussen islam en het Westen de VS goed uitkwam? “Ik ben geen agent van enige regering, zelfs als sommigen van jullie dat niet geloven. Dat ben ik niet. Ik ben een vredestichter.” De man die in de VS voor terroristenvriend en verkapte moslim-extremist wordt uitgemaakt, moet zuich in Egypte verweren tegen de beschuldiging dat hij een Amerikaans agent is! Hij is trouwens momenteel wederom op toernee. Op kosten, jawel, van het Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. De New York Times noemt allerlei beschuldigibngen tegen de man, en concludeert: “Hoe dan ook, hem een jihadist noemen is nog minder geloofwaardig dan hem een agent van de Verenigde Staten noemen.”

Dit is niet de stem van een enkele columnist. Dit is de New York Times, spreekbuis van sterke krachten in het Amerikaanse establishment, voorvechter van de Amerikaanse oorlogen in Afghanistan en Irak, van de Amerikaanse steun aan Israël, van de  Oorlog tegten terrorisme en wat daar zoal ideologisch mee samenhangt. Als Rauf werkelijk een fundamentalistische terroristenvriend zou zijn, zou deze krant de tekenen daarvan overvloedig uitstallen. Dat de New York Times dat niet doet – integendeel – is veelzeggend.

Er is, voor mensen die godsdienstvrijheid en gelijke rechten voor verschillende bevolkingsgroepen belangrijke democratische vrijheden vinden, geen enkele valide reden om tegen het islamitische gemeenschapshuis op Manhattan te zijn. Er is voor mensen die zich keren tegen de groeiende aangejaagde islamofobe haat, alle reden om met de grootste felheid stelling te nemen tegen gangmakers Wilders, Dewinter en hun treurige hofcolumniste Kluverd. Morgen spookt de fascistische Wilders-ongeest wellicht ook nog eens rond als steunpilaar van een regerende coalitie in Nederland. De strijd daartegen gaat door. Het schrijven, door ondergetekende en hopelijk zeer vele anderen, van nare stukjes over Wilders en zijn fascistische politiek en achterban, als onderdeel van die strijd, eveneens.


Staking in Zuid-Afrika

21 augustus, 2010

In Zuid-Afrika woedt al enkele dagen een felle staking. Ruim een miljoen arbeiders in overheidsdienst hebben het werk neergelegd omdat ze een beter inkomen willen. De vakbond eist een loonsverhoging van 8,6 procent; de regering gaat niet verder dan 7 procent. De vakbond eist bovendien een woonkostentoelage van 1000 Rand (dat is 105 euro) terwijl de regering daarin niet verder gaat dan700 euro.

De staking bracht allerlei groepen ambtenaren in actie. Het gaat vooral om docenten om verplegend personeel. Soms voeren actievoerders blokkade-acties van bijvoorbeeld ziekenhuizen, om werkwilligen tegen te houden en de toegang tot ziekenhuizen te bl;okkere, ook voor patiënten. Dat was afgelopen donderdag aanleiding voor de inzet van militairen, die stakers met waterkanon en rubberkogels bestookten.

De stakers hebben groot gelijk, zowel in hun eis voor hogere inkomens als in de militante actievormen die ze gebruiken. Eerst die looneis. Die ligt ruim boven de inflatie van 4,5 procent. Maar dat mag ook wel: de huidige lonen zijn gewoon onvoldoende om van rond te komen, duseen looneis die de prijsstijgingen flink overtreft is gewoon noodzakelijk. Lodick Mashile, verpleegkundige bij operaties, leeft van 1200 dollar maandloon plus 500 dollar woonsubsidie. Daarvan onderhoudt hij drie schoolgaande kinderen en twee andere familieleden. “Ik zit altijd in de schulden”, zegt hij.

Er moet dus gewoon flink geld bij die inkomens, van verplegenden, docenten en andere ambtenaren. Er kán ook geld bij, zoals Patrick Bond, die overigens een hogere looneis noemt. laat zien. Voor  de wereldkampioenschappen voetbal had Zuid-Afrika naar schatting 5 miljard dollar beschikbaar, waarvan 3 miljard voor stadions die daar vooral maar protserig staan te pronken. Drie miljard voor een voornamelijk voor zakenlieden interessante snelle treinverbinding tussen het vliegveld en het zakencentrum van Johannesburg was ook te vinden. Een regering die zulke uitgaven kan doen, kan haar personeel een stuk beter betalen dan het bedrag waarmee ze nu probeert weg te komen.

Ja, de acties veroorzaken overlast. Een Aljazeera-blogger maakt daar een stevig punt van, net als de Zuid-Adfrikaanse Bisschoppenconferentie. Die bracht een verklaring uit, waarin stond: “Wij zijn met afschuw vervuld dat zorg ontzegd wordt aan de  zwaksten en meest kwetsbaren.” De minister  van gezondheidszorg van het land zei: “Zelfs in tijden van oorlog laten mensen ziekenhuzen ongemoeid.” Van zo’n minister valt zoiets te verwachten het hoort gewoon bij de propagandaslag vanbazen tegen de acties van hun opersoneel.

Het antwoord op dit soort zieligheidsdemagogie ligt besloten in de woorden van de eerder geciteerde staker Lodick Mashile. “Ik kan andere mensen niet helpen als ik mezelf niet kan helpen”, zegt hij. Inderdaad. Als ministers echt zo graag een eind aan de overlast willen willen die de staking ontegenzeglijk voor patiënten meebrengt, dan dient de regering gewoon onverwijld en overkort in te stemmen met de de door de stakers geëiste inkomensverbetering. Zo simpel is het.


Wat doet een oorlogsmisdadiger op Lowlands?

19 augustus, 2010

Zojuist vloog er een bizar tafereel door mijn geest. Het speelde zich af op het Woodstock festival in 1969, dat grootse muziekgebeuren met artiesten als Jimi Hendrix, Janis Joplin, Crosby, Stills & Nash en noem ze allemaal maar op. De ban-de-bom-tekens waren alom zichtbaar, de sfeer was, in alle regenechtigheid die het terrein had getroffen, over het algemeen prima. En toen gebeurde het: Country Joe and the Fish hadden hun prachtige lied tegen de Vietnamoorlog zojuist beëindigd, toen er – en hier begint mijn fantasie – op het podium een geüniformeerde gestalte verscheen.

Wie was het? het was niet te zien, tenzij je vlak vooraan stond. Uit de luidsprekers klonk echter zijn naam. “Ladies and gentlemen, mag ik jullie aandacht voor…. generaal Westmoreland, topot voor kort de bevelhebber van onze dappere troepen in Vietnam. Hij komt ons iets vertellen over de rol van de jeugd in de strijd vboor de waarden van het Vrije Westen. Een hartelijk applaus graag!”

Zie je het voor je? Uitvoerder van een misdadige oorlog – toen al honderdduizenden Vietnamese en tienduizenden Amerikaanse doden, en het drama zou zich nog jaren voortslepen – die mensen toespreekt die in steeds groteren getale zich tegen die oorlog keerden? Je kunt erover twisten of de man gewoon zou zijn  uitgejouwd, of dat mensen de moeite zouden hebben genomen om daadwerkelijk het podium te bestormen. Misschien was de man wel door een immense group hug van de massaal aanwezige Love Generation verpletterd. Dat het een interessant incicdent zou zijn geweest, lijkt me echter duidelijk.

Nu is het bezoek aan Woodstock door genoemde genocidale generaal fantasie. Maar de gedachte werd getriggerd door de werkelijkheid, om precies te zijn door een recent bericht op het nieuws. Vanavond stromen mensen naar het Lowlands-festival dat morgen van start gata. En wie zal zaterdag op dat festival de troepen, pardon, de festivalbezoekers toespreken? Generaal Peter van Uhm, bevelhebber van de Nederlandse troepen. “Hij zal er praten over de rol die jonge militairen hebben in het buitenlandbeleid”, zo lees ik in Het Parool nadat ik even op internet naar bevestiging van het bizarre bericht ben gaan zoeken.

