De Socialistische Partij (SP) is in politieke zin de ruggengraat van links in Nederland. Er zijn andere, zelfs grotere, clubs ter linkerzijde. Er zijn vooral ook clubs met een betere politiek dan de SP, ter uiterste linkerzijde. Maar de grotere clubs zijn maar in zo beperkte mate nog links dat ik ze niet tot de ruggengraat van links reken. De radicalere clubs spelen in de landelijke krachtsverhoudingen een marginale rol. En allemaal moeten ze zich, ten goede of ten kwade, rekenschap geven van de rol en de opstelling van de SP.
Kijken we eerst naar de grote clubs, dan treffen we nog steeds de PvdA. Die partij moet je volgens mij, strikt analytisch gezien, nog steeds wel bij links rekenen. Haar wortels liggen in de arbeidersbeweging, al is de band tergnwoordig nog maar erg indirect, veelal via vakbondsbestuurders in de FNV wiens afstand tot de werkvloer zelf al aanzienlijk is. Kiezers verwachten nog steeds linksige politiek van deze partij, en mede daardoor is de PvdA nog altijd genoodzaakt haar politieke keuzes in te kleden met een links verhaal, met gelijkwaardigheid en ontplooiing in een hoofdrol. En als de partijleiding een te rechtse koers inslaat – zoals onlangs met een nota over integratie en dergelijke – dan steekt er binnen die partij nog altijd wel een linkse tegenwind op. De PvdA hoort nog steeds bij links. Maar ze is zozeer verbonden met het politieke midden, zozeer verknocht geraakt aan de markteconomie wiens verdediging in Bos een kampioen heeft gevonden, dat zebinnen links als geheel geen ruggegraatsfunctie vervuklt, maar een hoogst onbetrouwbare rechterflank.
GroenLinks is wat linkser, maar het verschil is niet principieel meer. Ook deze partij accepteert in de kern de markteconomie. Mede omdat ze niet regeert, kan ze zich wat radicaler opstellen op het gebied van de rechten van vluchtelingen en de inzet voor antiracisme en mileiu. Omdat ze echter minder verbonden is met vakbeweging en dus werkvloer, gaat ze vaak verregaand mee met anti-arbeiderverhalen over flexibeler werken en dergelijke. De toon van Femke Halsema tegenover Wilders is vrij scherp. Maar er klinkt te vaak ook iets van teleurstelling in door, zo van, ‘beste Geert waarom doe je niet gewoon netjes méé, zoals wij?’ En precies daar wringt de schoen: we hebben geen links nodig dat endeloos schippert om mee te doen. Zo frontaal als Wilders het politieke minden vannuit rechts aanvalt, zo frontaal moet links dat vanaf de andere kant van de barricaden doen. Op GroenLinks als partij hoef je daarvoor niet te rekenen.
Aan de andere kant zijn er tal van radicaal-linkse groeperingen, vaak groepen met een messcherpe politiek en een praktijk die groot respect verdient. Het is een breed scala. Je hebt groepen die zich baseren op anarchistische/autonome politiek, en/of geworteld zijn een subcultuur waar die opvattingen wijd verspreid zijn. Zo is er de AntiFascistische Actie (AFA) die keer op keer, met grote inzet maar wisselend succes, tegenacties op touw zet als fascistische groeperingen de straat op gaan. Zo is er de Anarchistische Anti-deportatiegroep Utrecht (AAGU) die keer op keer actie voert tegen de onmenselijke behandeling van vluchtelingen. vandaag bezette die groep bijvoorbeeld een gebouw van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in Utrecht. Prachtige actie!
Dit slag groeperingen is aantrekkelijk wegens het hoge doe-het-zelf-gehalte van de acties, en de aanstekelijke radicaliteit ervan. Tegelijk wordt daarmee de afstand tot grotere groepen mensen vaak groot, en de subculturele uitstraling die activisten uit dit soort groepen meestal hebben – de duistere kledij, de harde muziek – vergroot die afstand nog eens nodeloos. Deze groepen voegen iets wezenlijks toe aan de linkerzijde, en zouden van de rest van links best wat meer krediet en steun mogen krijgen. Maar ze maken het vaak ook niet erg makkelijk.
