Naast de in het hele politieke spectrum doordreunende bezuinigingslogica is het de opkomst van Wilders die het politieke bestel hevig onder druk zet, tot verwilderde reacties leidt en de algehele crisissfeer nu en dan tot grote hoogte opjaagt. We zagen in deel twee al hoe Wilders erin slaagt de opgehoopte, door decennia van marktgerichte politiek gevoede, woede van mensen een rechtse, racistische draai te geven. Het is van belang om te zien hoe hij dat doet, en wat voor dynamiek hij daar mee aanjaagt.
Wilders benut een bepaalde vorm van racisme om aanhang te wnnen en macht te vormen. Het gaat hier niet alleen om het helaas gangbare racisme van ‘ze-pikken-onze-banen-onze-huizen-en-onze-uitkeringen’, al is dat gif bepaald niet afwezig. Wilders bestempelt hele gemeenschappen – moslims, maar feitelijk iedereen die uit landen komt waarin de islam de meestvoorkomende godsdienst is, ongeacht wat mensen precies geloven – tot bedreiging, tot gevaar. De aanwezigheid van moslims, van de islam als gemeenschap, bedreigt volgens hem de veiligheid. Moslims zijn niet loyaal aan de Westerse, Nederlandse cultuur, en vooral aan de Nederlandse natie. Daarom moet hun aanwezigheid in Nederland worden tegengewerkt, door immigratiestop en deportatiedreiging. Moslims vormen een ‘volksvreemd element’ in Nederland. Dat is de essentie van Wilders’ verhaal.
Hard racisme, leidend tot verregaande uitsluiting en beroving van rechten van hele bevolkingsgroepn, is hier ingebed door scherp, extreem fel nationalisme. Zogeheten autochtone Nederlandese mensen onderaan worden met dit nationalisme verbonden aan zogeheten autochtone Nederlanders bovenaan en tegelijk op deze manier opgezet tegen zogeheten allochtonen mensen onderaan die afkomstig zijn uit bijvoorbeeld Marokko en Turkije. De mensen onderaan – arbeiders, mensen met een uitkering – komen tegenover elkaar te staan, de arbeidersklasse raakt verscheurd en gesplitst. In de plaatsvan klassenloyaliteit – arbeiders van alle achtergronden tegen de ondernemers die hun lonen laaghouden en hun werkdruk hoog, en tegen de gevestigde politiek die bezuinigt en ondernemers helpt – komt nationale loyaliteit die Nederlandse arbeiders in een belangengemeenschapverenigt met ondernemers en politici, terwijl arbeiders van andere achtergonden worden buitengesloten. Volksgemeenschap, heette zoiets in de jaren dertig en veertig.
Dit scherpe, op verregaande uitsluiting en beroving van rechten gerichte, racisme, ingebed in en gevoed door fel nationalisme, brengt Wilders ideologisch dicht in de buurt van fascistische opvattingen en praktijken. Zoals hij de islam als ‘volksvijand’ omschrijft, zo omschreven nazi’s die eerdere ‘volksvijand’, het jodendom. Het zondebok-mechanisme – een bepaalde bevolkingsgroep aanwzijden om daar de schuld van problemen op af te wentelen – zagen we destijds, en we zien het nu weer. Het doelwit is veranderd. Het doel is zeer verwant.
Dat doel is tweeledig. We zagen al dat dit soort racisme de mensen onderaan – de arbeidersklasse – verdeelt: autochtonen tegnover migranten, wit tegenover gekleurd. Dit maakt het moeilijker om samen een vuist te maken, bijvoorbeeld tegen ondernemers als er gestaakt moet worden, tegen de regering als er verzet tegen bezuinigingen nodig is. Zo verzwakt racisme de gevechtskracht van de arbeiders. Of Wilders dit heel bewust beoogd, kun je sterk afvragen. Maar dit is wel het effect. En de beschadigde gevechtskracht treft niet alleen migranten, het treft de héle arbeidersklasse, ook die witte Nederlandse arbeiders die Wilders uit frustratie hun steun geven. Wilders steunen is voor deze mensen snijden in eigen vlees.
Wilders hanteer zijn type van nationalistisch gevoed racisme als stemmentrekker en stemmenbinder – als machtsmiddel dus. Hij vergaart langs deze weg een groeiende, felle en gemotiveerde aanhang, een soort van massabeweging, een electorale knokploeg ook. Deze aanhang heeft hij nodig, voor een vérgaande politiek om Nederland grondig te verbouwen. Het gaat bij die verbouwing om veel meer dan het uitsluiten van moslims. Wilders beoogt een forse wijziging in de krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal. Hij streeft naar een maatschappij waarin rechten van arbeiders structureel worden verzwakt, waarin ondernemers structureel een sterkere positie hebben om hun winsten te boeken.