Over die rol van jonge soldaten is trouwens weinig te melden, lijkt me: de rol van jonge soldasten, in elk buitenlandbeleid, is te doden en te sterven voor wat doorgaans veel oudere mensen, doorgaans mannen, in hoofdkantoren en ministeries hebben verzonnen. Mocht er tussendoor tijd en gelegenheid zijn voor PR-projecten, een schooltje hier, een weggetje daar, dan is dat meegenomen. Voor dat inzicht hebben we geen generaal en geen toespraak nodig.

Laten we duidelijk zijn over wat hier gaat gebeuren. Enkele tienduizenden mensen die een leuk weekend gaan hebben, worden getracteerd op een PR-praatje van één van Nederlands grotere misdadigers. De oorlog die het Westen tegen Afghanistan voert, is immers misdadig, evenals de koloniale bezetting waar Nederlandse troepen zo lang aan hebben meegedaan en op kleine schaal nog steeds meedoen.

Hoe misdadig die oorlog is, wordt nog eens bevestigd – niet onthuld, oplettende nieuwsvolgers wisten het al – door documentatie die Wikileaks naar buiten heeft gebracht. Burgerdoden door Westerse militairen, pogingen om dat buiten beeld te houden, ze maken deel uit van het klassieke plaatje dat in Vietnam ook al zichtbaar was. Aanvoerder van de Nederlandse troepen in de laatste jaren, en daarmee oorlogsmisdadiger van formaat: Peter van Uhm. Hopelijk zijn er alerte festivalbezoekers die de generaal op passende wijze van een antimilitaristisch, oorlogsvijandig en aansprekend antwoord zullen voorzien.


Bankpas en belmenu

19 augustus, 2010

Eerder schreef ik een stuk over onder meer het irritante verschijnsel van de belmenu’s. Je hebt een probleem, belt een instantie, moet eindeloos cijfers intikken om eindeindelijk twintig minuten in de wacht gezet te worden om vervolgens iemand te spreken te krijgen die je vertelt wat je zelf intussen allang had bedacht. Dit alles tegen 80 eurocent per minuut.

In dat eerdere stuk gaf ik aan dat dit te maken had met doodgewoon winstbejag. Niet alleen het grove geld dat verdiend wordt aan het bellen zelf. Feitelijk wordt je als klant gedwongen het werk te doen waar vroeger personeelsleden voor waren. Die zijn wegbezuinigd, en vervangen door cijfers, knoppen en telefoons – en door de klant. Feitelijk doet die klant daarmee onbetaalde arbeid voor het bedrijf. Zo wordt winstmaken wel makkelijk.

Van enige werkelijke technische noodzaak hiervoor is geen sprake. Het is een commerciële afweging. Dat het anders kan, ontdekte ik gisterenavond, en wel als volgt. Ik was mijn bankpas kwijt. Dat betekent dus: bellen met de bank. Dat bleek 24 uur per dag te kunnen (iets wat je bij internet-problemen met je provider lang niet altijd hoeft te proberen). Ik dus bellen. Géén stem over 80-eurocent-per-minuut; het was dan ook een ‘gewoon’ netnummer. Wel uitleg waar het nummer voor bedoeld was: niet alle klangenvragen, maar alleen vermissing van bankpassen en dergelijke. Daarna  een belmenu, met één keuzemogelijkheid, en dus niet het vervelende eindeloze kiezen uit opties.

De telefoon ging over, een stem melde na een paar bliep-bliepjes dat alle medewerkers in gesprek waren, en of ik even wilde wachten. Meteen daarna begon de telefoon al over te gaan, en kreeg ik een zeer vriendelijke medewerkster aan de lijn. Binnen een handvol minuten was de zaak geregeld, allemaal heel plezierig. Het hele gedoe had me misschien tien minuten gekost.

Conclusie: het kan dus allemaal zónder belmenu-doolhoven en eindeloze wachttijden. Bedrijven die zeggen dat dit soort irritaties onvermijdelijk horen bij een moderne maatschappij, spreken onzin. Volgende vraag is dan: waarom lukt het hier wel, en bij veel andere bedrijven niet?

Ik denk dat het geee filantropie is van de bank. Dat er opeens een epidemie van goede wil en spontane klantvriendelijkheid op een doordeweekse woensdagavond is uitgebroken, kunnen we vermoedelijk uitsluiten. Wat hier speelt is het belang van de bank zelf. Vermiste bankpassen kunnen gestolen bankpassen zijn. Dat betekent leeggeplukte rekeningen – en schadeclaims van klanten. Hoe eerder een klant vermissing meldt, hoe sneller een pas geblokkeerd kan worden.

Hoe makkelijker het voor een klant is om dit te regelen, hoe minder kans dat er in de tussentijd rekeningen worden leeggestolen, hoe minder kans op schadeclaims, hoe beter voor de bank. Daarom worden mensen aangemoedigd metéén te bellen, daarom is dat 24 uur per dag mogelijk – en daarom wordt er voor gezorgd dat een bellende klant snel en vriendelijk wordt geholpen. Als het in het belang is van een bedrijf, kan klantvriendelijkheid en snelle service opeens wél.

Natuurlijk heb ik de mevrouw aan de andere kant van de lijn vriendelijk bedankt: ze deed haar werk, waarschijnlijk ook nog eens tegen tamelijkl akelige arbeidsvoorwaarden, en ze deed dat werk goed en plezierig. De bank zelf ben ik geen dankbaarheid verschuldigd verder. Behalve dan misschien voor het feit dat het hele gebeuren me weer eens aan het denken heeft gezet.

Bedrijven gaan pas iets doen dat prettig is voor personeel en klant als dat in hun zakelijke belang is. Georganiseerde boosheid van personeelsleden en klanten, over slechte arbeidsvoorwaarden maar ook over slechte service en klant-onvriendelijkheid – dát kan een begin zijn, dat kan de prijs voor asociaal ondernemersgedrag ingegeven door winstbejag zo hoog maken datverbeteringen die eerst onmogelijk werden genoemd, opeens toch ‘in het belang van het bedrijf’ zijn.

Maar de spanning zall blijven zolang er zoiets is als een bedrijfsleven dat opereert, niet om mensen te dienen, maar om kapitaal te vermeerderen en nog eens te vermeerderen. Het hele gedoe met belmenu’s en dergelijke is dan ook één van de irritaties van het dagelijks leven die op zichzelf al een antikapitalistische revolutie rechtvaardigt.


Ground Zero, moskee, Wilders…

17 augustus, 2010

Er is al weken veel gedoe over de ‘bouw van een moskee’ op ‘Ground Zero’ in New York, de plaats waar het WTC stond voordat terroristen twee vliegtuigen in die Twin Towers stortten en daarmee 3000 mensen om het leven brachten. Wilders wil komen protersteren tegen die moskee. Obama heeft er al het één en ander over gezegd, zwabberend en al. Ook in Nederland woedt iets wat voor discussie moet doorgaan. Laten we de boel eens bekijken.

Allereerst de feiten. Er wordt een Islamitisch cultureel centrum gebouwd, twee huizenblokken verwijderd van Ground Zero, dus niet op de plek zelf. Dat centrum bevat allerlei faciliteiten, tot een zwembad aan toe. En ja, onderdeel van het centrum is een gebedsruimte. Maar iedereen die simpelweg zegt ‘er wordt een moskee gebouwd , ‘op Ground Zero’, verdraait de waarheid. Dat is één.

Voor het gebouw zijn de gangbare wettelijke procedures gevolgd, en er is groen licht gegeven door wat in Nederland monumentenzorg of zoiets zou heten. Er is niets sinisters aan de hand, niets illegaals of ondergronds. Een godsdienstige groepering maakt van haar rechten gebruik om, binnen de kaders van wet en regelgeving, in een land dat beweert de godsdienstvrijheid hoog te houden, faciliteiten te bouwen. Geen enkele reden voor drukte. Dat is twee.

