Leugen regeert, in coalitie met Klunzigheid

31 maart, 2011

donderdag, 31 maart

De Leugen Regeert. Deze woorden, enige tijd ook de titel van een TV-programma, sprak koningin Beatrix in 1999. Ze had daarin voor een flink deel gelijk, weliswaar op een andere manier dan ze het vooral bedoelde. Maar haar observatie verdient ook uitbreiding in twee richtingen. Allereerst is zij zelf natuurlijk een klassiek symbool van een leugen die regeert. Het idee dat je tegelijkertijd een serieus te nemen democratisch stelsel hebt, én een staatshoofd dat haatr plek ontleent aan afkomst en erfopfolging, is in zichzelf een leugen. Maar ik wil het vooral over een andere uitbreiding hebben. In Nederland regeert namelijk niet sinmpelweg de Leugen. In Nederland heeft de Leugen een langhdurige coalitie gesloten met de Knulligheid. Daarvan gaf het zogeheten helicopter-incident in Libië en de gang van zaken erom heen, prachtige voorbeelden.

Lees de rest van dit artikel »


Enkele gedachten over de opstanden in Noord–Afrika en het Midden-Oosten

31 maart, 2011

Hieronder volgen enkele beschouwingen over de opstanden in Noord-Afrika en Het Midden-Oosten, op basis van een inleiding die ik afgelopen zaterdag 26 maart gaf op een informatiebijeenkomst van de Anarchistische Groep Amsterdam (AGA). Het is geen letterlijke tekstweergave, en het is ook flink ingekort. De vier ‘case studies’, Egypte, Tunesië, Bahrein en Libië, heb ik in onderstaand verhaal bijvoorbeeld niet zo uitgewerkt als ik dat in de inleiding wel deed. Een tot artikel omgewerkte, en stevig ingekorte, versie van mijn inleiding is wat hier volgt. Het artikel is, geïllustreerd en wel, ook te vinden op de website van Doorbraak.

Er zijn een tweetal houdingen jegens de opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die begrip van wat er gebeurt in de weg staan. De eerste bestaat uit het bouwen van een muur tussen de mensen hier, en de mensen daarginds. Het idee is als volgt: de mensen in die regio zijn zo anders, van cultuur, religie, mentaliteit, traditie, dat de opstanden daar zo ongeveer een exotisch verschijnsel zijn dat je kunt bewonderen of kunt afwijzen, maar waar geen gemeenschappelijkheid mee kan zijn. De Arabische ziel, de islamitische context, de cultuur van woestijnvolkeren, wat het ook is: het is daar helemaal ánders dan hier. Begrip is nauwelijks mogelijk, verbondenheid al helemaal niet. Dit heeft vriendelijke vormen: respect van wat daar gebeurt in al zijn eigenaardigheid. Het heeft onvriendelijke vormen: het zijn moslims, ook na vervanging van dictators blijven het daar gevaarlijke moslims. Maar zowel de vriendelijke als de afwijzende varianten gaan uit van een ondoordringbare muur. Wat daar gebeurt kun je bewonderen of afwijzen. Ermee communiceren is al bijna zinloos, er gemeenschappelijkheid in ervaren al helemaal niet.

Deze houding is ongefundeerd. Mensen die daar in opstand komen, doen dat voor heel herkenbare dingen. Ze willen meer vrijheid, minder corruptie, banen die past bij hun opleidingen, een behoorlijk bestaan. Tamelijk universele dingen, soms geuit in retoriek waarin plaatselijke religieuze en culturele tradities doorklinken, maar dat betreft niet te kern. En inmiddels is de opstandigheid allang niet meer beperkt tot de Arabische wereld, of tot landen waar de meeste mensen moslims zijn. Er is opstand is Swaziland, in zuidelijk Afrika, in een land waar mensen christelijk zijn of plaatselijke religies aanhangen. Er is opstand in Armenië, waar bijna iedereen christelijk is. Er is opstand in het overwegend katholieke Kroatië. De revoltes gaan niet over cultuur en religie, maar over politieke en economische grieven. Er is geen muur tussen hen en ons.

De tweede houding is andersom. Het is een houding van zodanige bewondering dat mensen er hun eigen idealen en opvattingen in herkennen, en de bewegingen daar vrijwel inlijven in hun eigen ideologieën en theorieën. We zien demonstraties, rellen, aanvallen op politiebureaus, gevechten met de politie, revolte… en we denken: dit zijn de plaatselijke versies van kraakrellen of andersglobaliseringsprotesten hier, het betreft hier links verzet, autonome revoltes, anarchistische revoluties of zoiets. Daarmee doen we echter de bewegingen daar onrecht. We claimen dan dingen tot de onze, eigenen ons de opstanden ideologisch min of meer toe, en respecteren daarmee niet de werkelijke strevingen van de opstandigen daarginds. Het is juist nodig om de opstandsbewegingen te proberen te verstaan vanuit wat mensen zélf willen, nastreven en bedoelen en als verlangens naar voren brengen. Evengoed kunnen we dan kijken of daar raakvlakken zijn met wat we bijvoorbeeld als anarchisten nastreven, en de hoop uitspreken dat die raakvlakken sterker worden, dat er libertaire dynamieken zich versterken, en kijken hoe we dat kunnen bevorderen. Maar doen alsof een anarchistisch streven nu al de hoofdstroom van de opstanden uitmaakt, is onjuist.

We kunnen de opstanden analyseren op drie niveau’s, in een soort gelaagdheid. Er is de vraag wat mensen drijft, wat de motivaties zijn voor grote aantallen mensen om in verzet te komen. Er is de vraag wat mensen bewust nastreven, wat hun eisen zijn, hoe ze de maatschappijen veranderd willen zien. En er is de vraag wat mensen allemaal dóén vanuit hun nmotivaties, en in hun pogingen om hun doelen te bereiken. Motivatie, politiek programma en wijze van optreden: het zijn drie lagen in de analyses. En we zullen zien dat er tussen die lagen soms spanningen bestaan, die voor een analyse vanuit anarchistische insteek van belang zijn.

Eerst de diepere drijfveren. Die betreffen allereerst een lang onderdrukte vrijheidsdrang. Men protesteert tegen dictatuur, tegen eeuwig aanblijvende presidenten, tegen noodtoestanden en uitzonderingswetten, tegen politiewillekeur en overal aanwezige geheime diensten. Men protesteert tegen de repressie, de onvrijheid, die in een veelheid van vormen de mensen neerhoudt en knevelt. Het is een woede over onvrijheid die in vrijwel alle delen van de bevolkingen van die landen opspeelt, van de allerarmsten die elk protest neergeslagen zien worden door politie, tot en met de bovenlagen die aanlopen tegen censuur, wanbestuur en incompetentie van topfunctionarissen die geen enkele kritiek dulden, ten guste van de dictator en zijn kliek. Het is een zeer breed levende motivatie.

Iets anders ligt dat met de andere grote drijfveer in de opstanden: protest tegen uitsluiting en armoede. Het gaat dasn om de hoge werkloosheid, vooral onder jongeren. Het gaat om het feity dat tientallen procenten van de bevolking leeft van een dollar per dag, en nog eens tientallen procent van misschien anderhalve of twee dollar. Dit alles tegenover een steenrijke toplaag. Een diep gevoel van sociaal onrecht, sociale uitsluiting, drijft met name mensen uit de volksklassen, arbeiders, krottenbewoners, arme boeren, tot protest. Klassenstrijd is binnen de opstandsbewegingen duidelijk als aanjager aanwezig. Een opvallende rol speelt hier het feuit dat in deze maatschappijen wel grote aantallen jongeren hogere opleidingen en diploma’s krijgen, maar geen banen die ook maar een beetje bij die opleidingen passen. Er ontstaan een enorme spanning tussen de hoop , verwachtingen en ambities van hoogopgeleide jongeren enerzijds, en een tamelijk uitzichtloos bestaan, een toekomst zonder toekomst als het ware, anderzijds. Dat is een grote aanjager van de opstandigheid, gesymboliseerd in de jonge academicus in Tunesië die zich in brand stak omdat de politie hem dwarsboomde toen hij in leven probeerde te blijven met de ver koop van groenten en fruit. De protesten daartegen groeiden uit tot de Tunesische revolutie.

De politieke en de sociaal-economische motivaties komen dan samen in de afkeer van de corruptie. Die corruptie drukt zowel iets economisch als iets politieks uit. Het gaat dan over de verstrengeling tussen bedrijven en politici, vette contracten voor de vriendjes van de president en dergelijke. Maar het gaat ook over alledaagse afpersing: mensen die moeten betalen om kans te maken op ene overheidsbaantje of een opleidingsplek; mensen die aangehouden door politie, mogen kiezen: mee naar de cel voor een dubieuze aanklacht, mogelijk om mishandeld te worden bovendien; of anders de ‘boete’ maar betalen. Dit type corruptie raakt vrijwel iedereen. Het is een vorm waarin juist ook mensen met weinig geld nog eens éxtra worden uitgeknepen. Woede wegens de corruptie is daarmee een onderliggend thema dat de diverse drijfveren, politiek en economisch, verbindt.

In welke richting vertalen mensen deze motivaties in bewuste verlangens, eisen, een soort van programma? Heel veel wijst erop dat mensen ‘gewoon’ democratie willen, i de liberale, westerse zin van het woord. Politieke vrijheid, meningsvrijheid, pers- en mediavrijheid. Het opheffen of minstens inperken van de geheime dienst en het opheffen van noodtoestandswetgeving en dergelijke past daarin. Maar ook verkiezingen die niet bij voorbaat gefrauduleerd worden, waaraan meerdere partijen vrij kunnen meedoen. Politici die via zulke verkiezingen in vrijheid worden gekozen. Een onafhankelijke rechtspraak. Een parlementaire democratie, in de brede zin van het woord, dat is het bewuste strevenn van ten minste de hoofdstroom van de opstanden.

Maar het gaat toch om ietsje méér dan dat. Ik noem het streven daarom democratie-plús. En dat zit in twee dingen. Enerzijds is er de grote bereidheid om stappen naar democratie keer op keer te ondersteunen met nogal radicale actie. In Tunesië bléven mensen demonstreren na de val van Ben Ali. Daarmee maakten ze de handhaving van figuren van het oude bewind in de regering zeer moeilijk en dwongen ze steeds nieuwe concessies af. In het streven naar democratie blijven mensen zélf actief. Het gaat om méér dan het uit handen geven van de eigen macht aan gekozen politici. Het is democratie-plús. En dat geldt ook voor de strevingen, de programmatische kant. De gangmakers van de actiedag op 25 januari in Egypte hadden nadrukkelijk een hoger minimumloon als één van de eisen opgenomen. Eisen voor hogere lonen, voor meer banen en dergelijke, zijn wel degelijk deel , niet alleen van de m motivaties maar ook van veel van de bewuste doelstellingen, van de protesten. De nagestreefde democratie is een democratie met een stevige component van sociale rechtvaardigheid. Ook in deze zin is het democratie-plús, sociaal-democratie, maar dan in een vrij letterlijke betekenis..

We zien dus dat betrekkelijk radicale, diepliggende motivaties – afkeer van onvrijheid op alle niveaus, woede over grootschalige armoede en sociale uitsluiting – vertaald zijn in een betrekkelijk gematigd programma van liberaal-democratische signatuur. Daar zit al een spanning tussen. Die spanning wordt nog veel voelbaarder als we de derde laag in de niveaus van analyse erbij halen. Hoe traden mensen vanuit hun motivaties daadwerkelijk op? Wat déden mensen zoal, en hoe organiseerden ze zich? Dán valt onmiddellijk op dat er van betrekkelijke gematigdheid weinig meer overblijft. We zagen om te beginnen reeksen van verboden demonstraties, feitelijk van burgerlijke ongehoorzaamheid om gigantische schaal. We zagen allerhande vormen van directe actie, stakingen en sit-ins, die na de val van dictaturen ook nog eens door gingen, tegen de kleine dictators in de fabrieken in instellingen in de hele maatschappij. Dat valt vooral op in landen waar de dictator al is verdreven, in Tunesië en vooral in Egypte. Daar was stakingsstrijd al jaren vrij stevig aanwezig, iets dat achteraf als aanloop naar de revolutionaire ontknoping van januari en februari gezien kan worden.