Dan is er Doorbraak, een relatief nieuwe groep die deze week voor het eerst met een tweemaandelijkse krant is gekomen.Vooral in de strijd tegen racisme en opkomend uiterst rechts laat deze organisatie van zich spreken. De politiek is radicaal, maar de houding naar mensen van de rest van links relatief open , en de bereidheid om serieus discussie te voeren zonder elkaar meteen neer te sabelen, is aanzienlijk. Ik heb soms aanzienlijk meningsverschil met deze groep, maar dat wordt uitgespeeld op basis van het soort wederzijdse respect dat je bij de rest van links – gematigd én radicaal – vaak wat verder te zoeken is.
Ja, en dan is er nog revolutionair marxistisch links, de plek waar ik me ideologisch nog altijd het meest thuisvoel. Het gaat dan om politiek, geworteld in antistalinistisch leninisme – Trotskisme in de brede zin des woords. Diverse groeperingen zijn daarin actief. Over Offensief ben ik kort, net als over Socialistische Alternatieve Politiek (SAP). Beiden zijn erg klein en opereren goeddeels binnen de SP – althans, dat proberen ze,want de SP probeert Offensief eruit te werken. Grenzeloos, het blad vande SAP, en de bijbehorende website, is de moeite waard, snijdt belangrwekkende thema’s aan en doet dat veelal zinnig. Maar geen van beide groepen heeft bijzonder veel slagkracht en uitstraling.
Dat ligt iets anders met de groep waar ik lang lid van was en nog steeds veel verbondenheid mee voel: de Internationale Socialisten (IS). Die hebben een stevige activistische inslag, gecombineerd met de bereidheid om met mensen van allerlei achtergronden samen te werken op specifieke thema’s. De inzet van de IS om mensen naar internationale demonstraties te krijgen – van Praag 2000 , tegen IMF/ Wereldbank via Genua 2001 tegen de G8 tot Straatsburg 2009 tegen de NAVO – heeft zowel andersglobalisering als protest tegen oorlogen een hele dynamishe push gegeven. De mate waarin de IS zich breed maakte voor protesten, steeds als de VS of Israël ergens een nieuwe oorlog ontketenden, heeft wezenlijk bijgedragen tot breder activisme tegen oorlog en bezetting.
Dat bij al deze hectiek de kortadiemigheid wel eens toesloeg, is waar. De inhoudelijke scherpte en diepgang leed hier wel eens onder – nog niet eens doordat de standpunten zelf verwaterden, maar wel in de zin dat de wat moeilijker standpunten wat erg ver naar de achtergrond verdwenen. En bij alle nadruk op ‘het opbouwen van DE beweging’ ‘verdween het feit dat niet wat voor beweging dan ook, maar de arbeidersklasse de spil is waar het allemaal om draait, wel eens teveel naar de achtergrond. Te vaak leek het alsof de arbeiedersbeweging gewoon één beweging was naast andere bewegingen – anti-oorlogsbeweging, andersglobalisering, antiracisme. Terwijl in werkelijkheid al die segmenten direct of indirect reacties zijn vanuit een arbeidersklasse die op allerlei manieren onder vuur ligt en dus op allerlei manieren rond diverse thema’s reageert.
Maar dit is stof voor ideologische scherpslijpertjes als ik, alhoewel naar mijn overtuiging niet irrelevant. Discussies rond deze thema’s – uit de hand gelopen, zoals dat te vaak gaat – speelden een rol bij mijn vertrek uit de organisatie, februari 2008. Het doet in de kern niets af aan de rol die de IS ter linkerzijde speelde en speelt, als gangmaker van allerlei acties waaraan het – in tegenstelling tot veel activisme uit de anarchistische hoek – vrij eenvoudig is om deel te nemen voor mensen die niet al helemaal in het linkse wereldje zitten.
Vergeleken bij de SP echter is het – AAGU, Doorbraak, IS, AFA, de hele santekraam – allemaal klein grut. En in de krachtsverhoudingen op landelijk schaal spelen al deze clubs, afzonderlijk of zelfs gecombineerd – een marginale rol. Geen kabinetsberaad dat zich over verlenging van de Afghanistan-missie buigt, vraagt zich zorgelijk af: “wat zal de IS doen?!” Geen minister hoeft bij de vraag welke vluchtelingen worden opgesloten of gedeporteerd, angstiug af te vragen hoe de AAGU zal reageren. Geen toponderneming gaat zich, voordat hij 1000 mensen gaat ontslaan, achter de oren krabben of Offensief geen roet in het eten zal gooien. Op dat niveau is radicaal en revolutionair links domweg géén speler. Dat kan veranderen, dat zál hopelijk veranderen. Maar dat is nog toekomstmuziek en ambitie, geen realiteit.