Natuurlijk is er wél drukte, tot in Nederland aan toe. Geert Wilders wil erheen om een toespraak te houden op 11 september, op een protestdemonstratie, georganiseerd door iets dat zich Stop Islamization of  America, SIOA, noemt, Stop de Islamisering van Amerika, jawel. Zoals algemeen bekend staat  o0ok de VS op het punt overgenomen te worden door gevaarlijke moslim-fundamentalisten die met behulp van een ruime meerderheid in het Congres, steun van het Hooggerechtshof, hoge generaals en admiraals en natuurlijk de president, op het punt staan om van de VS een islamitisch kalifaat te maken, met de Sharia als wetgeving. Alleen de toespraak van Wilders en de demonstratie van SIOA kunnen dat nog stoppen. Toch?

De redenering (?) van Wilders is bijna amusant. Hij wil met zijn bijdrage “het verzet tegen het bouwen van een moskee vlakbij de plaats waar de islam de ergste misdaad van de afgelopen jaren pleegde” steunen. Driewerf onzin. Wilders is tegen het bouwen van moskeeeën, waar dan ook. De plaats van de moskee doet er voor hem niet toe, hij gebruikt het feit dat deze ‘moskee’ (zie boven: het gaat om veel méér, het moskee-deel is maar een beperkt onderdeel) dichtbij Ground Zero komt gewoon als gelegenheidsargument, als smoes om tekeer te kunnen gaan.

Tweede onzin-deel: 11 september 2001 als “de ergste misdaad van de afgelopen jaren”. Ja, 11 september was massamoord op grove schaal. ‘ Maar waren er echt geen geen grotere misdaden in recente jaren? Ja, 11 september kostte 3000 mensenlevens. Hoeveel mensenlevens kostte de Brits-Amerikaanse invasie van Irak in 2003? Hoeveel doden kostte de daaropvolgende bezetting van het land? Hoeveel doden kostte te burgeroorlog in dat land, waarbij de VS één partij met wapens en actieve deelname steunde? Schattingen van het aantal doden in Irak in het vanwege de Westerse aanval ontketende geweld in dat land, lopen tot de één miljoen. Maar zelfs als we ons beperken tot het aantal slachtoffers van rechtstreeks Amerikaans geweld zelf, overtreft dat véruit het dodental van 11 september. Het anatal door Amerikaanse bommen op Afghanistan veroorzaakte burgerdoden lag al binnen drie maandan boven de vierduizend, en moet inmiddels een veelvouw bedragen van het aantal doden van 11 september. Wie 11 september “de ergste misdaad van de afgelopen jaren” noemt, vindt Westerse doden méér waard dan Afghaanse of Iraakse doden. Dit meten met twee maten is racisme.

We gaan opgewekt verder door de Wilders-bagger. Hij meldt ook nog dat deze misdaad is gepleegd door “de islam”. Dat is het derde onzin-deel. Godsdiensten plegen geen misdaden, ideologiën trouwens evenmin. Ménsen plegen misdaden. ‘De democratie’ heeft bijvoorbeeld ook geen honderdduizenden Irakezen de dood in gejaagd. Ménsen hebben dat gedaan, presidenten, generaals, ministers, Congresleden, soldaten. Mensen hanteren ideeën voor hun daden en misdaden. Maar ideeën besturen geen tanks en kapen ook geen vliegtuigen. ‘De islam’ als misdadiger is dus sowieso al onzin.

In dit geval is de misdaad waarschijnlijk gepleegd door 18 mannen, afkomstig uit landen als Saoedi-Arabië, Jemen en Pakistan. Niet uit Afghanistan overigens, en ook niet uit Irak, de landen wiens bevolking de wraak van Empire USA te verduren kregen voor iets waar ze part noch deel aan hadden.

Ja, waarschijnlijk beschouwden de 18 mannen zich als moslims. Ja, ze zullen de steun gehad hebben van een handvol anderen, misschien van dat buiten alle proporties opgeblazen Al Qaeda-netwerk, met misschien enkele duizenden deelnemers, en nog wat meer sympathisanten. De Islam telt echter een miljard aanhangersdie in overweldigende meerderheid niets van Al Qaeda-achtige zaken moeten hebben. Een miljard minus die enkele duizenden , dat is nog altijd negenhonderd miljoen negenhonderdvijfennegentigduizend mensen of zoiets. Die vormen vele malen méér ‘de Islam’ dan die handvol verdachten – bewezen is er niet veel – van 11 september.

Wilders is niet de enige die met wanstaltige redeneringen aankomt tegen het cultureel centrum op Manhattan. Amande Kluvelt, columniste in De Volkskrant, kan er ook wat van. Zij pleit er voor om vooral erg rekening te houden met het gevoel van heel veel mensen die een mioskee dichtbij die fatale plek van 11 september “ongepast en pijnlijk” vinden. Ze gaat in tegen het klaarblijkelijk door essayist-columnist Christopher Hitchen – die de protesten tegen de moskee “irrationeel” vindt – bepleite idee in, dat je zoiets gewoon heel rationeel en zakelijk moet bekijken, . Ze pleit voor juist een erkenning van dat irrationele als legitiem. Hoe emotioneel de bezwaren tegen de moskee – ook zij gebruikt keer op keer dat misleidende woord – ook zijn, ze zijn geldig, volgens haar

Daar voert ze curieuze argumente voor aan. Dit zegt ze bijvoorbeeld over de initiatiefnemer, een zekere Feisal Abdul Rauf: “Dat Abdul  Rauf boeken uitgeeft in Maleisië waarin hij schrijft over Da’wa ( bekering van niet-moslims tot het ware geloof) is eveneens verdacht.” Hoe dat zo? Is het schrijven van boeken in Californië over bekering van moslims tot het ware Christelijke geloof dan ook verdacht? Is het gek dat aanhangers van godsdienste proberen anderen van hun gelijk te overtuigen en daar boeken over schrijven, en die proberen uit te geven en te verspreiden? Ziet Amanda Kluwer eigenlijk wel iets in godsdientstvrijheid, meningsvrijheid en persvrijheid?

Er is nog meer leuks. Ze wijst op “duidelijke provocaties van de initiatiefnemers (…) die met de naam Cordoba House verwijzen naar het kalifaat in Andalusië.” En dan verder: “Cordoba en Al Andalus zijn strijdkreten van de islam en belangrijke referentiepunten van radicale islamieten…” Andalusië was in de middeleeuwen inderdaad middelpunt van een Islamitisch rijk. Daar kwam met grof geweld en verovering uiteindelijk in 1492 een einde aan. Vóór die tijd, onder moslim-bestuur, woonde daar ook een joodse gemeenschap die in grote lijnen haar gang kon gaan op een manier die in ghrote delen van Europa niet gebruikelijk was in de tijden van kruistochten en pogroms. Met de verovering van Andalusië, en haar onderwerping aan de Spaanse katholieke monarchie, kwam niet alleen aan dat moslim-rijk een einde, maar ook aan de relatief gunstige positie van die joden. Die kregen te maken met gedwongen bekering.

Maar zelfs dat was niet genoeg. Tot het katholieke ware geloof bekeerde joden bléven verdacht. We zien hier eerste aanzetten tot een ‘modern’, niet puur religieus maar racistisch, antisemitisme. Voor voorstanders van min of meer verdraagzaam samen leven van verschillende bevolkingsgroepen was de ondergang van het islamitische rijk in Andalusië een ramp, geen zegen. Al Qaeda heeft honderd keer meer gemeen met de Heilige Insuisitie van het Spaanse rijk – en met de onverdraagzaamheid van Kluveld zelf – dan met de gang van zaken in kalifaat Cordoba.