In Bahrein en Libië was specifieke arbeidersstrijd veel minder manifest, al was die in Bahrein bepaald niet afwezig: daar was een staking, waarin vooral leraren van zich deden spreken. Maar een zo zelfstandige rol als in Tunesië en Egypte spelen arbeiders in Libië en Bahrein niet. Dat hangt samen met de verschillende structuren van die landen. In Bahrein is een groot deel van de arbeidersklasse geen Bahreins staatsburger, maar migrant-arbeider uit Zuidaziatische landen. Deze mensen zijn uiterst kwetsbaar vanwege de angst voor uitzetting. Tot nu toe staan ze in de opstandsbeweging buitenspel. Het is zaak dat dit alsnog verandert, ook a in andere staten van het Arabische schiereiland waar een soortgelijk verschijnsel – een flink deel van de arbeidersklasse dat uit vrijwel rechteloze migranten bestaat – plaats vindt. Dit speelt ook in Libië, waar honderdduizenden Afrikaanse en Aziatische migranten werkzaam zijn, of beter gezegd wáren. Bij het uitbreken van de opstand, en de onderdrukking daarvan, reageerden deze mensen, zeer begrijpelijk, met: wegwezen hier! Er was onder Kadhafi al racisme gegroeid tegen deze migranten. Nu uitte dit racisme zich ook in de opstandsgebieden, waar Afrikaanse migranten maar al te makkelijk werden aangezien voor huurlingen van Kadhafi, en soms geweld te verduren kregen van opstandelingen. Het is een aspect van een, op zichzelf rechtmatige, opstand dat bepaald onfris is. Maar het wortelt in de sociale structuur van Libië waarin een groot deel van de arbeidersklasse van dat land een soortgelijke onderklasse-positie had als in Bahrein. Samen met Libische opstandigen strijden tegen Kadhafi’s bewind was voor deze migranten helaas geen voor de hand liggende reactie, en de opstelling van opstandelingen maakte dit samen strijden nog moeilijker. Door dit alles ontbreekt de dimensie van arbeidersstrijd die in Tunesië en Egypte zo sterk is, in Libië vrijwel geheel.

Er was niet alleen een veelheid van zélf-doen, zélf in beweging komen, van directe actie; mensen begonnen zich ook op allerlei manieren zelf te organiseren. Op het Tahrir-plein in Cairo begonnen mensen zelf taken te verdelen, voedselvoorziening, schoonmaak, cultuur en entertainment, maar ook bewaking van de toegangen, zelf te organiseren. Op de Pearl Rotonde in Bahrein gebeurde zoiets ook; een krant uit het naburige naburige Verenigde Arabische Emiraten sprak zelfs van een “werkende anarchie, niet in de zin van chaos, maar in de betekenis van afwezigheid van centrale autoriteit”. En in Benghazi, in Libië, begon de plaatselijke gemeenschap het dagelijkse leven te organiseren via de vorming van comités, nadat mensen er het Kadhafi-bewind daar verdreven hadden. Anderen regelen de dingen niet meer voor ons? Dan zullen we het zelf moeten doen. Mensen begonnen hier min of meer via directe democratie zichzelf te besturen. Ze gingen daarmee veel verder dan de vertegenwoordigende democratie die ze op ideologisch niveau nastreefden. Mensen praatten als linkse liberalen. Maar mensen handelden zo ongeveer als anarchisten… om de links-liberale droom dichterbij te brengen. Er was dus wel degelijk een libertaire dynamiek in de gebeurtenissen herkenbaar.

Maar het was een dynamiek die zich vrijwel nergens van zichzelf bewust was. Mensen zagen de zelfbestuursstructuren in Benghazi, de zelforganisatie op het Tahrir-plein, niet vanzelf als het begin van ene nieuw soort maatschappij. Mensen zagen deze zelforganisatie als tijdelijk iets, om de strijd zelf te organiseren, en het gat te vullen zolang er nog geen democratisch gekozen nieuw bestuur was. Toen Mubarak verdwenen was, verdwenen ook de comités om de protesten op het plein zo goed mogelijk gaande te houden. En nu de tijdelijke comités ondergeschikt worden aan een Nationale Overgangs Raad die zich inmiddels als interim-regering profileert, horen we ook steeds minder van die comités. De naamgeving geeft het al aan: Nationale Overgangs Raad. Overgang naar wat? Naar ‘normale’ democratische bestuursverhoudingen. Zelfbestuur is geen doel van de protestbewegingen. Zelfbestuur is ene middel om de democratische doelen van die bewegingen dichterbij te brengen. Maar het zelfbestuur wijst tegelijk impliciet op de mógelijkheid om veel méér vrijheid en rechtvaardigheid te brengen dan binnen een liberaal-democratisch kader, met al haar indirectheid en beperktheid, mogelijk is. Liberale democratie opent ruimte, na jaren van dictatuur. Maar uiteindelijk doet ook liberale democratie gene recht aan het fundamentele verlangen naar vrijheid en rechtvaardigheid dat de opstanden aanjaagt.

Dat impliciete potentieel tot veel diepere bevrijding helpen tot werkelijkheid te maken is iets waar anarchisten kunnen bijdragen. Erop wijzen dat je die comités ook permanent kunt maken, er de kiem in aanwijzen van een nieuwe vrije maatschappij, dat is iets wat anarchisten kunnen doen – hier maar vooral ook daar. Zoals een Syrische anarchist het formuleert: “De Lybische volkscomités zouden de basis van een nieuw leven moeten zijn, en niet slechts een interim-maatregel.”  Als dat idee, en de bijbehorende praktijk, voet aan de grond krijgt binnen de opstandsbewegingen, dan kunnen ze uitgroeien tot revoltes, ja revoluties, die waarlijk als anarchistisch getypeerd kunnen worden.

Wat kunnen revolutionairen, anarchisten onder hen, in bijvoorbeeld Nederland doen om te helpen? Niet heel erg veel, gezien de geringe aantallen. maar er zijn enkele punten. Ons inzetten tegen wapenhanden vanuit Nederland met de regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten is er één van. dat klan de vorm aannemen van een petitie, niet omdat daar grote druk van uitgaat maar omdat daarmee tenminste de kritiek een beetje aan het gonzen komt. Steviger en verdergaande acties tegen medeplichtige bedrijven zijn denkbaar, waarbij een onderscheid tussen profiterende directies enerzijds, en het personeel dat er werkt en dat we als potentiële bondgenoot dienen te benaderen, belangrijk is. Een tweede punt is: opkomen voor migranten en vluchtelingen, juist nu. Europa en Libië wekten goed samen in het tegenhouden van Afrikanen die naar Europa proberen te komen. dat was deel van het bondgenootschap tussen Kadhafi en onder meer Berlusconi. Opkomen tegen deze brute vorm van grensbewaking is deel van een politiek die terecht sowieso alle grenzen en migratiebeperkingen aanvecht. Er is nog een punt: wie westerse interventie volstrekt afwijst – en ik denk dat we dit moeten doen – moet onder ogen zien dat Kadhafi alsnog een slachting in opstandsgebieden aanricht. het minste dat we, in combinatie met het stoppen van luchtaanvallen, moeten eisen is dan óók: iedereen die op de vlucht slaat, wordt een veilig heenkomen en fatsoenlijke opvang geboden, ook al verhuist de complete bevolking van Benghazi dan naar Europa.

Andere bijdragen die we kunnen leveren zijn het bieden van morele steun, hoe beperkt ook, aan opstandigen en specifiek aan geestverwanten onder de opstandigen. Als een groepering in Cairo een solidariteitsverklaring vanuit een groepering in Amsterdam of zo krijgt, dat motiveert dat mensen, het steekt ze hopelijk een hart onder de riem. Daarnaast, en in veel bredere zin, is het werken aan een breed verspreid bewustzijn dat de revoltes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten onze sympathie en steun verdienen, van belang. Als er een publieke opinie zou zijn die het nadrukkelijk voor de opstanden opneemt, dan zal vanuit opstandige kringen de neiging om dáár – en niet bij regeringen met hun legers, kruisraketten, NAVO en VN – steun te zoeken. Niet de hypocriete en van belangenpolitiek doordrenkte operaties die Westerse staten nu uitvoeren boven Libië, maar authentieke steun, geworteld in solidariteit.


Afwegingen rond Libië-actie

29 maart, 2011

Afgelopen zondag, 27 maart, protesteerden pakweg honderd mensen tegen de luchtaanvallen op Libië. Dit vond plaats op initiatief van de Internationale Socialisten (IS). AT5 heeft een kort verslag, met een foto. Mensen droegen borden, wezen op het gevaar van “escalatie en burgerslachtoffers”, maar maakten ook duidelijk dat ze solidair waren met het verzet tegen Kadhafi. Bombardementen vonden ze echter geen aanvaardbaar soort van steun. Daarin hebben ze groot gelijk, en de IS krijgt wat mij betreft krediet en waardering voor deze actie. Het vergt wel degelijk politieke moed om tegen de stroom van oorlogspleidooien in te gaan en zich niet moreel te laten chanteren met het argument dat burgers toch beschermd moeten worden, desnoods door interventie. Verderop in dit stuk kom ik met een belangrijke kritische kanttekening, maar die staat niet voor niets verderop, en niet in mijn openingszinnen.

Op Indymedia ontspint zich intussen een vrij heftige woordenwisseling over de actie, de argumenten eromheen, maar ook over de rol van de IS. De aftrap gaf Jelle, met een kort verslag van de actie, plus een hartekreet. het actieverslag is in feite een citaat van het AT5-verslag. Vervolgent vroeg hij zich af waar  de mensen waren die hij bij allerlei acties anders ziet. Tijdgebrek, meer te doen? Hij oppert: “als bijna iedereen uit de anarchjistische scene wegblijft gaat het om meer. Is het omdat de IS het organiseerde? (…) Zijn we nou echt zo sektarisch dat we niet tegen een oorlog protesteren omdat de IS prominent aanwezig is?”  De IS verdient wat hem betreft lof, en hij voegt nog toe: “als je dan echt niet aanwezig wilt zijn omdat de IS het organiseert, neem dan zelf initiatief.” Deze hartekreet, later onder het stuk door hem toegelicht als voortkomend uit “pure frustratie”, leidde tot interessante reacties, die om overdenking en commentaar vragen.

Om te beginnen: ik herken me voor een deel in wat Jelle schrijft. Daarover zometeen meer. Maar ik lees in een reactie: “ik voel me door dit nieuwsitem aangesproken als anarchist die gisteren niet op het protest tegen de bombardementen op libië was.” Ik ook (1).  “ik vind dit echter wel een erg vervelende manier om te worden aangesproken: niet constructief en denigrerend.” Ja, ik dus ook wel. De verwijtende toon, hoe begrijpelijk ook, leidt ertoe dat mensen eerder in een kramp schieten, hun eigen stellingen des te feller gaan verdedigen. Niet het soort houding dat een discussie, een weloverwogen uitwisseling van gedachten en bepalen van standpunten erg bevordert.