Racisme is hier onderdeel van, zoals we zagen, vanwege de verzwakking van de abeidersklasse die dit teweeg brengt. Maar het gaat veel verder. Hij hamert voortdurend op de koppeling tussen criminaliteit en migranten, met name moslims. Daar gaat zijn riedel over ‘Marokkaanse straatterroristen’ over. Dit jaagt racisme aan – en tegelijk motiveert hij hiermee een steeds harder staatsoptreden, met grotere politiebevoegdheden. Dat zien we in PVV-oproepn om de politie het recht te geven ‘relschoppers’ desnoods “in de benen te schieten’, en in de roep om straatcommando’s in Almere. Het Nederland van Wilders is een soort politiestaat.
Het Nederland van Wilders is ook een land waarin wordt afgerekend met links. Dáár gaat Wilders’ retoriek over ‘de linkse kerk’, de ‘ linkse elites’ en de ‘links hobbies’ die mogen wegbezuinigd, over. Wilder verwijt links te veel ruimte te bieden aan de rechten van migranten, te ‘multicultureel’ te zijn. Maar er spelen andere dingen. In het verkiezingsprogramma dat hij hanteerde in 2006 stond afschaffing van het minimumloon, en ook het niet-verbindendverklaren van CAO’s door de regering. Het eerste is een grove aanval op het beetje bestaanszekerheid dat werkende mensen nog hebben. Het tweede is een oorlogsverklaring aan vakbonden: zonder die verbindendverklaring wordt het aantrekkelijk voor ondernemers om géén CAO met een vakbond af te sluiten: zo’n CAO is dan immers niet meer geldig voor de hele bedrijfstak, maar alleen voor bedrijven die daadwerkelijk getekend hebben.
Wilders betoonde zich hiermee een vijand van arbeidersrechten, en van organisaties waaraan arbeiders nog enige bescherming aan ontlenen. Zijn vijandschap jegens links wortelt in vriendschap voor ondernemers, en wel van die groep ondernemers die de arbeidersbeweging niet maar een beetje willen terugdringen, maar de arbeidersklasse het liefst verregaand van hun rechten en wapens tot zelfverdediging willen beroven. Het is niet langer juist om zijn politiek als doodgewoon hard neoliberaal te kenschetsen. Voor hem is élke sociaal-economische eis een manier tot machtsvergroting waarvoor ook beginselen over economische sturing (meer of minder markt) mogen wijken. Maar zijn loyaliteit aan hardhandig doorgezette ondernemersbelangen is glashard.
Wilders wint via racisme kiezers om deze keiharde rechtse aanval op onze rechten door te kunnen zetten. En hij hanteert deze kiezerssteun niet op een gewone parlementare manier. Hij gaat zijn zetels niet inbrengen in het klassieke spel van geven en nemen dat ‘kabinetsformatie’ heet. Hij schopt liever, met verwijzing naar zijn grote aanhang, tegen de hele gevestigde politiek aan, om zo zichzelf als sterke man te profileren en zijn aanhang nog verder te vergroten. Hij beoogt machtsovername, om van daaruit zijn racistische en arbeidersvijandige politiek door te zetten, met behulp van grove autoritaire gewapende staatsmacht. Hij gebruikt zijn electorale aanhang feietelijk als stormram tegen links, tegen de arbeidersbeweging, als een indirect soort van knokploegen.
De aanpak past in de fascistische traditie. Racisme, nationalisme, ontkenning van gelijkheid van bevolkingsgroepen, ontkenning van arbeidersrechten, een openlijk autoritair soort van staat en maatschappij, dit alles bereikt door een wel electorale maar geenszins parlementair opererende massabeweging – het zijn toch wel zeer evidente parallellen. Het énige verschil waar mensen die Wilders nog steeds geen fascist willen noemen op wijzen, is de afwezigheid van daadwerkelijke PVV-knokplegen op straat. Dát hij zich de steun van straatfascisten laat aanleunen blijkt echter nu al. We zagen dat bij de PVV-demonstratie bij de rechtbank waar het proces tegen Wilders plaatsvond: mensen met een staat van dienst bij allerhande fascistische clubs waren daar rijkelijk vertegenwoordigd, zoals onderzoeksgroep Kafka laat zien.. Wilders’ bewering dathij het ook niet kan helpen als er rechts-radicalen naar zijn betoging kwamen, is niet erg terzake. Het is veelzeggend dat deze lui op juist zijn actieoproep afkomen, of hij deze supporters nu verwelkomt of niet. De verwantschap is er.