Het zou dan ook best eens kunnen dat die naam Cordoba House een verwijzing is naar juist dat kosmopolitische, open karakter, met uitwisseling van ideeën tussen verschillende bevolkingsgroepen, dat middeleeuws islamitisch Andalusië kenmerkte. Het zou ook best eens kunnen dat de gekozen datum om het centrum te openen – inderdaad, 11 september – niet bedoeld is als “klap in het gezicht” zoals Kluveld stellig beweert. “Met die datum koppelen de organisatoren van het moskeeproject zelf hun gebedshuis aan 9/11.” Ja. Maar dat kan net zo goed bedoeld zijn om juist op die datum te werken aan verzoening van religies, communicatie tussen mensen uit veerschillende bevolkiongsgroepen. In dát teken stellen de organisatoren van het gemeenschapshuis zelf hun project. We hoeven ze niet op hun woord te geloven. We hoeven echter ook niet uit te gaan van sinistere bedoelingen en kwade trouw, zoals Kluveld doet.

Kluveld stelt: “De moskee bij Ground Zero gata goedbeschouwd in tegen de goede zeden en dat is alleen al een reden om de bouw ervan tegen te gaan. Dat is wat velen intuïtief voelen.” En van Kluveld moeten we dat gevoel serieus nemen, ja zelfs honoreren. Dat voor heel veel moslims een cartoon waarin Mohammed belachelijk wordt genmaakt  een aantasting van de “goede zeden” is, weigert ze als argument te erkennen. De “inderdaad soms zeer emotionele protesten” tegen het islamitische gemeenschapshuis dichtbij Ground  Zero noemt zij “heel iets anders dan de emotionele chantage door moslims die zich beledigd of gekwetst voelen door een spotprent van Mohammed.” Echt uitleggen doet zij dat verschil niet. Zoiets moet je klaarblijkelijk ‘intuïtief aanvoelen’, tenminste als je over een ‘gezond volksgevoel’ beschikt wellicht, al gebruikt Kluwer dát begrip nog nét niet.

Het is een zeer vergiftige wijze van redeneren, zoals een simpel vooprbeeld laat zien. Voor heel veel mensen – in veel landen ongetwijfeld meerderheden, gaat homoseksualiteit “goedbeschouwd in tegen de goede zeden”, iets dat daarom “alleen al reden is” om er de strijd mee aan te binden. Het is nog niet zo lang geleden dat dit ook in Nederland gebeurde, van staatswege, en met verwijzing naar het soort sacrale argumentatie waar Hitchens terecht tegenin gaat en waar Kluwer zoveel onterecht respect voor vertoont.

Wat Kluwer echter helemaal laat liggen is een heel ander aspect. Ze vraagt om erkenning van sentimenten tegen een moskee op een gevoelige plek. Maar ze gaat eraan voorbij dat er op allerlei plaatsen in de VS tegen de bouw van moskeeën campagne gevoerd is en wordt. De echte grief van veel tegenstanders van moskeeën betreft niet de locatie, maar de moskee op zich. Stephen Salisbury noemt, in een tamelijk schokkend artikel over heksenjacht tegen moslims in de jaren vanaf 11 september 2001, gedonder rond moskee-bouw in de staten Tennessee, Illinois, Georgia, Wisconsin, Californië en Kentucky, en ook op nog enkele andere plaatsen in New York.

Mij is van bomaanslagen door Al Qaeda in al deze locaties niets bekend. Het gaat tegenstanders in de kern dus niet om een moskee op Ground Zero. Het gaat om eem moskee sowieso. Dát is al teveel gevraagd, voor teveel mensen. Tegemoet komen aan deze weeerstand, in New York of elders, is tegemoetkomen aan onverdraagzaamheid en racisme. Arthur Silber hamert daar in één van zijn venijnige essays op, en hij heeft weer eens gelijk.

Ja, in Manhattan is het makkelijk om de emoties van 9/11 erbij te slepen. Dat gaat er ook nog eens aan voorbij dat veel familieleden van slachtoffers zoch vóór het islamitische gemeenschapshuis hebben uitgesproken. ‘De’ gevoelens van ‘de’ nabestaanden liggen niet zo eenduidig. En waarom de gevoelens van tegenstanders wel honoreren, en die van voorstanders niet, mevrouw Kluwer? Omdat de islam-haters en racisten met méér zijn?


Nacht und Nebel in opdracht van Obama

15 augustus, 2010

Zowel De Volkskrant als de NRC besteden er aandacht aan: de ‘geheime oorlogen’ die de Verenigde Staten, onder leiding van Obama, voeren, naar verluidt tegen Al Qaeda en aanverwante gewapende fundamentalistische groeperingen in een hele reeks van landen. De “schaduwoorlog”, zoals de kranten de operaties noemen, woedt vanuit de lucht, met aanvallen in Pakistan door onbemenste vliegtuigen, drones. De oorlog woedt in Jemen, waar minstens vier keer een zogeheten ‘precisiebombardement’ plaatsvond binnen negen maanden. Doelwit waren Al Qaeda-strijders. In totaal vinden geheime operaties van dit type en doel plaats in minstens tien landen. Soms doen Europese staten mee.

Het betreft hier, om het maar eens plat te zeggen, misdaden. Het is misdadig om een aanval uit te voeren met zo’n drone, en darabij zomaar 13 mensen te vermoorden, zoals gisteren in een dorpje in Pakistan.  Die misdadigheid wordt niet verminderd door het feit dat de 12 mensen misschien wel terroristen van Al Qaeda waren. Niemand kan dat nagaan. Er is niet het begin van een aanklacht, een arrestatiepoging, een juridische procedure. Nee. De president, of  zijn handlangers, zeggen: daar zitten terroristen. De opdracht gaat uit, de drone stijgt op, en korte tijd later: boem. Moord is het., zonder verzachtende omstandigheden, gepleegd door volledig toerekingsvatbare lieden, aangestuurd door de meest toerekeningsvatbare en verantwoordelijke van allemaal, Barack Obama, bijgenaamd de Bloedige., de waardigste opvolger die Bush zich had kunnen dromen.

Deze president en zijn mede-machtebbers hebben zich het recht toegeëigend om mensen die zij aanwijzen als terrorist, om het leven te brengen. Het maakt daarbij niet uit of het hier om Amerikaanse staatsburgers gaat of niet. Een proces is niet nodig. Zo maakte de New York Times in april van dit jaar bekend dat de Obama-regering toestemming had gegeven voor  het “gericht om het leven brengen”( ‘targeted killing’), van een zekere Anwar Al-Awlaki. Die zou zich actief bezighouden met voorbereiden en deelname aan aanslagen in Al Qaude verband. Hij houdt zich in Jemen schuil. Wederom: geen schijn of schaduw van eerlijke vaststelling van schuld, aanklacht, rechtsgang.

Ongeacht of Anwar Al-Awlaki aan terrorisme doet of niet, “targeted killing” van deze man is een ander woord voor sluipmoord. Net zo goed als het doden van Saleh Ali Saleh Nabhan vorig jaar, eveneens in opdracht van de Obama-regering, om soortgelijke redenen, sluipmoord was. Net zo goed als het doden van zovele mensen meer, terrorist of toevallig op de plek waarvan de bureau-moordenaars van CIA en Pentagon en Witte Huis bepaald hebben dat er zich daar ‘terroristen’ ophouden.

Chris Floyd, via wie mijn oog op beide genoemde moordzaken viel, zegt het duidelijk: “als de president van de Verenigde Staten besluit om jou een terrorist te noemen en jou te doden, dan kan hij dat. Hij hoeft je niet te arresteren, hij hoeft je niet aan te klagen, hij hoeft je niet voor het gerecht te brengen, hij hoeft je niet te veroordelen, hij hoeft je geen hoger beroep toe te staan; hij kan je gewoon doden.” Nacht und Nebel, heette zoiets in een Middeneuropees land in de vroege jaren veertig van de vorige eeuw. Maar dat beperkte zich dan nog tot de gebieden die dit land moorddadig maar tijdelijk bezet hield. De greep van Obama is grenzeloos, wereldwijd. We zijn gewaarschuwd.


Bouterse en Guantanamo

13 augustus, 2010

Zo, Bouterse is president van Suriname, en alles wat fatsoenlijk en democratisch denkt spreekt er schande van. Precies de helft van die afwijzing klopt. Precies de andere helft is beschamende hypocrisie.