Maar Jelle heeft wel degelijk een punt, al oppert hij het in vragende vorm, zonder bewijs te leveren: een aantal anarchisten boycot acties als ze door de IS op poten zijn gezet. De al aangehaalde reactie laat dat zien. “ik denk van mezelf absoluut NIET sektarisch te zijn, daarom ga ik niet meelopen in een erg sektarische club”, die er “niet in slaagt uit haar isolement te breken”. Dat ligt volgens deze reactie dan “alles waar de IS voor staat en hoe ze te werk gaan”. Een andere reactie stelt: “klopt, als de IS iets organiseert blijf ik weg, en velen met mij.” De aanpak van de acties, met “een hoop overbodig geblaat”, waaronder “krakkemikkige toespraken” en dergelijke. “Je schaamt je dood om daaer tussen te staan”.

Het is duidelijk: de door Jelle gehekelde boycot van sommige anarchisten van IS-activiteiten bestaat. En ik ben het met Jelle eens dat dit niet vruchtbaar is. Het maakt acties niet beter, niet sterker, en het doet het anarchisme binnen bredere strijd ook geen goed. Zelf ga ik met acties als volgt om. De eerste vraag is: gaat het over iets waar ik me inhoudelijk in kan vinden? Ben ik het met de strekking eens, en vind ik het thema voldoende belangrijk om er de voordeur voor uit te gaan? Dát is het allerbelangrijkste. Het tweede is: kan ik binnen de actie mijn gang gaan, of ‘moet’ ik van alles en nog wat, en mag ik allerlei andere dingen niet? Is mijn vrijheid gegarandeerd om, binnen de strekking van een actie, met een zelfgemaakt of zelfgekozen spandoek, bord, pamflet, vlag of publicatie te komen, eigen leuzen aan te heffen, dat soort dingen? Als die twee dingen er zijn, als ik het eens ben met het doel, en ik kan mijn eigen geluid erin aanbrengen, dan laat ik mij niet weerhouden om deel te nemen, ongeacht wie het precies organiseert.

Ik kan wel degelijk de ergernis van anarchisten jegens de IS begrijpen. De houding van de twee reacties is geen voorgeprogrammeerde kwaadwilligheid, maar een reactie op dingen die echt bestaan. Maar ik zou zelf voor een andere reactie kiezen. Organisaties die me niet bevallen nemen nogal eens initiatieven die ik bij voorkeur toch maar niet wil boycotten. Ik ben afgelopen jaar meermalen naar vakbondsacties geweest, op poten gezet toor een top-down opererend bureraucratisch vakbondsbestuur. Maar ik was het met de eisen – terugdringen van de ontslagen bij de post, om maar iets te noemen – voldoende eens om te gaan. En ik had de ruimte om eigen dingen te doen, ik heb op zo’n manifestatie opgewekt kritische pamfletjes van de Vrije Bond helpen uitdelen. Een soortgelijk verhaal gaat op voor de manifestatie Armoede Werkt Niet, opgezet vanuit de SP en met niet alleen Roemer maar ook Cohen als spreker. Ook een van bovenaf bestuurde organisatie, die SP, waar ik op heel veel punten weinig mee heb. Maar ik vond het protest dat daar klonk tegen asociale bezuinigingen een rechtvaardige zaak, ik had ruimte om zelfgekozen geluiden voort te helpen brengen, dus ik ging.

Welnu, de gevestigde vakbonden en de SP, zijn dat werkelijk plezieriger clubs dan de SP? Als top-down-bestuur en bureaucratische werkwijzen de maatstaf zijn, dan is de IS, vergeleken bij FNV en SP, een basisdemocratische libertaire organisatie. Inderdaad, alles is relatief, het is maar welke vergelijking je maakt. En wat sectarisme betreft: de neiging van de SP om werkelijk brede samenwerking te zoeken, zéker met krachten links van die partij, is niet zeer groot. Domineer-ambities zijn de SP bepaald niet vreemd. Ja, dat geldt ook voor de IS, op veel kleinere schaal. Dat vind ik een valide reden om heel terughoudend te zijn met het gezamenlijk organiseren van activiteiten met deze organisaties. Maar deelname – als de actie inhoudelijk zinnig is, en als er ruimte is voor eigen geluid – is iets heel anders. Ik ben daar nadrukkelijk wél een voorstander van.

Dat heeft nog een extra reden. Als we problemen hebben met de rol die de IS in de radicaal-linkse wereld speelt, dan is het juist extra zinnig om wél naar qua thema relevante IS-activiteiten te gaan! Dan is de kans dat IS-sympathisanten in aanraking komen met een ánder soort radicalisme, een anarchistisch activisme, immers groter. Als we als anarchisten er vertrouwen in hebben dat onze opvattingen en werkwijzen hout snijden, dan hebben we niets te vrezen van deelname aan activiteiten die door andere stromingen opgezet worden. Integendeel! Het maakt anarchisten zichtbaarder, helpt ons om nieuwe mensen te leren kennen en relevanter te worden. En het helpt ons om de te grote dominantie van IS – en op veel groter schaal SP en FNV – te helpen doorbreken. We dienen er te zijn, daar waar relevante actie, verzet en strijd is – ongeacht wie dat heeft georganiseerd of ïnitiatiefnemer ervan is.

Het is opzichzelf trouwens niet onjuist om de IS tot op zekere hoogte zelf als sectarisch te omschrijven. Ik pleit in het bovenstaande tegen de neiging van sommige anarchisten om niet deel te nemen van anarchisten aan actie als die de IS op touw is gezet nof als de IS er een hoofdrol in speelt. Ik heb me op dit weblog echter ook vaak genoeg gekant tegen de keus van de IS om aan acties die vanuit anarchistische of aanverwante kringen werden opgezet, niet – of hooguit met een pro-forma-minimale inzet – deel ter nemen. Er bestaat zoiets als IS-fobie onder sommige anarchisten. Maar er bestaat ook zoiets als anarchofobie vanuit de IS. En dat is geen kwestie van sommige IS-ers als persoon. Het is een beleidslijn van de organisatie, in ieder geval in specifieke gevallen. Ik heb dat bijvoorbeeld herhaaldelijk gezien rond AFA-acties. Al toen ik nog lid was, en ook erna – al tijden voordat ik anarchist werd – heb ik mij hier wel tegen gekeerd. Ik schrijf daar  nu minder over, omdat ik de IS mentaal inmiddels een stuk meer heb losgelaten. Ik word niet meer zo boos over alles wat de organisatie naar mijn mening verkeerd doet. Er zijn betere dingen te doen. Zo belangrijk is de IS nu ook weer niet.

En het bestaan van IS-sektarisme is geen goede reden om zelf met een soortgelijk sektarisme te antwoorden. Wegblijven van acties die op zichzelf zinnig zijn, enkel omdat de IS de gangmaker is, speelt IS-sektarisme eerder in de kaart: ‘zie je wel, die anarchisten weer!’ Veel beter om gewoon wél te gaan, zichtbaar, openlijk, en de vrijheid te nemen voor een anarchistisch geluid binnen een actie. Dat maakt de actie sterker, breder, en beter, ja anarchistischer. 

Er is echter een heel anderer reden waarom de actie tegen bommen op Libië weinig  deelnemers kende. Dat heeft met de standpuntbepaling rond de zaak zelf te maken. Er ís twijfel over het wel en wee van de westerse interventie. Mensen zagen eerst een bijna zegevierende opstand tegen Kadhafi. Vervolgens zagen ze Kadhafi’s troepen meedogenloos en onweerstaanbaar opmarcheren, richting opstandsbolwerk Benghazi. Mensen waren bang voor een bloedbad als Kadhafi toch won. Mensen hoorden dat vanuit opstandelingen om een no-fly zone werd gevraagd, en om bombardementen toen dat niet meer genoeg leek.

Is het gek dat, vanuit begaanheid met Libiërs, met name met Libiërs in opstand, ook linkse mensen schoorvoetend westerse interventie als noodoplossing begonnen te zien? Ik heb hier ook keer op keer over na moeten denken. Intertventie is verkeerd, omdat de opstand zo juist afhankelijk wordt van Westerse steun – en die steun wordt niet uit menslievendheid gegeven. Maar degenen die uit begaanheid met volksverzet en menselijk lijden de interventie enig voordeel van de twijfel geven, staan dichterbij mij dan sommige anti-interventionisten die de opstand enkel als Westers complot zien, en Kadhafi de hand boven het hoofd houden. Ik denk aan iemand als Chavez, een als revolutionair vermomde contrarevolutionair aan het hoofd van Venezuela.

Dit soort afwegingen en dilemmas hebben verband met deelname aan protesten. Veel mensen zijn best sceptisch over de luchtaanvallen. Maar tegelijk zagen zij dat het nog steeds vooral Kadhafi’ s troepen waren die willekeurig stadscentra onder vuur bleven nemen met tanks, en Kadhafi’s scherpschieters die burgers beschoten. Interventie voelt als probleem. Maar voelt het als het meest urgente probleem, urgenter dan de confrontatie tussen enerzijds burgers en lichtbewapende opstandelingen, en Kadhafi’s nog steeds zwaarbewapende troepen? De narigheid is dat hier twee oorlogen verstrengeld raken: eentje tussen opstand en Kadhafi, en eentje tussen Westerse staten tegen Kadhafi. De interventie aanvaarden of zelfs toejuichen is steun aan de cynische belanmgenpolitiek van grote mogendheden. En dat kan niet. De interventie afwijzen zonder Kadhafi’s terrreur te hekelen, is Kadhafi in de kaart spelen, zijn kant kiezen. En dat kan ook niet. Dat is de ellende hier.

Daarmee kom ik bij mijn kanttekening bij de actie van zondag tegen de bombardementen. Het standpunt van de IS is op zichzelf niet het probleem. Net als ik vind de IS dat de interventie de opstand niet werkelijk helpt, maar een vorm van gewelddadige manipulatie ervan vormt. Maar rond de actie zelf verdwijnt kritiek op Kadhafi een eind naar de achtergrond. In de oproep lezen we: “Westerse mogendheden hebben een lange geschiedenis van kolonialisme en steun aan dictaturen in de regio. Door zich nu nwet m mi,ilitaire macht in het conflict te menhgen, zullen zij de democratiseringsbewegingen eerder vergiftigen dan nieuw leven inblazen.” Dat klopt, en tegelijk ook niet helemaal. Tot nu toe hebben de bombardementen inderdaad de Libische opstand verder helpen vergiftigen én helpen overleven. Vorige week s werd Kadhafi nog bestormd door troepen van het bewind. Nu niet meer, en daar hebben die kruisraketten helaas iets mee te maken. Juist tegenstanders van interventie dienen dit soort dingen wel onder ogen te zien.

Belangrijker: nérgens uit de oproep wordt duidelijk dat de Libische opstand solidariteit verdient. De opstand wordt niet eens genoemd, we moeten maar concluderen dat ze valt onder de genoemde ‘democratiseringhsbewegingen’, maar zeker is dat niet eens. Lang niet iedereen ter linkerzijde ziet immers de opstand als authentiek volksverzet dat steun en solidariteit verdient, dus kun je maar beter glashelder zijn wat je ervan vindt. Een expliciete afwijzing van Kadhafi’s bewind ontbreekt eveneens. Mensen die, vanuit het soort afwegingen dat Chavez oppert, tegen de interventie zijn, kunnen pr0bleemloos aan de actie deelnemen. Bij mensen als ik, voor wie juist de opstanden in het  midden van het argument staan, blijft echter een visgraat overdwars in de keel steken.

