Van de ‘verandering’ die Obma in zijn verkiezingscampagne vorig jaar beloofde, komt niet zeer veel terecht. Dat is, een jaar na zijn verkiezing tot president, inmiddels duidelijk. We zien dat bijvoorbeeld aan zijn eigen erkenning dat de sluiting van het gevangenenkamp Guantanamo Bay niet binnen de door hemzelf beloofde termijn zal plaatsvinden. Ook op een ander punt waar Obama veel stevige woorden aan wijdde, loopt de zaak bepaald stroef. Dat punt is het klimaat – met gemak het belangrijkste vraagstuk waar de mensheid mee te maken heeft.
“De Amerikaanse president Obama en andere wereldleiders hebben vastgesteld dat er op de klimaattop in Kopenhagen, vanaf 7 december, geen wettelijk bindend akkoord komt”, meldt Trouw. Verderop in het stuk zien we één van de redenen: “Obama, op rondreis door Oost-Azië, betoogde daar enkele maanden extra nodig te hebben om Amerikaans klimaatbeleid door het Congres te loodsen.” Ik ben niet verbaasd. Obama heeft het immers veel te druk met overleggen of hij 10.000, 20.000 of wellicht 60.000 extra militairen naarde hopeloze oorlog in Afghanistan zal sturen. Dat gaat, als je de grootste mogendheid bent en wilt blijven, vanzelfsprekend vóór. En intussen komt de catastrofe die het op hol slaande klimaat teweeg brengt, steeds dichterbij. De protesten die rond de Klimaattop zullen plaatsvinden, en waartoe in Nederland onder meer de Internationale Socialisten oproepen, zijn zeer terecht.
Ik ga hier niet uitvoerig uitleggen dát, en hóé, menselijk handelen dat klimaat op hol helpt slaan. Ik ga de sceptici op dat punt hier niet overtuigen. Ja, er kan twijfel bestaan over hoe groot de rol van CO2-uitstoot vanwege vervuiling door industrie, auto- en vliegverkeer is, welke rol ontbossing speelt, en welk deel van de temperatuurstijging ana deze vormen van economische ontwikkeling kan worden toegeschreven.
Er zijn vragen over de impact van natuurlijke factoren op het klimaat, met name zonne-activiteit. Onderzoek en discussie daaromheen dienen natuurlijk in alle ernst en openheid te worden voortgezet. Maar dát de huidige vorm van economische ontwikkeling en het bijbehorende patroon van energieverbruik het klimaat op hol helpt slaan, dat lijkt me niet aan serieuze twijfel onderhevig.
‘Kopenhagen’ en mijnheer Obama gaan ons niet tijdig redden, dat wordt steeds duidelijker. En we kunnen ook niet gaan wachten op een vólgende topconferentie, of op andere, maar soortgelijke, politieke leiders. Het is zaak om helder te krijgen hoe de klimaatramp voorkomen, of althans binnen draaglijke perken, gehouden kan worden. Dat vereist een fundamentele breuk met de huidige maatschappelijke orde.
Laten we het eens stap voor stap bekijken. Het probleem is: broeikasgassen inde atmosfeer, met name C)2. Hoe meer CO2, hoe meer warmte de atmoisfeer vasthoudt, hoe meer de gemiddelde temperatuur op den duur stijgt, met alle nare gevolgen van dien. Dat CO2 komt uit fabrieken, auto’s, vliegtuigen, noem maar op. Oplossing één is dan ook: ontwikkel schone productietechnieken, zodat er veel minder CO2 uit de schoorsteen en de uitlaat komt.
Probleem: dat kost geld. Doet bedrijf één het wel, en bedrijf twee niet, dan is bedrijf twee een vijand van het milieu. Maar bedrijf één is een dief van de eigen portemonnee. In een economie waarin bedrijven elkaars concurrenten zijn, gaat dat laatste vóór. Bedrijven zullen daarom niet uit zichzelf de extra kosten voor schone technologie gaan ophoesten. Daar zullen ze toe moeten worden gedwongen.
Daarom kijken veel mensen naar de staat om een oplossing af te dwingen. De regering moet bedrijven domweg verplichten tot de invoering van schone technologie. Dan heeft geen enkel bedrijf voor- of nadeel ten onzichte van andere bedrijven, dan krijgen bedrijven geen concurrentievoorsprong of achterstand vanwege hun milieubeleid.
Maar daarmee verschuift het probleem naar een hoger niveau. Want regeringen behartigen doorgaans het belang van de economie -in essentie: van de bedrijven van dat land tezamen – tegenover de economiën van andere landen. Tussen staten bestaat ook concurrentie. Als staat één haar bedrijven dure milieumaatregelen oplegt, en staat twee doet dat niet, dan heeft staat twee kostenvoordeel, én een gunstiger concurrentiepositie.