Ik ga het eerst hebben over wat er klopt aan de afwijzing. Bouterse is in 1980 naar voren gekomen via een militaire staatsgreep. Daarmee schoof hij een regering aan de kant die zwaar onder vuur lag wegens corruptie en wegens weigering om in te gaan op eisen voor een betere levensstandaard. Maar dat maakte de staatsgreep nog niet tot een stap vooruit. De verdreven regering leunde nog op één of andere manier op verkiezingen en een gekozen parlement. De staatsgreep was een inbreuk op dat kleine beetje democratie dat er was. De inkleding van de staatsgreep en de machtsvorming erna als progressief, door sommige supporters van de coup ongetwijfeld oprecht gemeend, deed daar niets aan af. Met autoritaire militaire onderdrukkingsmaatregelen valt niets progressiefs te bereiken.

De jaren erop kwam er druk van rechts en links om tot herstel van burgerlijk-democratische verhoudingen over te gaan. Intellectuelen, journalisten, advocaten, ondernemers, maar ook vakbonden, roerden zich. Deels weerspiegelde dit druk vanuit de oude elite die via een parlementaire democratie haar oude machtsspelletjes weer wilde spelen. Deels was er echter ook sprake van authentieke democratische verlangens en druk. En sowieso: een situatie waar vakbondsrechten, persvrijheid, organisatievrijheid de ruimte hebben, is voor links – revolutionaire democraten als we in essentie dienen te zijn – een betere situatie dan een dictatuur waarin die rechten vertrapt worden. De parlementauire democratie als bestuurssysteem is een vorm waarin het kapitaal regeert, in Suriname en in Nederland. Maar de vrijheden die er doorgaans mee gecombineerd zijn, zijn tegelijk onze wapens tegen datzelfde kapitaal. De strijd voor verdediging en herstel van die vrijheden was en is een rechtvaardige strijd. Overal.

We weten hoe die strijd in Suriname afliep: Bouterse liet op 8 december 1982 vijftien opgepakte tegenstanders na marteling afmaken. Deze zogeheten Decembermoorden joegen een diepe schokgolf van angst in de Surinaamse maatschappij. Zó ver was de dictatuur dus bereid te gaan om haar macht te verdedigen. De jaren erop ging de repressie door, met onder meer een oorlog tegen een guerrillabeweging geleid door Brunswijck. Ook daarin werd het met democratische rechten niet erg nauw genomen. Uiteindelijk echter was het druk vanuit de traditionele elite, ondersteund door internationale druk, factor die tot herstel van de formele democratische verhoudingen, met een gekozen parlement en dergelijke, leidde.

Bouterse bleef in die nieuwe verhoudingen echter een belangrijke factor. Van een proces wegens dde Decembermoorden kwam weinig terecuht (wel wist Nederland de man bij verstek veroordeeld te krijgen wegens drugshandel). Sterker: hij wist de breed levende afkeer van zowel de traditionele, en nogal corrupt opererende, toplaag als van Westerse, Nederlandse bemoeienissen, behendig om te bouwen in een mengsel van vaag-linkse en vooral sterk nationalistische retoriek. Met dat mengsel heeft hij nu verkiezingen gewonnen, en is hij nu president van Suriname.

Uit links en democratisch standpunt is dat tamelijk onverteerbaar. Staatsgreepplegers en militaire onderdrukkers horen niet in presidentiële paleizen te resideren maar voor een volkstribunaal gesleept te worden, waar hun misdaden overtuigend worden blootgelegd, waarna passende maatregelen dienen te volgen. De mensen die binnen Suriname doorgaan met Bouterse lastig te vallen wegens Decembermoorden en dergelijken, degene die de waarheid hoe dan ook boven tafel willen krijgen, degenen die zeggen ‘deze man hóórt geen psresident van Suriname te zijn’ – zij verdienen sympathie en solidariteit van links, in Suriname en in Nederland.

De vraag is echter wat voor steun en solidariteit! Want er zit een andere kant aan het verhaal. Bouterse benut sentimenten tegen de oude elite en tegen nederland. maar die bvreed levende sentimenten hebben authentieke wortels die leven  bij veel mensen met hele goede redenen. Nederlands koloniale rol is geen mythe, maar historisch feit. De slavernij, de slavenhandel uit Afrika, daarna de inzet van HIndoestaanse contractarbeiders op plantages en dergelijke, de grondstoffenwinning door Westerse bedrijven zonder dat veel Surinamers daar veel aan hadden – het zijn geen sprookjes, maar dingen die werkelijk zijn gebeurd. Kritiek op de wandaden van Bouterse door de erfgenamen van die slavenhouders, door de leiders van de voormalige koloniale mogendheid die Nederland is, valt inhoudelijk niet erg serieus te nemen en vormt geen bijdrage aan de werkelijke vrijheid van mensen in Suriname. En ook de afkeer van de Surinaamse traditionele machthebbers, die gewend zijn onderling de machtsposities achter de schermen te verdelen en de democratie vooral ten eigen bate te gebruiken, is ook heel reëel.

De tragiek is dat er geen sterk authentiek links is die de woede tegen economische en politieke bovenlaag enerzijds, tegen hun koloniale en neokoloniale sponsors anderzijds, weet om te zetten in een revolutionair alternatief voor de huidige orde. Vanwege die linkse afwezigheid kan Bouterse zijn gang gaan. De kunst voor links is om de kritiek op Bouterse als ex-dictator  los te koppelen van zelfs maar de schijn van leunen op Nederlandse, Amerikaanse ondersteuning. De lijn moet zijn: de strijd tegen Bouterse is een revolutionair democratische strijd – net als de strijd tegen koloniale arrogante ien neokoloniale bemoeienis. Stoere diplomatieke gebaren vanuit de Nederlandse regering en vanuit de ‘internationale gemeenschap’ helpen niet de vrijheid en het recht in Suriname, maar dienen de macht van Westerse staten en bedrijven, en hun rijke bondgenoten in Suriname.

De hypocrisie die tegen Bouterrse nu en dan in stelling wordt gebracht is stuitend. Vanuit de VS klonk meteen een waarschuwing dat Bouterse de mensenrechten moest respecteren en zo meer. De VS die willekeurig welk land de lest komt lezen over mensenrechten is lachwekkend en tegelijk tranentrekkend genant. Een nieuwfeit dat ik vandaag tegenkwam is daar nog eens een mooie illustratie van. Het betreft het proces tegen Omar Ahmed Khadr. Hij zit vast op het kamp Guantanamo Bay, een kamp dat op zich al een samenballing van mensenrechtenschendingen is. Hij is Canadees staatsburger. In 2002 was hij in Afghanistan, en gooide daar een handgranaat naar een Amerikaanse soldaat, die daardoor omkweam. Daarom is hij opgesloten in Guantanamo, en daarom loopt er nu een proces tegen hem.

Dit proces is een mensenrechtenschending op zich. Khadr was 15 jaar jong toen hjij zijn daad deed,  dat maakt het proces al extra aanstootgevend. Maar er is meer: de Amerikaanse soldaten die in Afghanistan waren en zijn, vormen deel van een invasiemacht dat daarginds een misdadige bezettingsoorlog voerden en voeren. Wat Khadr ten laste wordt gelegd is in feite: vechten tegen die invasiemacht. Of je die strijd tegen de bezetting nu rechtvaardig vindt of niet, in beide gevallen geldt: Khadr is geen crimineel maar feitelijk een krijgsgevangene, en dan ook nog eens een zwaar minderjarige krijgsgevangene.

Maar het schandaal gaat nog verder. Eén van de ondervragers van Khadr heeft gezegd dat hij medewerking van de jongen heeft afgedwongen door hem met verkrachting, met groepsverkrachting om precies te zijn, te bedreigen. In iedere serieuze vorm van rechtspleging zou dit alleen al reden zijn om verkregen ‘bewijsmateriaal’ ongeldig te verklaren en een grote streep door dit schijnproces te halen. Maar nee hoor. De militaire rechtbank accepteerde het aldus verkregen materiaal als geldig. Zelfs de – als militair benoemde, en dus nog minder onafhankelijk dan gebruikelijk  – advocaat van Khadr, vond dit en soortgelijk materlaiaal “ontoelaatbaar voor het Hof”.