De borden die ik op de AT5-foto zie, redden de zaak evenmin. Hoofdleus: “Stop de bommen op Libië”. Daaronder: “Rutte, haal je wapentuig terug”. En dááronder, in veel kleine letters, staat – als ik het goed lees: “Solidariteit met de Arabische revoluties”. Mooi – maar hoort de Libische opstand bij deze Arabische revoluties? Misschien staat dat in de tekst dáár weer onder, maar die kan ik op de foto niet lezen. Voor de bredere beeldvorming is het iopen laten van deze vraag echter schadelijk, evenals het onbreken van een expliciete afwijzing van Kadhafi’s schrikbewind. De interventie afwijzen zonder Kadhafi’s regime  evenzeer af te wijzen komt, niet in bedoeling maar wel in uitwerking, neer op een vorm van verdediging van het bewind tegen de interventiemogendheden. Dát – en niet het feit dat de IS gangmaker is van de actie – is wat mij betreft het politieke probleem dat een geringe deelname aan de actie verklaarbaar en begrijpelijk maak. Ik ben bepaald niet de enige met dit type van afwegingen.

Maar dan nog was deelname te verdedigen  geweest – op één voorwaarde: als ik zelf, liefst samen met anderen, een eigen spandoek of zo had gemaakt, met een duidelijke en gelijkwaardige afwijzing van zowel Westerse bommen als Kadhafi’s bewind. Een zelfstandig revolutionair anarchistisch geluid, tegen interventie én tegen de regimes, dát had op deze actie niet misstaan – en zal bij komende acties evenmin dienen te onbreken.

(1) Ik was zelf niet op de actie, gewoon omdat ik een andere afspraak had. Of ik anders gegaan zou zijn? Misschien wel, maar niet zonder last te houden van eerder genoemde visgraat…


Syrië, dappere demonstranten, stompzinnige Chavez

27 maart, 2011

De zesde grote opstand in het Midden-Oosten/ Noord-afrika is gaande. Na Tunesië, Egypte, Jemen, Bahrein en Libië is de zaak nu aan het rollen in Syrië. We zien de inmiddels bekende taferelen. Kleine demonstraties. Arrestaties, hardhandige veiligheidsdiensten in actie. Grotere betogingen, veiligheidsagenten vuren traangas af, schieten met scherp. Doodgeschoten demonstranten, minstens tientallen op één dag. Een begrafenis van gedode demonstranten waarin de rouwstoet feitelijk een nieuwe demonstratie is, van 20.000 mensen in Deraa, een stad waar 100.000 mensen wonen.

Deraa is het zwaartepunt van de opstand. Dag aan dag zijn daar protesten geweest. Maar inmiddeld worden er demonstraties gemeld uit een hele handvol andere steden. In Damascus,. de hoofdstad, waren bijvoorbeeld op 15 en 16 maart al kleine demonstraties, beantwoord met arrestaties en dat andere vaste nummer, agressieve regeringsaanhangers die demonstranten verdreven. Voor een demonstratie in Damascus op 15 maart was via Facebook opgeroepen, ook welhaast een revolutionaire traditie intussen. Demonstraties, vaak met dodelijk politiegeweld, werden afgelopen dagen gemeld uit Tafas, Latakia, Homs en Sanamin en steeds weer uit Deraa. In Latakia en Tafas staken betogers een politiebureau en een kantoor van de staatspartij baath in brand. Steeds weer leidden begrafenissen na staatsgeweld tot nieuwe protestoptochten en dergelijke.

Naast onderdrukking kwam het bewind intussen met gebaren, zoals het op zichzelf helemaal niet onbelangrijke vrijlaten van 260 politieke gevangenen, en ook van bij protesten gearresteerde betogers. Daarnaast heeft het bewind het einde van de noodtoestand aangekondigd, en gezegd te overwegen of er meer partijen zouden kunnen worden toegelaten en dergelijke . Interessante hervormingen. Twee weken geleden zouden ze wellicht begroet zijn als een sensationele opening voor verandering. Nu zijn ze vooral op te vatten als tekenen van een angstig bewind dat de bui ziet hangen en vingers geeft in de, hopelijk ijdele, hoop dat de opstandige bevolking toch niet de hele hand komt halen.

De achtergronden van de protesten zijn de van andere opstanden welbekende thema’s. Een president en partij die eindeloos aan de macht blijft, en zich met harde repressie handhaaft. een uuitzonderingstoestand die demonstreren verbiedt, en die al sinds 1963 van kracht is. Een wijdverbreid beleefde onvrijheid, een breed levend gevoel van stagnatie. De soort van motivaties die in Tunisië en Egypte mensen in beweging deden komen, spelen in Syrië ook.

Hoe ver de gebeurtenissen zullen gaan? Moeilijk in te schatten. Afgezien van de 20.000 mensen in Deraa zijn de betogingen nog niet zo grootschalig dat oproerpolitie er elke greep op kwijt is, zoals al snel in Egypte het geval was. Tegelijk blíjven demonstraties steeds wel weer van de grond komen. Het snel oplopende dodental is kennelijk geen effectieve afschrikking meer. De komende dagen zullen op dit gebied veel duidelijk maken. maar zelfs al zakt het protest nu weer in, dan nog is herleving ervan op korte termijn naar mijn idee waarschijnlijk. Wat hier aan onvrede boven is gekomen, is niet makkelijk meer ondergronds te jagen.

De demonstranten verdienen, zoals al die andere deelnemers aan de volksprotesten in het gebied, onze solidariteit. Ze voeren een rechtmatige sttrijd, voor vrijheid, een beter leven, waardigheid. De demonstranten verdienen ook onze regelrechte bewondering, voor de grote moed die ze tentoon spreiden. Het Syrische regime is immers een harde dictatuur. In 1982 heeft het bewind een gewapende opstand van de Moslim Broederschap in de stad Hama neergeslagen, door de stad drie weken lang te beschieten en te bombarderen. Schattingen van het aantal doden – deels gewapende opstandelingen, deels soldaten die de opstand neersloegen, maar voor een heel groot deel burgers met als enige m misdaad dat ze in die stad woonden –  lopen uiteen van 7.000 tot 40.000. Wat Kadhafi probeerde met Benghazi, heeft Assad, de vader van de huidige president, zo ongeveeerr feitelijk gedaan met Hama. Het laat zien tegenover wat voor soort tegenstander het volksprotest staat.

Solidariteit dient dus onze houding te zijn. Natuurlijk wordt er hier en daar door een boegbeeld van links anders over gedacht. Chavez, de als revolutionair vermomde president van Venezuela, doet het bijvoorbeeld wéér. Na zijn pleidooi voor zijn boezemvriend Kadhafi neemt hij het nu op voor zijn Syrische collega Assad, iemand van “grootse menselijke gevoeligheid”, volgens hem. Chavez duidt aan als “een humanist, een doctor opgeleid in Londen”. Hij spreekt van “schijnbare volksprotesten”, en ziet die nu al als mogelijk voorwendsel voor Westerse interventie zoals nu in Libië.

De lompheid is opvallend, het gebrek aan logica trouwens ook. Dat het Weesten een bepaalde opstand kan misbruiken om tot interventie over te gaan – zoals nu in Libië – is waar. Maar dat maakt zo’n opstand nog niet tot nép, tot “schijnbare volksprotesten”. Dat ook wrede dictators in Westerse steden een hoge opleiding genoten kunnen hebben is ook geen reden op zo’n dictator tot humanist te verheffen. Over de fijngevoeligheid van een Assad, een man wiens veiligheidsdiensten berucht zijn wegens marteling, en nu ook weer wegens kogelregens richting betogers, hoeven we het al helemaal verder niet uitvoerig te hebben. Stalin hield van Mozart, heb ik mij wel eens laten vertellen, en Mao schreef van die subtiele gedichten, om het over de fameuze kindervriend Hitler maar niet eens te hebben.

Maar belangrijker dan dit gebrek aan logica is de keuze die Chavez hier maakt, de keuze voor de contrarevolutie. Voor de tweede keer in een maand tijd betuigt Chavez hier internationale solidariteit – met bloedige dictators. Hij noemt Assad in dit verband een “broeder”. Hier spreekt een verbond tussen dictatorsd en een man die zelf geen dictator is, maar de arrogante, contrarevolutionaire houding van beide door verzet bedreigde tirannen deelt. We weten weer eens waar Chavez dus staat: aan de verkeerde.


Tussenstand revolutieland (3): Swaziland, Portugal, Groot-Brittannië…

24 maart, 2011

Verder maar weer met een tussentijdse verkenning in de revolutionaire golf die nu al ettelijke maanden dictators het leven opwekkend zuur maakt. De opstanden in Libië en Bahrein zitten zwaar in moeilijkheden. Die in Jemen woedt verder, tegen de verdrukking in. In Armenië, Azerbeidzjan en Kroatië is sprake van flink straatprotest. En er zijn meer landen waar het bepaald bemoedigent borrelt. In Europa, en ook in Afrika.

Ik begin op dat laatste continent, en wel in het zuidelijk gelegen Swaziland. De Swaziland Times berichtte op 6 maart over een bijeenkomst van 3.000 docenten, om tot actie te komen. Ze waren boos, onder meer nadat  het IMF duidelijk maakte dat ambtenaren er niet op hoefden te rekenen dat hun salarissen uitbetaald zouden krijgen. Ze wilden dat de regering afreedt.

Een zekere Dumisani Ndlangamandla, kennelijk één van de deelnemers, zei: “Dit is de tijd dat we onms moeten hergroeperen. In feite moeten we nu opstaan en de vijand bestrijden. De vijand is het regeringssysteem. Verandering is onvermijdelijk in het land. Laat de regering de gebeurtenissen overwegen in Libië, Jemen, Tunesië en Egypte. Zeg niet dat zulke dingen in Swaziland niet  kunnen gebeuren. Een revolutie is een gemakkelijke zaak.” Dat laatste klinkt wel heel luchtigjes, gezien de hoge prijs die mensen elders al voor revolutiepogingen betalen. Maar de strekking is helder, evenals het verband dat ontevreden mensen leggen met de opstanden duizenden kilometers noordwaarts. 

De dagen en weken erop bleek dat het hier niet om een eenmalige uiting van onvrede ging. De Washington Post maakte op 12 maart melding van de aankondiging van een driedaagse staking van verpleegkundigen later die week tegen het niet-uitbetalen van overwerk. In de aanloop betoogden 4.000 verplegenden, een actie waar dpolitie tegen probeerde op te treden. Het werk van verplegenden weegt in dit land, met zo’n 185.000 mensen die HIV-besmet zijn, extra zwaar. En op 18 maart deed de BBC verslag van een demonstratie van ambtenaren tegen de bevriezing van hun salaris. Het ging om docenten, verplegenden, ern ook studenten deden mee. Mensen boos wegens de loonstop, maar ook wegens corruptie, het luxe leven van de vorst en het voornemen om ene jubileum van die vorst uitgebreid gaan vieren – in een land waar een werkloosheid naar schatting 40 procent bestaat. Mario Masuko, aanvoerder van een verboden oppositiegroepering: “Swaziland kan geen eiland van dictatuur blijven in een zee van democratie.”

En ook hier legden mensen weer verbanden over landsgrenzen heen: “Sommige betogers zeiden dat ze geïnspireerd waren door de recnte opstanden  in Noord-Afrika en het Midden-Oosten”, aldus het verslag. Demonstranten eisten het aftreden van de regering, en overhandigden daartoe een petitie. “Royalty heeft de hulpbronnen van het land verspild… we willen een regering van het volk”, aldus Masuko. De demonstratie was flink groot, ettelijke duizenden, bijna 7.000 volgens de New York Times die er ook verslag van doet. Dat is niet weinig in een land van pakweg 1 tot 1,4 miljoen inwoners, afhankelijk van welke bron je hier hanteert.