Daarom zoeken staten zelf ook naar een internationaal akkkoord, zoals eerst Kyoto en nu Kopenhagen. Alleen een bindende afspraak voor in principe alle staten samen, kan bedrijven en afzonderlijke staten ertoe brengen om een serieus klimaatbeleid te voeren. Maar precies omdát al die staten elkaars concurrenten blijven, is het maken van bindende klimaatafspraken tegelijk ook buitengewoon moeilijk – zoals rond Kopenhagen weer blijkt. Landen waarin schonere technologie al een eind gevorderd is, komen daarmee bijvoorbeeld op voordeel te liggen vergeleken bij landen waar die invoering nog goeddeels moet beginnen. Het eerste soort landen heeft immers de daarvoor benodigde kosten al voor een flink deel achter zich en is relatief goedkoop uit. Het tweede soort landen heeft de meeste benodigde investeringen echter nog voor de boeg.
Zo zien we dat een heel fundamentele eigenschap van de economie een snelle oplossing vn het klimaatprobleem in de weg staat. Die eigenschap is de concurrentie, de wedloop om een zo groot mogelijk marktaandeel te houden, een zo groot mogelijke afzet, tegen zo laag mogelijke kosten, om een zo groot mogelijke winst binnen te slepen. het is de kapitalistische aard van de economie die het wezenlijke obstakel vormt.
Dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt. Er zijn bedrijfstakken waarin juist schone energie wordt ontwikkeld. Hún concurrentiepositie vergt extra aandacht voor het milieubeleid. Er zijn politici die verkiezingen weten te winnen door milieuvriendelijke beloften. Af en toe zetten zij wat stapen in de goede richting, om niet elke geloofwaardigheid te verliezen. Er is de druk van milieubeweging en van kritische wetenschappers, die zich gelukkig niet helemaal laat negeren. maar het gaat allemaal traag, te traag.
En tegenover die druk ten goede staat een enorme druk ten kwade, zélfs als de technologische ontwikkeling in schonere richting gaat. Kapitalistische ontwikkeling is dwangmatige groei. Wie niet meedoet, staat buitenspel, wordt met bankroet bedreigd. Dat betekent meer fabrieken en machines, meer auto’s en vliegtuigen, noem maar op. Dat betekent datde invoering van schonere machines, en bijvoorbeeld ook energiebesparing, op zichzelf niet adequaat is. Als alle auto’s half zoveel CO2 uitstoten, maar er zijn dan twee keer zoveel auto’s, dan is de uitstoot van CO2 nog gelijk gebleven.En het klimaat reageert niet op CO2 per auto. Het klimaat reageert op absolute hoeveelheden CO2, of die nu van 10 auto’s afkomstig is, of van 100 miljoen auto’s. Voor andere vormen van schonere technolgie en voor energiebesparing geldt een soortgelijk probleem.
Dat betekent dat we voorbij de kwantitatieve logica – schonere energie, minder CO2 per auto, energiebesparing – moeten stappen, en een paar kwalitatieve punten moeten maken. Het belangrijkste punt is: we moeten stoppen met CO2-uitstoot. Het doel moet zijn: nul komma nul extra CO2 in de atmosfeer. Dat betekent ook: het stopzetten van het gebruik van fossiele energiebronnen: olie, gas, steenkool. Jazeker. Stopzetten, nul komma nul procent. Nee, dan kan niet van de ene dag op de andere. Maar dat moet wel de inzet zijn.
Dat doel leidt dan tot een aantal zeer concrete punten. Energie-opwekking uit olie, aardgas en vooral het erg smerige steenkool, dient stopgezet te worden. Milieu-activisten doen er daarom goed aan om kolencentrales te behandelen zoals milieu-activisten rond 1980 kerncentrales behandelden. Dit soort centrales dienen niet te bestaan, de aanbouw van nieuwe kolencentrales verdient grootschalige, maar ook harde actes. De bouw van nieuwe centrales verdient fysieke verhindering met directe acties, zoals menselijke blokkades. Bestaande centrales verdienen een soortgelijke aanpak.
Een tweede punt is autoverkeer. Dat is een zeer milieu-onvriendelijke vervoersvorm, die onhoudbaar is, ook als de motoren wat schoner worden. Maar zolang regeringen slechts mondjesmaat inzetten op openbaar vervoer, en het bevorderen van fiets- en loopverkeer, zullen mensen – logischerwijs – auto blijven rijden. Zolang regeringen filevorming beantwoorden met méér autowegen, zullen mensen auto blijven rijden. Zolang de maatschappij autorijden behandelt als logisch en aanvaardbaar, zullen mensen auto blijven rijden.
Daarom moeten we tegelijk vechten tegen de huidige automobiliteit, en vóór de alternatieven. Van regeringen moeten we een totale stopzetting van nieuwe wegenaanleg eisen. Geen nieuwe snelwegen, geen nieuwe proviciewegen, geen meter asfalt erbij. Alleen bestaande wegen worden onderhouden, en goed onderhouden.