Bovendien is zijn uitgesproken afkeer van extreem-rechtse steun weinig geloofwaardig. Mensen die op die actie waren, hadden zich tevoren aangemeld Wilders had, zoals een artikel op de website Krapuul.nl het stelt, “zijn notire rechts-extremisten zelf uitgenodigd”. We zagen hetzelfde soort steun ook in Londen: op de dag dat hij Fitna vertoonde in het parlemensgebouw, liepen ettelelijke honderden mensen van de EDL, een fascistische straatvechtersclub, hem demonstratief toe te juichen. Nee, eigen straatbendes heeft Wilders niet. Dat zijn optreden de klassieke fascistische straatdynamiek helpt ontketenen, valt echter niet meer te ontkennen. Daarmee vervalt het laatste argument om Wilders en zijn PVV niet als vorm van fascisme te kenschetsen, wel helemaal.
Maar het argument was sowieso niet adequaat. Knokploegen, uiteindelijk paramilitaire organisaties als de SA waar de nazi’s over beschikten, pasten in de soort van burgeroorlog waar Hitler zich op voorbereidde, een strijd tegen een sterk, goed georganiseerd, en deels bewapend links. Zowel de sociaaldemocraten als de Communistische Partij hadden zelf arbeiders in knokploegen en een soort partijmilitie georganiseerd. De SA was er vooral om die organisaties van links te kunnen verpletteren, en vervolgens terreur in de arbeiderswijken te kunnen uitoefenen.
Links heeft die kracht en organisatievormen vandaag niet. Er is geen SP-militie. Er zijn geen knokploegen van de ABVA KABO om de stakingen van ambtenaren extra kracht te geven. Het versplinteren van arbeiderseenheid en arbeidersslagkracht heeft vandaag de dag nauwelijks een PVV-militie nodig. Het islamofobe racisme splitst de arbeidersklasse al vrij effectief. Hate mails en dreigtelefoontjes, vergiftige internetforums en andere vormen van digitale pesterij doen veel van het noodzakelijke werk. De contunue electorale druk die Wilders, via zijn huidige maar vooral zijn dreigende komende zeteltal, weet te bereiken doen een ander deel. Maar het structureel verzwakken en versplinteren – en volgens iemand als Trotski, die naast veel onzin over andere onderwerpen veel zinnigs over vooral het Duitse het fascisme schreef was dat een wezenskenmerk van de nazi-ambities – is een herkenbaar deel van de door PVV en Wilders ontketende en beoogde dynamiek. Dát maakt hem, ook zonder eigen knokploegen, tot een fascist, en de PVV tot fascistische beweging. Verschillen in vorm en context zijn er – maar de overeenkomst met eerder fascisme weegt zwaarder.
De continue electorale druk die Wilders uitoefent is een wezenlijk element in de huidige politieke crisis. Het hele gevestigde politieke bestel reageert met grote nervositeit, en zonder veel begrip. Wilders slaagt er behendig in om heel veel anti-establishments-sentimenten aan te wakkeren en achter zich te krijgen. Vanuit het establishment wordt geroepen dat het een schande is, dat Wilders onbeschoft praat, dat hij de harmonie tussen bevolkingsgroepen verstoort. Alsof Wilders dat niet weet! Wilders wíl geen harmonie tussen bevolkingsgroepen. Hij wil de macht, door de ene bevolkingsgroep te manipuleren en de andere rechtstreeks te vertrappen.
Gevestigde politici zwabberen heen en weer tussen twee soorten aanpak. Eerst was er vooral meegaandheid: Wilders heeft wel een punt tegen de islam maar hij schiet een beetje door, je moet het een beetje nuanceren allemaal. Dat was jarenlang de hoofdtoon. Maar daarmee gaven ze Wilders gelijk. Mensen gingen zeggen: als iedereen hem gedeeltelijk gelijk geven, dan ga ik achter Wilders staan, want die loopt hierin voorop. Een race tussen hard en soft racisme wordt weer eens door de meer consequente, openlijker vorm van racisme gewonnen.
Inmiddels komen er vanuit GroenLinks, D66 en ook wel de SP, hardere anti-Wilders-geluiden, waarin hij soms zelfs in de extreem-rechtse hoek wordt neergezet en zijn racisme wordt aangevallen. Probleem is niet dat uitspraken van bijvoorbeeld Pechtold over Wilders niet kloppen: dat doen ze namelijk vaak wél. Probleem is degene wie het zegt: aanvoerder van een partij die, door zijn voorkeur voor hard neoliberalisme, de onvrede voedt waar Wilders mee aan de haal gaat. Het is D66 die in de verkiezingscampagne pleit voor doorvoerig van de hogere AOW-leeftijd (evenals trouwens GroenLinks, althans voor mensen die anders niet aan een arbeidsverleden van 45 jaar komen). Met woorden bestrijdt Pechtold Wilders. Met beleid jaagt hij mensen in Wilders’ armen. En Wilders is niet te beroerd om verzet tegen hogere AOW-leeftijd tot propagandapunt te maken. Zo helpt de gevestigde politiek Wilders hoe dan ook, of ze hem nu in woorden bestrijdt of hem naar de mond praat.