Het belang van de gebeurtenissen in dity op zich kleine land is toch groot. Het gaat duidelijk om het zelfde soort grieven als eerder in Egypte en Tunie sië: corrputie, wanbestuur, onvrijheid, verlangen naar verbetering in het levenspeil. Maar het ligt een enorm eind verwijderd van die landen, heeft andere historische en culturele achtergronden. De meeste mensen zijn er ook geen moslim. Dat er toch een soortgelijk volksprotest op gang is gekomen, wijst erop hoe algemeen de geest van opstand intussen is, hoe wijdverbreid – en dat het gierin niet primair gaat om religie en cultuur, maar op heel elementaire diepe politieke, sociale en economische drijfveren.

Twee andere landen stip ik kort even aan, om het vrijwel universele karakter van de opstandsgolf nog eens te onderstrepen. Gisteren viel de regering van Portugal, omdat ze een zwaar bezuinigingspakket niet door het parlement wist te loodsen. In dat land is al herhaaldelijk gestaakt tegen de bezuinigingen. Op zich is dat nog niet direct een verglijkbaar volksverzet als in bijvoorbeeld Tunesië. Maar ook hier wordt kennelijk  over grenzen heen gekeken. Op 11 februari verscheen een Facebook-oproep om op 12 maart te demonstreren. “Wij, de werklozen, de 500-eur-overdieners, de andere weinig betaalden, de slaven in vermomming, de gesubcontracteerden, de tijdelijke werkkrachten, degenen die zogenaamd bij zichzelf in dienst zijn,  de mensen die nu en dan werk hebben (…) moeders, vaders en kinderen van Portugal. We protesteren: voor het recht op werk, voor het recht op onderwijs, voor het recht op betere arbeidsomstandigheden, voor het einde van de onstabiliteit; voor de erkenning van kwalificaties, competentie en ervaring, weerspiegeld in contracten en waardige salarissen.”

Dat is de taal van actiebewegingen zoals we die in meer Europese landen zien, bijvoorbeeld in Griekenland. Maar het is het soort oproep dat in bijvoorbeeld Egypte de explosie op gang bracht, zoals trouwens weer eerder in … Groot-Brittannië, met de studentenprotesten eind vorig jaar. Meerdere vormen van protest ontmoeten elkaar en verbinden zich, een verbintenis met grote mogelijkheden. En de oproep sloeg aan ook! Volgens de Portugal Times, die erover berichtte, hadden rond 5 maart al 37.039 mensen via Facebook aangegeven dat ze meededen. Op de dag zelf, zo staat in een verslag op Libcom.org, deden zo’n half miljoen mensen mee in Lissabon. Zo snel kunnen dingen gaan, zo’n grote vorm kunnen ze aannemen.

Ja, en dan is er Groot-Grittannië! daar gaat komende zaterdag een grote vakbondsdemonstratie tegen het bezuinigingsbeleid van de regering plaatsvinden. Als het aan de officiële organisatoren ligt zal dat een keurig protest worden, waarna iedereen ’s avonds keurig naar huis gaat. Maar het zou wel eens niet helemaal in hun handen kunnen zijn. Er iseen interessant initiatief genomen dat de zaak wat pittiger kan maken. Volgens de Guardian roept een studentenactie netwerk op om “Trafalgar Square om te vormen tot Tahrir-plein”, door een sit-in van 24 uur te houden op dit Londense plein, als basis van allerhande actie. Het is maar één van de initiatieven op en rond die protestdag – die daarmee wel eens iets méér kan worden dan enkel symbolisch en kortdurend protest. De opstandsgolf komt hiermee wel zeer nabij…


Nee tegen luchtaanvallen op Libië, nee tegen Nederlandse rol

23 maart, 2011

De militaire aanvallen in Libië gaan door, en ook Nederland gaat helaas een bijdrage leveren. Zowel de militaire interventie als geheel als ook die Nederlandse deelname zijn verwerpelijk. Daarvoor zijn meerdere redenen. Het interventiebeleid is hypocriet. Niet de behoeften van de Libische bevolking, maar belangen van de interventiemachten staan in dit beleid voorop. De revolutie, in Libië en elders, worden er door gemanipuleerd en gedwarsboomd, hetgeen méér bloedvergieten in de hand werkt. Voorzover er door de Westerse luchtaanvallen al mensen in Benghazi en Misurata worden gered, staat er menselijk lijden en dood elders tegenover, plus het vooruizicht van méér van dat bloedige zelfde.

1. De interventiepolitiek is hypocriet. De officiële motivatie van het vliegverbod en de luchtaanvallen luidt: de burgers van Libië moeten beschermd worden tegen het geweld van Kadhafi’s troepen. Dat werpt meteen de vraag op: waarom verdienen Libiërs wel bescherming tegen Kadhafi, terwijl Bahreini’s, Jemenieten, nu ook Syriërs aan vergelijkbaar staatsgeweld worden blootgesteld zonder dat er zelfs maar van een schietverbod wordt gerept? Sterker: het Westen houdt Bahrein en Saoedi-Arabië de handen boven het hoofd, en komt niet verder dan wat afkeurende woorden van bezorgdheid. Zijn  Libiërs meer waard dan Syriërs? En waar waren de interventiemachten toen Kadhafi in stilte de bevolking onderdrukte, in plaats van openlijk op straten en pleinen? Libische bevolking nu – maar vroeger niet – beschermen, en andere burgers aan hun bloedige lot overlaten, getuigt van hypocrisie. Als dit menselijk leed werkelijk de aanleiding tot ingrijpen is, zou dat immers voor elk vergelijkbaar menselijk leed moeten gelden.

De hypocisie ontgaat mensen in andere landen waar geweld heerst  niet. In Ivoorkust bijvoorbeeld, waar de ene president de macht weigert op te geven, ook nadat een ander verkiezingen heeft gewonnen. In de hoofdstad van het land betoogden enkele honderden mensen vóór VN-ingrijpen, met borden: “VN: Libië wel, waarom niet Ivoorkust? Verlos ons”.  De NRC voegt eraan toe: “De demonstranten verwijten de VN te meten met twee maten. ‘Er is geen olie in Ivoorkust, maar er zijn wel mensenlevens'” Inderdaad: waarom zijn Libische mensen het redden waard en mensen uit Ivoorkust niet? Die vraag dringt zich op, en het maakt het idee dat in Libië principieel uit humanitaire overwegingen wordt ingegrepen, onhoudbaar.

Wijzen op de huichelarij die in de interventie ligt besloten, is een sterk argument. Maar het is in zichzelf niet voldoende. Voorstanders van de interventie kunnen namelijk op meerdere manieren antwoorden. Een hele sterke is bijvoorbeeld: erkennen dat het niet goed is dat er een dubbele maatstaf wordt gehanteerd, en dit tegengaan door ook elders om soortgelijke interventie tepleiten, ook in Syrië en bahrein, en ja, ook in Ivoorkust. Voorstanders kunnen er nog aan toevoegen dat slechts praktische beperkingen beletten dat elke grote wandaad, van welk bewind ook,  tegengegaan wordt met interventie. ‘We kunnen nu eenmaal niet alles tegelijk’. Er is méér nodig dan het wijzen op de imperiale huichelarij om hard te maken dat deze interventie niet deugt. Vandaar argument twee.

2. De interventie dient de belangen van de interventiemachten. We dienen dus die belangen eens te beklijken. Welke interventiestaat streeft welke doelen na met de aanvallen op Libië? De meest enthousiaste voorstanders van deze aanvallen zijn Frankrijk, Groot-Brittannië – en Saoedi-Arabië. De Franse en Britse belangen gaan over olie, maar er is meer. Libië is een oliestaat. Sinds Kadhafi en het Westen hun ruzie bijlegden, doen Westerse oliebedrijven weer goede zaken in het land. Maar toen Kadhafi’s positie gevaar liep vanwege de volksopstand, moesten Westerse staten nadenken: wat als hij valt? Dan komt er één of ander nieuw bewind, geworteld in de opstandsbeweging. Moeten we niet zorgen dat die beweging ons als vrienden ziet, zodat we via hun de oliecontratcten gewoon kunnen continuëren?

Om dat te bereiken, was een vorm van steun aan de opstand nodig. Bescherming van de bevolking tegen Kadhafi’s geweld verschasfte hier de motivatie, Westerse steun aan de opstand het middel – maar olie maakte deel uit van de doelen. Toen Kadhafi’s bewind over meer gevechtskracht bleek te beschikken en de opstand gevaar liep verslagen te worden, hadden vooral Franktrijk en Engeland zo sterk ingezet op die opstand dat ze er een schepje bovenop deden, verder gingen dan een vliegverbod, en een lijn inzetten waarin het bewind militair verslagen moest worden. Dat intussen de opstandsleiding doet wat er verwacht wordt bleek vandaag. “Libische rebellen beloven Westen oliedeals”, berichtte Trouw vandaag.

Het olie-argument geldt voor Europese staten, maar ook voor de VS. Voor Europese staten geldt echter nog meer. Libië onder Khadhafi hielp Europese staten in het tegenhouden van migranten die vanuit Afrika naar Europa wilden komen. Europese staten willen dat een nieuw bewind diezelfde rol gaat spelen: een gewapende macht tegen kwetsbare mensen die ellende en soms levensgevaar ontvluchten. Dat zal een reden zijn om dat nieuwe bewind-in-wording een militair zetje te geven, via de luchtaanvallen. EWr zijn ook meer banaal-politieke afwegingen. Veel wijst erop dat bijvoorbeeld de Franse president Sarkozy feitelijk gewapenderhand met zijn verkiezingscampagne bezig is, door stoer te doen via militaire actie tegen Kadhafi met wie hij vorig jaar nog opgewekt handen stond te schudden.

Het derde land dat enthousiast is voor de aanvallen op Libië is Saoedi-Arabië. Dat land is, net als Libië, een oliestaat. En net als het Libische bewind voelt deze staat zich bedreigd door het opstandsgevaar dat in de hele regio woedt. Je zou dan denken: die twee staten hebben zulke parallelle belangen, de één zal de ander steunen. Dat blijkt niet te kloppen, en dat heeft redenen.

Saoedi-Arabië heeft een uiterst conservatief koninklijk bewind. Dat bewind wijst niet alleen protesten en vleugjes democratie af; het moet ook niets hebben van moderniserende nationalistische officieren die, met progressieve retoriek, traditionele maatschappijen veranderen en er moderne staatskapitalistische staten van maken. Kadhafi begon vanuit zo’n soort ambitie en houding. Ook in landen als Saoedi-Arabië zelf lopen vast voldoende modernistische kolonels rond voor wie de vroegere Egyptische  nationalistische president Nasser nog steeds een soort voorbeeldfiguur zien. net zoals voor Kadhafi Nasser ook een held was. Iets platter gezegd: de koning van Saoedi-Arabië verdedigd Traditioneel Gezag, en moet van de macht van een upstart als Kadhafi niets hebben. Wat de Saoedische elite Kadhafi verwijt is vast niet zijn onderdrukking, maar zijn modernisme en revolutionair klinkende retoriek.

De koning van Saoedi-Arabië en de Libische kolonel kunnen elkaar trouwens ook niet luchten of zien. Kadhafi heeft ooit een moordaanslag op de koning doen beramen. De koning is niet te beroerd om de kolonel terug te pakken door een opstand tegen zijn bewind te steunen. Shakespeare en Machiavelli zouden genieten van de intriges die hier spelen. Steun aan de revolte heeft echter een dieper liggend voordeel. Er kan mee bevorderd worden dan ook binnen zo’n opstand juist conservatieve, bijvoorbeeld ook islamistische, stromingen de overhand krijgen. Dat maakt de opstand in Libië veiliger voor de monarchiën aan de Golf. Tenslotte leidt alle aandacht voor de wandaden van Kadhafi ook nog eens behulpzaam af vande wandaden van het Bahrein-bewind dat momenteel mede overeind wordt gehouden met hulp van Saoedische troepen. Saoedische druk heeft de Arabische Liga  naar steun voor een no-fly zone bewogen, en daarmee ook de druk op de VS om mee te doen met de interventiepolitiek verder opgevoerd.