Welnu, is zoiets een schending van mensenrechten of niet? Is de VS hiervoor verantwoordelijk of niet? Gebeurt dit onder verantwoordelijkheid van Obama of niet? Zolang dit soort dingen, met kennelijk groen licht van hogerhand, tot het beleid van de VS behoren, heeft dat land sowieso geen geloofwaardig recht van spreken tegen moordenaar-president Bouterse. En zolang de Nederlandse regering zwijgt over de misdaden van haar grote Amerikaanse bondgenoten – en doorgaat met haar arrogante, feitelijk neokoloniale opstelling sowieso – , heeft die regering evenmin recht om Bouterse op dit vlak erg de les te lezen. Voorstanders van vrijheid en menselijkheid in Suriname hebben een ander soort bondgenoten nodig dan deze.


Vormen van beweging bouwen tegen bezuinigingen

10 augustus, 2010

Eerder schreef ik over de argumenten die revolutionairen naar voren dienen te halen in de noodzakelijke strijd tegen op handen zijnde, drastische bezuinigingen. Hier wil ik wat hardop nadenken over de soort van beweging die hiertoe opgebouwd dient te worden, en wat daarbinnen een taak van revolutionaire anarchisten zou kunnen zijn.

Er zijn meerdere modellen van protestbewegingen die tegen een rechts kabinet in stelling gebracht kunnen worden. Er is het klassieke partijpolitieke model, zoals bijvoorbeeld de SP, en in vroeger jaren de CPN, dat hanteerde. De partij betrekt haar stelling, brengt haar kritiek naar voren, lanceert campagnes die formeel niet met de partij samenvallen maar waarin de regie duidelijk in handen van die partij is. Zo hadden en hebben we vanuit de SP de initiatieven ‘Red de Postbode’ en ‘Zorg Geen Markt’ – met brede ondersteuning, ook van vakbonden, maar als je op de betreffende site ‘Rapporten’ aanklikt, zie je voornamelijk rapportages van het Wetenschappelijk Bureau van de SP. Het is een organisatiemodel dat actiebelangen inpast in het partijbelang, en waarin voor een werkelijk zelfstandige rol voor mensen die radicalere opvattingen en actievormen voorstaan weinig ruimte is. Het is voor anarchisten natuurlijk mogelijk – en, denk ik, soms nuttig – om naar activiteiten vanuit SP-initiatieven toe te gaan en je er te laten gelden. Maar anarchisten hebben in het op poten zetten van dit soort initiatieven geen speelruimte voor inbreng, tenzij ze zich voegen naar de partijpolitieke spelregels van de SP, iets wat veel anarchisten tegen de borst zal stuiten, en terecht.

Een ander model van organisatie is de vorm die we zien in bijvoorbeeld Rekening Retour (RR). Dit is breder van opzet, en opener van structuur. Het beoogt een werkelijk samenwerkingsverband van groeperingen met verschillende gezichtspunten te zijn, niet puur een front vanuit één organisatie. Het idee is: een veelheid van politieke en maatschappelijke organisaties achter een gemeenschappelijke verklaring te doen scharen, en tot gezamenlijke acties te brengen. Streven is hier vooral een brede beweging, een maximaal draagvlak. Daarvoor wordt het doorgaans nodig gevonden om de gemeenschappelijke verklaring erg voorzichtig en gematigd te houden, om potentiële bondgenoten binnenboord te krijgen, en aanwezige bondgenoten niet van zich te vervreemden.

We zien dat in RR: kritiek op de wel erg voorzichtige en onbevredigende verklaring wordt gepareerd met het argument: met deze verklaring hebben we kans om hoofdbesturen van vakbonden met ons aan tafel te krijgen. De SP maakt al deel uit van RR, deelname van vakbonden wordt als belangrijk strategisch doel gezien, en de toonzetting van een verklaring dient daar bij voorbaat op afgestemd te worden.

De kracht die binnen dit type van bundelingen vaak een zeer prominente rol speelt wordt gevormd door de Internationale Socialisten (IS). Deze organisatie gelooft in deze aanpak, ze ziet er een vorm in van wat in de trotskistische traditie waarin zij wortelt ‘eenheidsfrontpolitiek’ genoemd : samenwerking tussen revolutionaire en sociaaldemocratische (‘reformistische’, in het jargon) organisaties voor een gemeenschappelijk doel, waarbinnen revolutionairen de specifieke waarde van hun aanpak en argumenten dan in de praktijk dienen te demonstreren. Om deze samenwerking mogelijk te maken, wordt vaak vrij veel geslikt.

Overigens vermoed ik dat Trotski, op wiens uiteenzetting van eenheidspolitiek men zich hier baseert, het met de in RR gekozen aanpak nogal oneens zou zijn; bij hem ging het eenheidsfront puur om gezamenlijke actie voor conctrete eisen,  nadrukkelijk níét om gemeenschappelijke standpunten, verklaringen en dergelijke. Een verhelderend artikel hierover, aan de hand van Britse voorbeelden,  schreef Joe Thorne hierover. Het is te lezen op de website van The Commune. Ik kies hier, hoe on-trotskistisch ik tegenwoordig ook ben, toch voor de scherpere praktische aanpak van de oude bolsjewiek, boven het gangbare vervagen van meningsverschil ten gunste van een onhoudbare en in deze vorm niet eens wenselijke eenheid. Misschien dat ik nog eens een poging ga doen om anarchistische benadering van eenheidsfrontspolitiek uiteen te zetten, want aan ook de versie van Trotski zelf kleven forse bezwaren. Maar ik dwaal een beetje af.

Terug naar Rekening Retour. Soms hoor je het argument dat de IS dit soort samenwerkingsverbanden op touw zet, puur als frontorganisaties voor haar eigen organisatorische gewin. Ongeveer zoals de SP met door haar opgezette initiatieven omgaat. Ik geloof dat dit onjuist is. Ja, als het niet lukt om FNV en SP betrokken te krijgen bij een mede vanuit de IS  opgezet initiatief, dan is het in de praktijk de IS die als kartrekker optreedt, deze rol ook bepaald niet schuwt, en er dan haar voordeel mee doet ook. Maar het streven naar zo’n breder bondgenootschap, bij voorkeur richting vakbeweging, is op zichzelf oprecht en is het achterliggende strategische doel van deze aanpak. Het is echter een streven dat in deze vorm flinke nadelen voor de strijd meebrengt.

Indien dat bredere bondgenootschap bezig is te lukken, belandt de IS namelijk makkelijk  en vrijwillig in een soort collectieve Cohen-positie, die revolutionairen niet zouden moeten willen: de boel bij elkaar houden, zorgen dat er tegemoetgekomen wordt aan zowel de druk vanuit FNV en vaak ook SP om de zaak rustig en voorzichtig te houden, én ook af en toe wat concessies doen aan radicalere geluiden. Want juist de radicalere mensen lopen vaal hard waar het gaat om flyers uitdelen en posters plakken en dergelijke. Bovendien zeggen radicalen – mensen van Doorbraak en Griekenland Is Overal bijvoorbeeld, in het geval van RR – het soort dingen waar IS-ers het ook niet met goed fatsoen oneens mee kunnen zo zijn. De IS kiest hier voor de rol, niet zozeer van schipper als wel van schipperaar tussen revolutionaire en meer sociaal-democratische vleugels in RR, waarbij tegemoetjkomen aan die tweede, gematigde vleugel doorgaans toch wel erg zwaar weegt.