Deze stopzetteing heeft meteen twee gunstige gevolgen. Er gaat een boodschap van uit: autoverkeer is niet langer vanzelfsprekend, geniet niet langer onbeperkte maatschappelijke steun. En er komt geld vrij, dat anders aan wegenaanleg werd besteed. Dit geld gaat naar het openbaar vervoer, naar fietspaden, naar wandelroutes.
We gaan echter niet wachten tot regeringen deze ommezwaai maken. Klimaatactivisten kunnen zelf iets doen, net als tegen kolencentrales. Wat mij betreft verdient elke aanleg van een nieuwe weg dezelfde behandeling als in 1982 de aanleg van de weg door het bos Amelisweerd bij Utrecht: stevige, directe actie. Als elke begin van een nieuwe snelweg tegenover duizenden vastberaden mensen komt te staan, die zich aan bomen vastketenen, met grote aantallen op de plek waar de aanleg moet beginnen gaan zitten, als er keer op keer ME wordt ingezet om deze mensen te verdrijven, en lang niet altijd met succes – dan wordt wegenaanleg een duur en politiek onverkoopbaar beleid. Leerzaam en inspirerend in dit verband is bijvoorbeeld ook hoe actievoerders – GroenFront, samen met plaatselijke bewoners, met flinke steun van de SP – eind 2005, begin 2006 in Schinveld een stuk bos verdedigden dat gekapt moest worden om extra ruim baan te maken voor militaire AWACS-lawaai-luchtvoertuigen. Dat soort activoeren hebben we nodig. Als er tegelijk een harde strijd gevoerd wordt voor meer en frequentere stads- en streekbussen, en als dit gevecht met de strijd tegen autowegen verbonden wordt, dan kunnen we de omslag die nodig is en die regeerders uit zichzelf niet gaan doen, afdwingen.
Langs deze weg kunnen we de voortdenderende machine die ons de klimaatramp bezorgt, dwarsbomen, ontregelen, steeds grotere stukken ervan onklaar maken. Maar we kunnen en moeten nog verder gaan. De machine zelf – deze maatschappelijke orde – is aan vervanging toe, juist ook vanwege dat klimaat.
Als bedrijven afzonderlijk, vanwege de concurrentie, niet uit zichzelf milieuvriendelijk worden; als regeringen afzonderlijk, om dezelfde reden, niety milieuvriendelijk worden; als verdragen tussen regeringen, alweer om die reden, te weinig en te traag hulp bieden – wat dan? Om bedrijven en regeringen de goede kant op te dwingen , is een macht nodig die sterker is dan afonderlijke bedrijven en regeringen, eentje die de concurrentie effectief buiten spel zet. Dat kan in principe op twee manieren.
Er kan een macht boven de huidige regeringen gevormd worden, een soort wereldregering. Maar die zal niet uit een vrijwillig samengaan van staten voortkomen – juist vanwége die concurrentie. Zoiets kan wel op een andere, zeer griezelige manier, tot stand komen: als één mogendheid de rest onderwerpt. Als de VS – of China, in de toekomst ook een kanshebber – de wereldheerschappij wint, dán kan die ene overgebleven regering een effectief klimaatbeleid bindend opleggen.
Maar op weg naar die wereldheerschappij ligt oorlog na oorlog na oorlog. Andere mogendheden laten zich niet onderwerpen. En een VS die er niet in slaagt Afghanistan te onderwerpen – net zo min als China Xinkiang en Tibet er echt onder houdt – is ook niet echt in conditie voor die wereldheerschappij.
Mocht die er toch komen, dan wordt dat een nachtmerrie van slavernij. Een bewind dat mensen een goed milieu door de strot gata rammen, al merken dat die mensen niet alleen dat bewind, maar ook het milieubeleid ervan, zullen verafschuwen en waar mogelijk dwarsbomen. Terecht!En het idee dat machthebbers die tot elke oorlog bereid zijn om hun positie te verstevigen, de aangewezen personen zijn om ons milieu te redden is ook enigszins problematisch. Zo héél goed zijn al die oorlogen – met al die tanks en vliegtuigen die op olie draaien – nu ook weer niet…
Langs de weg van de machtsvergroting van machthebbers ligt dus geen aanvaardbare oplossing. Er is een ander soort macht nodig, eentje die gedragen wordt door de mensen zelf die nu de prijs van milieuvernietiging moeten dragen. Een democratische krachtsontplooiing van de overgrote meerderheid van de mensheid, tégen de macht van regeringen, bedrijfsdirecties en -bezitters in – dat is wat we nodig hebben. Daarmee kunnen we de logica van concurrentie doorbreken, daarmee kunnen we een maatschappij vestigen waar menselijkheid en milieu de prioriteit krijgen die ze verdienen – de hoogste.