De VS was aanvankelijk geen groot voorstander van het vliegverbod. MInister Gates wees erop hoe moeilijk zo’n operatie zou zijn, inlichtingenfunctionarissen van de VS wezen erop dat Kadhafi wegens zijn militaire overwicht de opstand waarschijnlijk zou weten te bedwingen. De VS was ook terughoudend omdat nóg een oorlog in een Arabisch land hernieuwde vijandschap van mensen in het Midden-Oosten op zou kunnen roepen.

De VS ging óm, deels vanwege het draagvlak dat Arabische staten vie de Arabische Liga opeens onverwachts boden. De VS zal bovendien een Franse en Britse hoofdrol in een Libië-na-Kadhafi  willen helpen vorkomen door zélf toch maar een prominente rol te gaan spelen. Naast het oliebelang speelt hier samenwerking met de Libische staat – onder welke leiding dan ook – in de strijd tegen ‘islamistische bewegingen’ een rol. Dat Kadhafi de opstand steeds maar omschreef als een Al Qaeda-project was duidelijk een hengelpoging naar Amerikaanse steun. De scepsis van de VS om de opstand te helpen redden zou best eens ingegeven kunnen zijn door Amerikaanse vermoedens dat er inderdaad van jihadistisch-islamistische invloed binnen de opstand sprake zou kunnen zijn. Tóch helpen tegen Kadhafi kan dan gezien worden als: het beste ervan maken, zorgen dat Franse en Britse ambities geen vrij spel krijgen, invloed binnen de opstand verwerven via militair ingrijpen, en zo de opstand buiten anti-Westers/ islamistisch vaarwater te manoeuvreren.

Bij dit alles speelt een wezenlijke strategische afweging een grote rol. De VS heeft eerder dit jaar twee bondgenoten zien vallen vanwege opstanden: Ben Ali en Mubarak. Andere bondgenoten, vooral op het Arabische schiereiland, staan onder druk van volksverzet. Een revolutie in Saoedi-Arabië zou een zeer ernstige bedreiging voor de VS vormen, vanwege de enorme olievoorraden daar, maar ook vanwege de strategische ligging. De VS heeft belang bij een strategie om de opstandigheid in het hele Midden-Oosten en in Noord-Afrika te beteugelen. Het verdedigen van dictators tot tien dagen voor hun val bleek geen goed idee. De dictators vielen ondanks Amerikaanse steun, en de VS leed prestigeverlies door gezien te worden als de tirannenvriend die het was en is, maar ook als niet bijster effectieve tirannenvriend bovendien. Demonstranten verfoeiden de steun van de VS aan Mubarak; Mubarak verfoeide vervolgens de aarzeling in die steun toen de volksopstand te sterk bleek. De VS verloor nogal wat greep op de gebeurtenissen.

Bij de Libische opstand dreigde hetzelfde. Aanvankelijk klonken uit Obama’s Witte Huis slechts de bekende oproepen tot ‘terughoudendheid’ toen de onderdrukking toesloeg tegen de betogers. Toen echter betogingen uitgroeiden dot gewapende volksopstand, en het bewind nog grootschaliger geweld ging gebruiken, improviseerde de VS een nieuwe strategie bij elkaar. De opstandelingen kregen sympathiebetuigingen, later dus ook toezeggingen van militaire steun. De VS profileerde zich als vrijheidsvriend, en heeft zich nu via de luchtaanvallen draagvlak binnen de leiding van de opstand verworven.

De revolutie wordt als het ware geketend door de VS, verliest haar autonomie steeds meer, en wordt een hefboom om Kadhafi te vervangen door regeerrders die plooibaarder zijn dan de kolonel, maar ook veel meer pro-Westers dan heel veel opstandelingen dat hoogstwaarschijnlijk zouden willen. De VS herwint bovendien, door nu eens te interveniëren  op een manier die humanitair overkomt, krediet dat ze voor toekomstigeinterventies nodig denkt te hebben. Het in Irak en Afghanistan zo geschonden prestige kan via een luchtoorlog in Libië worden hersteld, zo is klaarblijkelijk de gedachte. Alles bij elkaar gaat het bij de Westerse interventiepolitiek in Libië niet om het helpen van burgers, maar om een vorm van contrarevolutionair management op minstens regionale schaal.

Dat laatste is wezenlijk om enig gevoel voor perspectief te bewaren of te herwinnen. Het is niet vreemd dat mensen geschokt zijn door wat kadhafi’s troepen in Benghazi en Misurata probe(e)r(d)en aan te richten. Het pleit voor mensen dat ze daar verontwaardigd van worden, en willen dat dit wordt tegengegaan. Maar zelfs al zou de huidige interventie dit bereiken dan is dit slechts een klein deel van het verhaal. We weten niet precies hoeveel doden Westerse ambities, kracht bijgezet met wapengeweld, in de regio de afgelopen decennia al hebben opgeleverd. We weten wel dat het er zeer, zeer veel zijn. Herstel van  Westers – Amerikaans of anderzins – prestige om dát soort ambities met dát soort middelen te kunnen bevorderen is herstel van Amerikaanse, Britse, Franse, noem maar op, speelruimte voor volgende rondes van agressie en massamoord.

Zelfs áls de interventie op korte termijn – óndanks de hypocrisie, ónmdanks de belangen die domineren – mensenlevens redt in delen van Libië, dan nóg is de interventie een levensgevaarlijk project dat veel meer menselevens indirect bedréígt. En de eventueel geredde mensen worden intussen wel onderworpen aan belangen en ambities waar ze weinig of geen inbreng in hebben. Misschien brengt de Westerse interventie straks de aanvoerders van de opstand in het zadel. maar dat wil dan bepaald niet zeggen dat die opstand heeft gewonne en dat de vrijheid van Libiërs heeft gezegevierd. Dat is deel van de tragiek die zich in Libië ontvouwt.


Tussenstand revolutieland (2): Saoedi-Arabië, Azerbeidzjan, Armenië , Kroatië

23 maart, 2011

In Libië, Bahrein en Jemen vecht de revolutie tegen zware onderdrukking voor haar overleving. In een reeks andere landen vinden intussen ontwikkelingen plaats die laten zien dat de internationale revolutionaire golf die in december in Tunesië op gang kwam, bepaald nog niet is uitgewoed. Ik noem een paar van die landen. Saoedi-Arabië. Azerbeidzjan. Armenië. Kroatië. En nog wel meer, maar dat is voor deel 3 in deze reeks…

Eerst Saoedi-Arabië. De Dag van Woede, die voor 11 maart was aangekondigd, kwam nauwelijks van de grond. Er waren tamelijk kleine demonstraties in Hotuf en Qatif. Grote en opvallende politie-inzet plus dreigende taal van ahet bewind en haar religieuze tak was echter kennelijk zodanig  intimiderend dat er in Riyaad, de hoofdstad, geen demonstratie op gang kwam. Het bewind dankte en prees de bevolking omstandig voor de betoonde loyaliteit. Maar als het regime echt denkt dat angst om te protesteren hetzelfde is als waardering voor beleid en bestuurders, dan staan haar verrassingen te wachten. De protestgolf komt dan trager op gang dan gehoopt, maar gaat wèl verder. Op 13 maart eisten 200 mensen bij het ministerie van binnenlandse zaken vrijlating van politieke gevangenen. Op 20 maart meldde de BBC daar opnieuw actie, nu van enkele dozijnen mensen, met eenzelfde eis. Vrijlating van politieke gevangenen, waarvan er naar verluidt maar liefst 20.000 zijn, wordt daarmee duidelijk een belangrijk thema van de op gang komende opstandsbeweging in het land.

Een ander thema wordt intussen ook internationale solicariteit tegen onderdrukking in een naburig land. Op 16 maart berichtte Bloomberg dat in Qatif 1.000 mensen demonstreerden. Die actie was een protest tegen het militaire ingrijpen van Seoedi-Arabië tegen de opstand in Bahrein. Qatif ligt in het oosten van Saoedi-Arabië, in het gebied waar veel leden van de sjiitische minderheid wonen, en dichtbij Bahrein wara de meerderheid waar de protesten vandaan komt voor ene groot deel uit sjiiten bestaat. De opstandigheid in beide landen hangt samen, en de onderdrukking in de beide landen daarmee ook.

Een flink eind van dit alles vandaan, in de Kaukasus, rommelt het intussen ook. In Baku, de hoofdstad van Azerbeidzjan, protesteerden ettelijke honderden mensen op 11 en 12 maart. Op 11 maart arresteerde de politie 42 actievoerders. De actie van die dag was, jawel, via Facebook op poten gezet en was deels geïnspireerd op de protesten in Tuniesië en Egypte. Maar de onvrede achter het protest is daarmee niet geïmporteerd. De reactie van de politie laat al wel zien dat het met de vrijheid ook in dat land mager is gesteld.

In Armenië, buurland van Azerbeidzjan, was veel grootschaliger protest. Daar waren op 18 maart naar schatting 10.000 mensen op het Jerevan-plein, in de hoofdstad. Er was een demonstratieverbod, maar de oproerpolitie gaf betogers na onderhandelingen toestemming dat plein op te gaan. Ook hier was het verband met gebeurtenissen elders onmiskenbaar. “Ik twijfel er absoluut niet aan dat wat er gebeurd is in Tunesië en Egypte en elders, ook in Armenië zal gebeuren”, zei Ter-Petrosjan, oppositieleider. Overigens verwacht hij dat dit vreedzaam zal verlopen, en houdt hij de weg naar onderhandelingen nadrukkelijk open.

Die Ter-Petrosjan is trouwens ex-preisident van het land, iemand die eerder de onvrede zal benutten voor partijpolitiek en veranderingen binnen het bestel dan een echte revolutie na te streven. Maar de omvang van het protest geeft toch aan uit welke hoek de wind ook daar waait. Het bewind heeft intussen vervroegde verkiezingen aangekondigd en enkele dissidenten vrijgelaten. Eén ervan werd feestelijk onthaald door de demonstranten op het Jerevan-plein. De symbolische gelijkenis met de ontvangst van Wael Ghonim op het Tahrir-plein na diens vrijlating tijdens de opstand in Egypte is herkenbaar.

We kijken eens westwaarts. Want, jawel, de revolutiegolf heeft intussen ook Europa bereikt. Kroatië bijvoorbeeld, deel van het voormalige Joegoslavië. Op 8 maart, Internationale Vrouwendag, betoogden mensen daar tegen de regering, tegen de  werkloosheid en de corrutie. Vrouwen, ex-personeelsleden van een inmiddels gesloten textielfabriek, voerden in Zagreb de demonstratie aan. Ook in Rijeka vond een demonstratie plaats. De protesten maken deel uit van een lange reeks actuies die nu al weken aanhoudt. Volgens een artikel van 18 maart  in Al Ahram, een Egyptische publicatie die ook wijst op de inspiratie die actievoerders in Kroatië ontlenen aan gebeurtenissen in Egyopte,  werd er elke avond gedemonstreerd, al drie weken achtereen. De start werd gemaakt via een Facebook-oproep, voor een protest op 22 februari. Dat werd niet erg groot: 300 mensen kwamen opdagen. Maar sindsdien zit de groei er flink in.

De onvrede wordt zeer breed beleefd, het protest brengt zeer uiteenlopende mensen met heel diverse opvattingen op straat. Belangwekkend is het feit dat een anarchosyndicalistische groepering in Kroatië zich binnen de protestgolf duidelijk manifesteert. Een anarchosyndicalistische deelnemer deed verslag van één van de demonstraties,  de organisatie – Netwerk van Anarchosyndicalisten oftewel MASA – wees er in een verklaring op dat de strijd verder moet gaan dan het vervangen van een regering , dat directe democratie, met name ook op de werkplek, de inzet dient te zijn. Het is mooi om te zien dat binnen de revolutionaire golf een nadrukkelijk libertair-revolutionaire inbreng merkbaar is.