Om dit alles echter te laten werken, is er een betrekkelijk sterke greep van bovenaf op de organisatievorm nodig, een stevig centrum. Dat is al een probleem voor wie – zoals ik – initiatieven van onderaf centraal wil stellen. De hele verbredingsaanpak richt zich bovendien op bestuurders van organisaties, in het geval van de grotere organisaties daarmee vaak op een bureaucratisch georganiseerde en optredende vakbonds- of partijtop. Successen langs deze lijnen betekenen stevigheid op organisatorisch gebied, jazeker. Vakbonds- en SP-betrokkenheid maakt het regelen van busvervoer naar landelijke acties bepaald een stuk eenvoudiger, en drukt de koster voor deelnemers. Het zou dom zijn om deze voordelen achteloos te versmaden.

Maar het is niet gezond om hier onkritisch mee om te gaan. Waar de grote organisaties, via hun bestuursapparaten, de toon zetten binnen een actiebeweging, daar is voor een zelfstandige rol van actieve mensen buiten die organisaties minder plaats. Mensen die binnen zulke organisaties werken, lopen aan tegen de bureaucratische structe uren van die organisaties. Het bouwen van een bondgenootschap via lobbyen bij de leidingen legitimeert en versterkt de greep ervan nog verder. Het draait er er maar al te makkelijk op uit dat we straks inderdaad gratis of spotgoedkoop met honderden door FNV en/of SP geregelde bussen naar Malieveld of Museumplein mogen – als klanten van die organisaties, meer dan als zelfstandig optredende  deelnemers en mini-mede-organisatoren van de actie. Dat is veel beter dan niets doen en thuisblijven. Maar een op deze manier opgebouwde brede protestbeweging is een reus op lemen voeten.

De regie ervan is immers in handen van de top. Die is – als het nu ook weer via RR beoogde organisatiemodel lukt – in handen van parlementaire politici en vakbondsbestuurders. Geen van beiden gaan in de strijd tegen bezuinigingen tot het uiterste. Vakbondsleidingen zien hun rol als beroepsbemiddelaaers tussen ondernemers en regering enerzijds, en hun arbeidersachterban anderzijds. In die rol zit het compromis al ingebakken, het zoeken daarnaar is gewoon hun – redelijk goed betaalde – baan.

Voor de parlementaire partijen geldt iets soortgelijks: zij zoeken mogelijkheden om scherpe kantjes van afbraakbeleid weg te vijlen, daartoe compriomissen te sluiten met iets-minder-asociale CDA-ers (goed zoeken, Emiel en Femke!), en zich sociaal maar realistisch te profileren. Vaak is er ook van regelrechte afstemming tussen vakbondstop en politici sprake, zeker als de PvdA – met haat talloze FNV-bindingen – meedoet aan samenwerkingsverbanden. En deelname van PvdA, of delen ervan, aan RR valt bepaald niet uit te sluiten nu de partij waarschijnlijk in de oppositie belandt tegenover het vunzige trio Rutte-Verhagen-Wilders en dus de handen vrij heeft om ook via de straat wat links krediet te herwinnen.

Zo kan een actiecampagne, met brede maar bureaucratisch georganiseerde steun vanuit vakbeweging en linkse partijen, vleugels krijgen, enorme omvang bereiken soms – om vervolgens te owrden afgeblazen bij de eerste tekenen van een compromis. We hebben dit hele scenario zich al eens zien voltreekken, in 2002-2004. In 2002 was er een bundeling tegen het bezuinigingsbeleid van Balkenende en zijn rechtse regering gevormd: Keer Het Tij. In 2004 kram de vakbeweging grootschalig in beweging tegen plannen om pre-pensioenregelingen af te breken. Keer het Tij – met daarin de IS in een stevige rol, maar met bijvoorbeeld de SP nadrukkelijk aan boord – was eveneens actief op dat front. Het hoogtepunt kwam op 2 oktober 2004, met een geweldig grote manifestatie op het Museumplein vol boze vakbondsmensen – en een podium met vakbondsbestuurders en linkse politici. Ja, PvdA-chef Wouter Bos was daar ook.

De actie werd gevolgd door stakingsdagen in het OV en de metaalindustrie – en vervolgens door een compromis waarin slechts wat scherpe kantjes van de regeringsplannen werden weggeschaafd. De vakbondstop accepteerde het compromis en drong het aan de achterban op. Politieke partijen dreven de zaak verder ook niet op de spits. Keer Het Tij viel terug van vrij brede massa-bundeling naar een veel smallere, wat radicalere coalitie. En al die honderdduizenden stakers en demonstranten gingen naar huis en hielden zich overwegend gedeisd.

Het hele gebeuren liet de zwakten van dit type actiebeweging zien. Wat top-down wordt aangejaagd, kan ook top-down worden afgeblazen. Dat tweede gaat trouwens veelal nog een stuk sneller dan het eerste. En aan de top heerste vanaf dag één al de bereidheid tot compromis, hetgeen de beweging vanaf dagt één kwetsbaar maakte voor het compromis-debacle waarin de strijd haar – tijdelijk, dat wel – graf vond. Keer Het Tij en de parallelle vakbondsbundeling hadden een omvangrijke massabeweging op gang gebracht. Helaas was het ook een van bovenaf zeer beheersbare, uiterst controleerbare, massabeweging. Dat werd haar ondergang.

In RR zien we de contouren van dezelfde dynamiek: koste wat kost via de bestaande organisaties, met name in en via de vakbeweging te werk gaan, betekent dat de top van die organisaties, van de vakbonden vooral,  in een positie belandt dat zij de grenzen kunnen stellen waarbinnen de acties  moeten blijven. Die top belandt ook in de positie dat zij, in ruil voor een toekomstig compromis, op gang gebrachte acties weer af kan blazen. Met een onverzettelijke rechtse regering ligt een snel compromis weliswaar niet direct voor de hand. Maar iemand als Agnes Jongerius heeft het afgelopen jaar zoveel bereidheid tot overleg en concessies laten zien, dat ook een uiterst rechtse regering misschien toch brood in ziet in een akkoord. Als de vakbeweging maar weinig genoeg vraagt, nietwaar?

Er is dus iets anders, iets meer nodig, dan een coalitie van organisaties, met vakbondsbestuurders en partijpolitici als hoofdrolspelers én grensbewakers tegenover teveel  radicalisme van onderop. We hebben een immens omvangrijke beweging nodig tegen de bezuinigingen. Dat is de rationele kern van de argumentatie voor de bureraucratische verbredingsstrategie waar RR tenminste gedeeltelijk voor kiest. Maar we hebben tegelijk een van-boven-onbeheersbare, door de top oncontroleerbare massabeweging nodig, eentje die niet op instructie van vakbondstop en partijbesturen aan- en uitgezet kan worden, naar gelang hun strategie-via-actie-naar-compromis dat vereist. We hebben een massabeweging nodig waarin de directe deelnemers zélf controle uitoefenen om de gang van zaken – van onderaf.

Hoe brengen we dat dichterbij? Ik denk dat het nodig is om niet alles op de ene kaart van RR ter zetten. Het is op zich prima als via die bundeling vakbonden en partijen enigszins aan boord van de strijd tegen bezuinigingen worden gebracht. Maar het is niet prima als radicalere mensen en groepen zich bij voorbaat neerleggen bij gematigde zelfbeperking in eisen en actievormen die door vakbondstop en politieke partijen wordt gewenst. En het is verkeerd om de binnen RR soms onvermijdelijke compromissen bepalend te maken voor wat we sowieso gaan doen. We kunnen een aantal dingen in en via RR op gang krijgen waar dat nuttig is, zoals de komende manifestatie van 23 oktober. Maar we moeten niet aarzelen via andere kanalen dingen op gang te brengen indien RR er geen draagvlak, goedkeuring of steun voor geeft. Dat maat bijvoo0rbeeld een initiatief als Griekenland Is Overal waardevol

Revolutionairen dienen binnen RR tegennwicht te bieden tegen verregaande compromisbereidheid. We zullen dat hardnekkig, maar geduldig moeten doen. Hardnekkig, omdat een radicalere inbreng nodig is om een soortgelijk debacle als in 2004 te helpen voorkomen. Geduldig, omdat we weten dat we binnen een veel bredere beweging een minderheidsstandpunt verdedigen. het zou erg onverstandig zijn om weg te lopen en de deur achter ons dicht te slaan als we niet onmiddelijk onze zin krijgen. Want het gaat niet om ‘onze zin’, het gaat om argumenten die noodzakelijk zijn, maar waarvan de kracht en relevantie vaak pas op langere duur, in een langere eposide van gezamelijke strijd én discussie, duidelijk worden. Het is werk van lange adem.