Daarmee zijn we terug bij de partij wiens opstelling er in de landelijke verhoudingen wél toe doet: de SP. Wat die partij doet, dat dóét er in de landelijke verhoudingen echt toe, en dat blijkt ook uit reacties die de partij steeds weer oproept. De IS kande hele Uruzgan-missie tot op de grond toe afkraken – en terecht – zonder dat minister van Defensie een kik geeft. De SP maakt een TV-spotje met als thema: “Opbouwmissie? Hoe lang laten we ons nog voor de gek houden?” Middelkoop reageert vrijwel direct, en noemt het spotje “schaamteloos”. Het laat zien hoe de machthebbers in Nederland de SP als linkse oppositiekracht, als machtsfactor ter linkerzijde vooral, serieus nemen.
Hetzelfde moeten linkse mensen zelf ook doen, of ze nu veel met de SP hebben of erg weinig. Wat de SP doet, is wezenlijk voor de opstelling van héél links. Een strijdbare radicale SP versterkt het élan van héél links. Een slappere, aarzelende SP maakt de positie van héél links moeilijker, en speelt rechts in de kaart. Daarom is het nodig dat juist ook linkse mensen buiten de SP de gang van zaken en de opstelling in de SP volgen: het gaat ons áán.
De huidige SP geeft wat dit betreft geen éénduidig beeld. Op sommige ]untenneemt de partij heel goed en stevig stelling. De partij helpt het personeel van de TNT Post om actie te komen tegen de schandalige loondaling die het bedrijf met de vakbonden heeft proberen af te spreken. De actiegroep Red de Postbode is op initiatief van een SP-kamerlid op gang gekomen. Op het gebied van de zorg is de SP sterk: ze keert zich, met documentatie maar ook met actie, tegen het van hogerhand toegediende gif dat ‘marktwerking ‘ heet. In de strijd op dit soort fronten is de SP hard links bezig, en dat is maar goed ook.
Op andere thema’s neemt het gezwabber, en de gang naar het politieke midden, zorgwekkende vormen aan. Al enige tijd is de partij helaas geen tegenstander meer van het NAVO-bondgenootschap dat haar vredesrol amper twee weken geleden nog van de daken schreeuwde van achter wolken traangas en tegen het decor van brandende gebouwen. De partij geeft zelfs een boek uit waarin voor een andere NAVO wordt gepleit – alsof een imperialistisch bondgenootschap zich zomaar om laat bouwen tot een internationale welzijnsorganisatie.
De nieuwste knieval voor het establishment kwam deze week. De SP gaat deelnemen aan de Tweede-Kamer-commissie die het werk van de inlichtingendiensten volgt. Die commissie werkt in beslotenheid: fractievoorzitters krijgen dingen te horen die ze vervolgens niet buiten de Commissie bekend mogen maken. vandaar de bijnaam: de “commissie-stiekem”. Deze geheimhoudingsplicht was tot nu toe – terecht- reden voor de SP om niet mee te doen. Dat ze nu door de bocht is, in ruil voor toezeggingen dat er ‘zo veel mogelijk’openheid zal zijn, vind ik kwalijk. In een echte democratie is geen énkel stukje staat gevrijwaard van controle en openbaarheid. Als een AIVD dan niet meer kan functioneren… des te beter. In een echte democratie hoort zo’n geheime dienst immers sowieso al niet thuis.
Dat de SP op dit punt nu mee gaat doen, tekent de koers van de leiding. obstakels die in de toekomst regeringsdeelname – samen met de PvdA, maar echt volledig uitsluiten doet de SP zelfs het CDA niet – moeten worden opgeruimd. Van een stevig linkse partij in oppositie tegenover rechts, met haar markteconomie maar ook met haar de militaire prioriteiten, instellingen en bondgenootschappen, is de SP zich aan het ontwikkelen naar een partij die zich daar op onderdelen mee aan het verzoenen is. Dat maakt de rol van de SP als ruggengraat van links meer en meer problematisch. De ruggengraat is weliswaar aanwezig, maar de zwakke plekker erin worden steeds pijnlijker voelbaar.
De taak voor mensen en groepen links ván, maar ook links bínnen de SP om hun kracht verder te versterken naarmate ook de SP naar het midden beweegt, is urgent. Onderdeel van die taak is: kritisch blijven meedenken en stelling nemen over de keuzes die de SP maakt – ten goede en ten kwade. De SP is nèt ietsje te belangrijk om aan Agnes Kant, Harry van Bommel en Jan Marijnissen te worden overgelaten.