*Komende zaterdag, 26 maart, vertel ik op uitnodiging van de Anarchistische Groep Amsterdam (AGA) wat over de revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Eenieder die belangstelling heeft om daar meer over te horen en vooral ook in gesprek te gaan erover, is welkom. Aankondiging met plaats en tijd is te vinden op de website van de AGA, sowieso een plek die de moeite waard is erom eens rond te  neuzen.


Tussenstand revolutieland (1): Libië, Bahrein, Jemen

22 maart, 2011

De revolutie in Libië staat er niet goed voor. De opstand staat nog steeds tegenover keihard optredende militairen van het bewind. Westerse luchtaanvallen verzwakken het militaire apparaat van dat bewind, maar dat raakt de  talloze scherpschutters, doodseskaders en dergelijke nauwelijks. Ook tanks die opstandige steden zijn binnengetrokken, zijn daar relatief veilig voor luchtaanvallen: het risico dat bij bommen erop juist ook burgers en opstandelingen geraakt worden zorgt daarvoor. Het vliegverbod is sowieso tamelijk zinloos als bestrrijding van Kadhafi’s terreur. Die vindt voor het overgrote deel niet vanuit de lucht plaats, en wordt door een no-fly zone dan ook maar weinig gehinderd. Het echte doel van de luchtaanvallen is dan ook niet het werkelijk steunen van de opstand, maar het afhankelijk maken ervan, en langs die weg de ontwikkelingen in pro-Westers, contrarevolutionair vaarwater dirigeren.

Dit is een antwoord van westerse mogendheden, niet alleen op de gebeurtenissen in Libië zelf maar op de revolutiegolf die enkele maanden geleden op gang is gekomen. Dictators rechtstreeks de hand boven het hoofd houden, zoals Frankrijk en de VS aanvankelijk probeerden, bleek niet te werken. Dus wordt nu langs andere weg geb probeerd de ontwikkelingen te manipuleren. Dat er in Libië ook nog eens veel olie zit, speelt een rol. Maar de Westerse doelenhebben een diepere strategische reden. Die is gelegen in het bedwingen van het revolutionaire proces zelf, en in het herwinnen van morele krediet door te poseren als beschermer van kwetsbare mensen tegenover terreur van een dictatuur. Meer dan poseren is het nauwelijks. Van echt effectieve bescherming is, zoals we eerder zagen, niet veel sprake. En dan zijn er nog de burgers die onvermijdelijk om het leven komen door Westerse bommen en raketten.

Intussen blijft de revolutionaire golf wel aanhouden. De Libische catastrofe zuigt weliswaar nogal veel aandacht weg van ontwikkelingen elders, maar dat maakt die ontwikkelingen niet minder interessant en relevant. Er is ruim voldoende aanleiding voor een tussenstand in een voortdurend uitdijend revolutieland. In twee landen woedt de opstand week na week voort. In het ene, Bahrein, is er sprake vann een zware terugslag. In het andere, Jemen, boekt de revolutie opmerkelijke voortgang, tegen zware onderdrukking in.

Bahrein is het toneel geworden van militaire interventie van Saoedi-Arabië en Golfstaten, die gecoördineerd in de Gulf Cooperation Council het bewind van de Al Khalifa-familie te hulp zijn gesneld. Een uitgaansverbod werd vervolgens ingesteld, veiligheidstroepen veegden met inzet van tanks en helicopters op 16 maart de Pearl Rotonde, middelpunt van de protesten, schoon. De onderdrukking kostte minstens zes mensen het leven. Een dag later kkwam de melding dat zes mensen van de oppositie waren gearresteerd. Ze zouden onder meer contact hebben gehad met “buitenlandse agenten”. Geweldige dubbele moraal: contacten met ‘buitenlandse agenten’ is nu precies wat de heersers van Bahrein immers zelf deden, alleen waren de ‘agenten’ dan staatshoofden, regeringsleiders en dergelijke. De protesten namen onder druk van het staatsgeweld geleidelijk af, en intussen matigde een coalitie vanuit de oppositie haar voorwaarden voor onderhandelingen door niet langer het aftreden van de vorst en dergelijke te eisen voordat die beginnen.

Iran, vlakbij gelegen aan de overkant van de Golf, zegt tegen de onderdrukking in Bahrein op te komen. Maar het is steun die geen positieve waardering verdient. Afwijzing van repressie door het Iraans bewind is hypocriet, gezien de onderdrukking van demonstraties in dat land zelf. Protest vanuit de Iraanse staat tegen onderdrukking van sjiiten door de soennietische mminderheid aan de macht dreigt de opstand veel sterker een dynamiek van religieus sectarisme, van sjiitisch tegen soennietisch te geven, meer dan de roep tot vrijheid en rechtvaardigheid vanuit een onderdrukte bevolking die het in de kern is. Van die bevolking maken ook soennieten deel uit. Dat is ongunstig en verzwakt het revolutionaire karakter van de strijd. In de derde plaats dreigt Iraans enthousiamsme voor de protesten de opstand ook nog tot speelbal te maken van de strijd tussen Iran en Saoedi-Arabië om invloed in die regio, met de VS achter Saoedi-Arabié die ook nog de Vijfde Vloot heeft liggen in… Bahrein. Sreeram Chaulia bespreekt genoemde factoren in dit conflict, in een weinig vrolijk stemmend stuk in de Asia Times. Alles bij elkaar is de revolutie in Bahrein op de terugtocht gedwongen, met intimidatie en groot geweld.

Dat geldt bepaald niet voor Jemen! Aan grof geweld en intimidatie was daar de laatste tijd weliswaar bepaald geen gebrek. Maar de opstand is daar sterker geworden, en heeft inmiddels opvallende successen bereikt. Maar eerst was er een schoklkend bloedbad. Sluipschutters van het bewind schoten op demonstranten, en ze schoten klaarblijkelijk gericht. Dat kostte 45 mensen het leven. Dat was afgelopen vrijdag, 18 maart, vlak nadat de VN-Veiligheidsraad groen licht gaf voor het vliegverbod en de daarmee samenhangende militaire aanvallen op de troepen van Kadhafi. Van een schietverbod, gericht tegen het bewind  in Jemen, werd uiteraard door dit eerdbiedwaardige orgaan niet gerept, net zo min als trouwens van een vliegverbod tegen de helicopters die Bahrein tegen betogers inzette. Het tekent de hypocrisie: het ene bloedbad is het andere niet, het ene mensenleven is voorwendsel voor ingrijpen, het andere niet.

Als het bewind echt dacht dat zo’n bloedbad hara positie zou versterken, dan heeft dat bewind zich kennelijk vergist. President Saleh kondigde meteen de noodtoestand af, ontkende dat veiligheidstroepen die doden hadden veroorzaakt, en verbood mensen om nog langer wapens te dragen. Maar gisteren bleek hoe weinig steun hij nog heeft. Drie hoge officieren kozen de kant van de oppositie, tanks namen stelling in de straten om demonstranten tegen niet geweld te beschermen. Volgens een schatting van de hoofdredacteur van de Yemen Post staat nu zestig procent van het leger aan de kant van de protesten. De lijst van ambassadeurs en andere invloedrijke personen die inmiddels het bewind de rug hebben toegekeerd is lang. En de baas van het staatsinformatiebureau heeft er intussen de brui aan gegeven. Het zijn allemaal tekenen van een bewind dat uit elkaar rafelt onder druk van de aanhoudende betogingen, symptomen dus van de kracht van de revolutie in dat land.


Tegen de luchtaanvallen én tegen Kadhafi’s terreurbewind

21 maart, 2011

De luchtaanvallen op Libië hebben effect. Helaas is het geen geweldig gunstig effect, maar dat was te verwachten en had ik ook verwacht. Kadhafi benut de interventie al heel behendig om zich te profileren als nationale held, strijder tegen kruisvaarders en kolonialisme. De opstand wordt door de aanvallen intussen langzaamaan omgebogen tot hulpstuk van die interventiemachten, al zien veel rebellen dat anders. Die praten over de luchtmacht van Frankrijk, Groot-Brittannië, de VS en dergelijke alsof het een zwaarbewapende arm van de opstand is. Is het naiviteit, of politieke tactiek, en weten opstandelingen beter? In beide gevallen is het tragisch en verkeerd. De interventiemachten dienen hun eigen belangen, willen hun eigen prioriteiten gewapenderhand opleggen. Voorzover ze het de opstand militair iets makkelijker maken, is dat een bij-effect, geen kerndoel.

Nu toe woeden er twee oorlogen: eentje tussen opstand en Kadhafi-bewind, en een andere tussen de interventiemachten en dat bewind. Maar ze raken meer verstrengeld naarmate het langer duurt, en daarbij hebben de interventiestatenn de overhand. Het is een tragische ontwikkeling, zefs als de uitkomst ervan een redelijk snelle val van Kadhafi zou zijn. Met regens van bommen en raketten wordt niet alleen dat regime aangevallen. Met diezelfde regen van bommen en raketten wordt het volksverzet in Libië aan de ketting gelegd, in het gareel gedrongen, in pro-Westers vaarwater gemanipuleerd. Ik ben en blijf daarom tégen die luchtaanvallen, en tegen de besluitvorming die deze aanvallen heeft ontketend.  Het vormt een aanvalsoorlog die de belangen van de aanvalsmogendheden dient, niet de belangen van de Libische bevolking.

Wat echter, juist nu, enorm belangrijk is dat we de aandacht blijven richten op de opstand. Dat de  luchtaanvallen nu tot belangrijke machtsfactor in de gebeurtenissen is geworden, dat het succes van de opstand deels verbonden is geraakt met die bombardementen en beschietingen is waar. En het is ongunstig. De opstand gaat erdoor nog minder op eigen kracht vertrouwen, en wordt afhankelijk van andere machten. En die machten rekenen het het niet tot hun taak om de opstand als zodanig te steunen. “Geen missie om een grondoffensief van de Libische oppositie ter steunen, zegt VS-generaal”, meldt Aljazeera.

Maar dit maakt het verzet vanuit de bevolking, ook het gewapend verzet, daarom nog niet minder legitiem. Ik ben falikant tegen de luchtaanvallen. Ik ben net zo falikant tegen de pogingen van het regime om de opstand neer te slaan en de bevolking met grote wreedheid te blijven vertrappen, zoals in Misurata nog steeds gebeurt, onder meer met sluipschutters, en in Zintan met bombardementen. Amnesty bericht dat er zelfs in Benghazi, bolwerk van de opstand, Kadhafi-lieden die zich een tijdje gedeisd hielden, willekeurig mensen onder vuur nemen en doden. Daar helpen geen kruisraketten tegen, geen bliegverbod en geen luchtaanvallen. Het laat zien hoe weinig de luchtaanvallen echt bijdragen aan het stopzetten van de terreur. Die verandert van vorm, maar stopt pas als het bewind echt is omvergegooid. En dat is het werk van de opstandelingen, niet van de luchtaanvalsmachten.

Er dreigt zelfs het gevaar dat Kadhafi, als hij uit het staatsbestuur maar niet uit het land wordt verdreven en niet wordt gevangen of gedood, zijn milities omvormt tot een keiharde gewelddadige terreurbeweging, vermomd als nationale verzetsgroep, maar feitelijk voornamelijk gericht op herovering van de macht. Zoiets deed de Baath-partij na de Amerikaanse verovering van Irak; zoiets deed de Taliban na de Amerikaanse bombardementen in 2001. Beiden bestaan nog steeds, en spelen hun gewelddadige rol tegen een gewelddadige bezeeting en de politieke verlengstukken ervan. Het is geen scenario dat we voor Libië zouden moeten verwelkomen, het is echter wél een scenario dat juist door de luchtaanvallen in de hand wordt gewerkt. Die maken het hem immers makkelijker zich in de beeldvorming om te vormen in een soort van verzetsleider tegen Westerse agressie. Dat er daadwerkelijk verwerpelijke Westerse interventie plaats vindt, maakt dit geloofwaardiger, dat is hiervan de tragiek.