Deel van dat werk bestaat uit een veel nuchterder houding ten aanzien van vakbondsdeelname aan bijvoorbeeld RR. Te vaak wordt er van uitgegaan dat die van absoluut wezenlijk belang is. Vooral daarin wortelt de compromisbereidheid, de gematigdheid van bijvoorbeeld de verklaring van RR. Maar deelname van FNV-bonden in RR is helemaal niet wezenlijk voor de strijd tegen bezuinigingen. De situatie is namelijk zodanig dat de vakbeweging hoe dan ook wel in beweging komt tegen de bezuinigingen. Aard en omvang van die bezuinigingen vormen een zodanige aanval op de achterban van de vakbonden dat zelfs de meest gematigde en overbetaalde bestuurder wel gebaren van protest moet maken, enige actie moet organiseren, om nog enige geloofwaardigheid naar de vakbondsleden – door bezuinigingen bedreigde arbeiders immers – te behouden. Leden zullen dat van hun bonden eisen, en vanwege die geloofwaardigheid zukllen bestuurders die eis niet helemaal kunnen negeren. Bestuurders zullen wellicht bovendien in een stevig anti-bezuinigingsoprofiel een manier weten te maken om nieuwe leden te winnen. Anders gezegd: de vakbonden gaan echt wel bewegen. Daar hoeft RR helemaal niet voor te zorgen, daar zorgen Rutte, Verhagen en Wilders met hun beleid wel voor.

Om echter te voorkomen dat er, via die opportunistisch-bewegende vakbonden, het anti-bezuinigingsprotest bij voorbaat aan het lijntje van hogerhand gaat lopen, zijn andere organisatievormen nodig, andere strategiën van verbreding dan de in RR gehanteerde. Hoogste prioriteit heeft niet het verkrijgen van formele ondersteuning van zoveel mogelijk organisaties (lees: besturen van organisaties). Veel hogere prioriteit zou het bundelen van boze betrokken mensen zélf moeten krijgen, in buurten, in bedrijven, scholen, instellingen – met name instellingen die rechtstreeks door bezuinigingen bedreigd worden.

Ik denk aan actiecomités met individuele deelname van bedreigde personeelsleden én cliënten van instellingen. Zij zelf beslissen samen over actievormen en eisen. Partijen en vakbonden kunnen steun betuigen, maar dit soort comité’s zouden niet in de eerste plaats coalities van vertegenwoordigers van partijen en vakbonden moeten zijn. Natuurlijk zijn betrokken personeelsleden en cliënten soms lid van vakbonden of van bijvoorbeeld de SP. Maar de strijd, en de organisatie ervan, voeren we primair als belanghebbenden, als personeelslid en cliënt, als solidair persoon, niet in de eerste plaats als vakbond- of partijlid, en zeker niet als afgevaardigde van vakbond en partij.

Ik denk ook aan netwerken – veelal informeel en daarmee extra ongrijpbaar voor zowel bedrijfsdirectie als vakbondsbestuur – van arbeiders binnen bedrijven die richting stakingsacties kunnen werken, mee kunnen doen als de vakbonden actie-initiatief nemen, maar bij afblazen van hogerhand door de vakbondstop tegenwicht daartegen bieden en zo mogelijk zelf door kunnen duwen. Van hieruit kan, bij toenemende strijd, initiatief genomen worden tot comités waarin arbeiders rechtstreeks zeggenschap over hun eigen strijd winnen, en daarmee aan de greep van hiërarchische vakbondsstructuren kunnen beginnen te ontkomen.

Dit type actiecomités en netwerken hebben vele voordelen. Ze bouwen op rechtstreekse betrokkenheid van deelnemers, die hun rechtstreekse belangen verdedigen. Ze zijn een vorm van rechtstreekse democratie-in-actie. Daarmee zijn ze veel moeilijker van bovenaf vanwege een aan de top bedacht compromis naar huis te sturen. Ze verleggen de greep binnen het verzet van boven naar beneden, ze verlenen de strijd een duynamiek van onderaf. Het betreft hier een ‘platte’, niet-hiërarchische, niet-bureaucratische orghanisatievorm die in schril contrast staat met de gangbare – en voor effectief verzet uiteindelijk funeste – vakbonds- en partijpolitieke aanpak.

Deze direct-democratische organisatievormen in het verzet tegen bezuinigingen zouden met name anarchisten – die immers een maatschappij nastreven die langs dit soort lijnen georganiseerd wordt – uitstekend naar voren kunnen brengen en uit alle macht stimuleren. Met name de anarchosyndicalistische traditie – kort en plat gezegd: een traditie die een anarchistische werkwijze voor de strijd op de werkplek beoogt op te bouwen en centraal stelt – heeft hier veel dingen van grote waarde in te brengen. Een tweetal stimulerende en in dit verband relevante teksten, voortgebracht vanuit de Britse Anarchist Federation, zijn “On the frontline: anarchists at work”, en een kritische aanvulling daarop: “On The Frontline Redux”.

Dit is een andere aanpak dan de in RR herkenbare werkwijze Maar dat betekent niet dat voorstanders van deze anarchistische strategie zich louter buiten RR moeten opstellen. Integendeel: als comités in boven geschetste vorm van de grond komen, dan kan van daaruit ook binnen RR worden opgetreden. Dan kunnen in RR-bijeenkomsten mensen vanuit actiecomités gedelegeerd worden, waarmee RR meer een bundeling van actiecomités wordt dan vooral een koepel van vakbondsbestuurders en vertegenwoordigers van politieke groeperingen, zoals nu teveel het geval dreigt te worden. Het zou RR ietsje meer dan onbeheersbare karakter geven dat zo nodig is.  En binnen RR kunnen anarchisten ook erop aandringen om de  opbouw van dit type comités aan te moedigen.

Omgekeerd kunnen al afgesproken RR- activiteiten ook mooie handvaten zijn om vorming van comités aan de basis op gang te helpen brengen. Te denken valt aan het opzetten van plaatselijke actiegroepen om de manifestatie van 23 oktober van publiciteit en plaatselijke ondersteuning te voorzien. Ook hier is het dan weer belangrijk dat dit soort actiecomités geen koepels zijn van vertegenwoordigers van de drie linkse partijen, eventueel samen met de IS of zo. Nee,  het gaat om comités van actieve mensen van allerlei achtergronden, die eventueel lid zijn van zo’n politieke groepering, en dat ook best kunnen laten merken, maar die meedoen als persoon, namens zichzelf en niet als vertegenwoordiger van wie of wat dan ook.

Dit type organisatievormen – niet-hiërarchisch, radicaal-democratisch – hebben we nodig. Waar deze aanpak binnen RR ruimte weet te winnen, is dat zeer welkom. Waar dat niet kan zullen we een eigen plan moeten trekken. Radicalere initiatieven en groepen – bijvoorbeeld Griekenland Is Overal, maar ook Doorbraak – kunnen hier een zeer waardevolle bijdrage leveren, en doen dat tot op zekere hoogte al. Anarchistische organisatievormen, gecombineerd met een revolutionaire afwijzing van iedere verantwoordelijkheid voor de  financiële problemen van de kapitalistische staat en de daarmee verweven ondernemersbelangen – problemen die bestáán, ze zijn alleen niet ons probleem – zijn nodig om de komense verzetsgolf tegen het bezuinigingsbeleid de kracht, dynamiek en scherpte te geven die nodig zijn om de bezuinigingen daadwerkelijk weg te vagen. Met minder dienen we geen genoegen te nemen.