Een verwant scenario is dat Kadhafi de greep op het oosten van Libié kwijtraakt, maar in het westen standhoudt. Dan dreigt verdeling van het land. Als Kadhafi’s troepen verder zouden afzien van aanvallen op Benghazi en dergelijke, hun terreur tot Tripoli en omstreken beperken en die uitoefenen via voor luichtaanvallen ongrijpbare doodseskaders, dan kan gezegd worden: Libië heeft aan de VN-resolutie voldaan, de luchtaanvallen worden beëindigd. Dan hebben we een opstand in een half land, afhankelijk geworden van Westerse steun; een rompregime in het westen, dat doorgaat met terreur; en een westerse versterking van arrogante macht die haar ‘succes’ weer eens heeft mogen bewijzen. Is dit nu echt wat linksere voorstanders van Westers ingrijpen langs lijnen van vliegverbod en VN beogen?!

Ik sprak van twee oorlogen, niet één. In de botsing tussen Kadhafi en Westerse staten kies ik géén kant: beiden zijn reactionair, het beste is als ze allebei afhaken, hoe eerder hoe beter. In de botsing tussen Kadhafi en opstand kies ik wél een kant: de opstand verdient te winnen, het bewind dient ineen te storten, hoe eerder hoe beter. Dat de opstand een verzwakking van Kadhafi’s troepen verwelkomt en benut door tot tegenaavallen over te gaan, is logisch. Dat vanuit de opstand de luchtaanvallen worden toegejuicht, en zelfs om méér wordt gevraagd, is echter  tragisch. Maar het is, gezien de aanhoudende terreur door Kadhafi’s eenheden ook begrijpelijk. En de verkeerde stellingname van opstandelingen mag geen reden zijn om de opstand onze steun en solidariteit te onthouden. Sterker nog: een links dat de opstand wél de steun onthoudt, werkt het zoeken vanuit de opstand naar ándere steun, Westerse steun, alleen maar extra in de hand. Als Chavez en Castro voor de opstand waren opgekomen en Kadhafi hadden laten vallen – of hem sowieso nooit hadden gesteund -, hadden mensen in de opstand andere opties gezien dan smeken bij het Westen om steun. Maar dan hadden deze twee herenrevolutionairen moeten zijn, in plaats van doodgewone nationalistische (ex-)staatshoofden en leiders. Als de revoluties in Tunesië en Egypte inmiddels zo sterk waren geweest dat de zélfgeorganiseerde bevolkingover de wapens van de legers van die landen kon beschikken, dan hadden die bevolkingm, die revolutie, actief de Libische opstandelingen kunnen steunen, met veel meer dan humanitaire hulp zoals nu al is gebeurd. dan waren ern  Tunesische en ERgyptische revolutionairen met Libische revolutionairen mee gana vechten, en dan was het idee van een no-fly zone en luchtaanvallen op Kadhafi’s militairen nooi zo aangeslagen bij leiders in het opstandige Benghazi. Dan hadden ze hun échte vrienden herkend.

Het is de relatieve zwakte van revolutionaire krachten wereldwijd die ruimte biedt om dan maar steun te zoeken in andere hoeken, bij staten, regeringen en hun legers. Solidariteit met het Libische verzet , onverkort, ongeremd maar niet kritiekloos, is een hoognodige houding, ook om deze zwakte te boven helpen komen. Wie nu alleen maar zegt: handen af van Libië, zónder met nadruk op te komen voor de Libische opstand, doet misschien het werk van een anti-imperialist maar niet van een internationalist. De twee zijn niet hetzelfde.

 

 


Vliegverbod Libië – en het vervolg?

18 maart, 2011

Het is zover: de VN-Veiligheidraad heeft besloten om boven Libië een no-fly zone in te stellen. Volgens de resolutie mogen “alle noodzakelijke maatregelen” worden ingesteld, behalve een bezettingsmacht, om “burgers en door burgers bewoonde gebieden te beschermen”. De weg ligt daarmee vrij voor luchtaanvallen door Britse, Franse en Amerikaanse en andere eenheden op de Libische luchtverdediging, maar ook op andere militaire doelen. Dit alles betekent een grote militaire druk op Kadhafi’s bewind. Mensen in de opstandshoofdstad Benghazi zijn zeer verheugd, en dat is te begrijpen. Zij hebben het gevoel dat er éíndelijk hulp komt voor hun strijd. Ik hoop dat de opstand in deze situatie kracht herwint, en nu vrij snel alsnog het bewind verslaat. Als ze aan de VN-resolutie nieuw elan ontlenen, is dat mooi meegenomen.

Maar enige steun verdient de resolutie niet. Het is een gevaarlijke, verwerpelijke daad van interventie, die zowel nieuw en erger geweld kan brengen als de opstand verder van haar autonomie en speelruimte dreigt te beroven. Als dit militair ingrijpen beslissend wordt om de opstand te doen winnen, dan wint immers niet zozeer de opstand, maar de mogendheden die ingrijpen. Dan komt de opstand, de bevolking van Libië, in een nieuwe afhankelijkheidsband. Als het ingrijpen beperkt is, en de opstandelingen doen het leeuwendeel van het werk zèlf, valt het nog mee. Maar als de weerstand van het bewind sterk blijkt, als de rol van de interventiemachten groter wordt, dan zal de opstand afhankelijker en daardoor zwakker worden. Dan dreigt niet alleen nog meer bloedvergieten, warabij niet elke Westerse bom uitsluitend militaire doelen zal raken. Dan dreigt er, vanuit het zieltogende bewind, ook nog eens extra wraak tegen degenen voor wie de VN-resolutie heet op te komen. Politiek gesproken kan het zelfs de positie van Kadhafi versterken. Eerst was hij vooral leider van een bloedig bewind. Nu is kan hij zich nog extra profileren als iemand die Libië tegen agressie verdedigt. Dat kan het regime nog steun opleveren ook.

Opvallend is dat, zowel vanuit het verzet als in veel media, een beeld geschetst wordt alsof de revolte op het punt stond verslagen te worden. Kennelijk moest er een beeld gevormd worden dat de opstand zonder steun verloren was, dat het vliegverbod eigenlijk al te laat was., onder het motto: ingrijpen, nú! “Als het doel is om  Gadaffi af te zetten dan ben je behoorlijk laat. Dan grijp je in op het moment dat de rebellenbeweging al  bijna helemaal is opgerold, aldus bijvoorbeeld Carolien Roelands in de NRC, uren voordat de resolutie was aangenomen. Dit sluit aan op hoe Kadhafi en zijn zonen de situatie presenteerden. Al dagen doen zij alsof ze vrijwel hebben gewonnen.

Kadhafi’s zoon Said al-Islam bijvoorbeeld. Die beweerde afgelopen woensdag: “De militaire operaties zijn afgelopen. In 48 uur is het allemaal voorbij. Onze troepen zijn vlakbij Benghazi. Wat er ook voor besluit wordt genomen, het zal te laat zijn.” Het bericht waar ik uit citeer verscheen eind van die ochtend. Woensdagavond was er echter een mededeling dat het Libische leger de opstandelingen een ultimatum had gesteld: ze dienden om middernacht, de nacht van woensdag op donderdag, de wapens neer te leggen. Dat is toch vreemd, als er een halve dag eerder nog sprake was vabn een eind aan de hele opstand binnen 48 uur. Zo’n ultimatum is vooral logisch je bang bent voor verzet, en daarom nog hoopt via dreiging en belofte de zaak te winnen. In de loop van de volgende dag ’s avond kondigde Kadhafiaan dat zijn troepen er aan kwamen. Wie zich niet overgaf kon het ergste verwachten. Waarom zo’n dreigement als het allemaal al zo ongeveer  voorbij is, na rond de 30 van de eerder aangekondigde 48 uur?  De hele opéénvolging van aankondigingen lijkt mij een teken van onzekerheid bij het bewind, angst voor een grimmige oorlog in een stad van bijna een miljoen mensen, waaronder talloze bewapende strijders, zinderend van desperate woede tegen het bewind.

Wat kan Kadhafi in stelling brengen? Zwaarbewapende elitetroepen heeft hij, jawel. Hoeveel? De belangrijkste van die brigades zou ettelijke duizenden soldaten tellen, andere relevante eenheden nog eens 3000, volgens een overzichtje van de BBC. Tanks heeft Kadhafi, 2200 in totaal, volgens Wikipedia, maar dat was voor dat etoch handenvol vernietigd zijn, of van eigenaar verwisseld. En van die oorspronkelijke 2200 zouden er volgens dezelfde bron slechts 650 ingezet kunnen worden. Nog verschrikkelijk veel, zeker.

Maar niet alles kan tegelijk tegen Benghazi worden ingezet, al was het maar omdat er om Ajdabiya en Misurata nog steeds strijd wordt geleverd volgens recent Aljazeera-bericht. En in de steden die door Kadhafi de afgelopen dagen zijn veroverd, zal hij ook troepen moeten stationeren om de greep te bewaren. En dan is er nog Tripoli zelf…  Kortom: hij hééft een militair overwicht, ook nu het vliegverbod er is. maar het overwicht, en zijn hele positie, is veel minder sterk dan op grond van zowel zijn  stoere taal als van  de sombere media-praat gedacht zou kunnen worden. De opstand is géén verloren zaak, niet mét de no-fly zone en ook niet zonder dat vliegverbod.

Twee berichten van een EA Worldview liveblog afgelopen dag maken duidelijk hoe onwerkelijk de Kadhafi-beweringen over  zijn zege-binnen-handbereik zijn. “2045 GMT:  Associated Press bericht dat de dichtstbijzijnde  popsitie van troepen van het regime vanaf Benghazi 130 km (80 mijl) naar het zuiden is. 2020 GMT: In tegenstelling tot Moammar Kadafi’s belofte om Benghazi vanavond te bevrijden zegt de Engelse correspondent van Aljazeera in Benghazi dat hij deze avond tot 50 km (31 mijl) buiten Benghazi is gereisd en geen bewijs zag van troepen van het bewind die de stad naderden.” Het beeld dat Kadhafi’s eenheden aan de poorten van Benghazi staan, dat de opstand bijna inééngezakt is, klopt niet. Maar het is een beeld dat zowel het bewind als Westerse staten die nu snel willen ingrijpen áls mensen vanuit de opstand die vooral op Westerse steun hopen, goed uitkomt.

Komende dagen worden griezelig spannend. Krijgt de opstand weer de vaart die zowel het einde van het bewind kan bespoedigen als de greep van interventiemachten over de hele gang van zaken zo zwak mogelijk kan houden? Hoe gaat het militaire ingrijpen van Britse, Franse en Amerikaanse militairen er uit zien, en hoe zal Kadhafi’s bewind reageren? Dát het einde voor zijn regime nu – toch veel later dan ik enkele weken geleden dacht – nu nabij is, lijkt me wel waarschijnlijk. Hóé dat einde eruit ziet, hoe bloedig dat wordt, en wat er voor in de plaats komt, is hoogst onzeker. Grote bezorgdheid is op zijn plek. Maar diepe bewondering voor de opstandelingen die zónder dat vliegverbod al zó ver zijn gekomen in hun verzet eveneens. Dat ze maar snel en zo veel mogelijk op eigen kracht het bewind ten val mogen brengen.