Wapens voor Syrisch verzet: “uitstekend idee”?

25 februari, 2012

zaterdag 25 februari 2012

“Een uitstekend idee”. Zo noemde de Saoedische minister van buitenlandse zaken het idee om Syrische opstandelingen tegen het bewind van Assad wapens te gaan leveren. Dit inzicht spreidde de excellentie ten toon bij de bijeenkomst van regeringsfunctionarissen uit 70 landen over Syrië. Het gezelschap noemde zich voor de gelegenheid “vrienden van Syrië”. Ik wacht op de onthulling dat de topconferentie van Hitler en Chamberlain in 1938 zich “Vrienden van Tsjecho-Slowakije” noemde. Dat zou vrijwel net zo ‘toepasselijk’ zijn geweest. Maar aasgieren noemen hun overleg misschien wel vaker naar het dier in doodsnood waarop ze hun oogje hebben geworpen. Lees de rest van dit artikel »


Arabische Lente: springlevend ondanks gure tegenwind

21 november, 2011

maandag 21 november

Onderstaand artikel schreef ik voor Doorbraak, waar de geïllustreerde versie, zoals te doen gebruikelijk, te lezen is.

De ‘Arabische Lente’ ziet er vandaag de dag minder voorjaarsachtig uit dan in februari en maart. In die prachtige maanden, toen Ben Ali van Tunesië en Mubarak van Egypte net gevallen waren, leek de verdwijning van een hele reeks andere regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten op korte termijn op handen te zijn. Opstandigheid in Koeweit, Oman, Saoedi-Arabië, Jordanië, Algerije, Marokko, grote opstanden in Bahrein, Jemen en Libië, terwijl ook in Syrië demonstraties tegen een moorddadig schietend bewind op gang kwamen… het leek een een onstuitbare golf. Inmiddels, acht maanden later, lijkt de verfrissende voorjaarsbries plaats te hebben gemaakt voor guur winterweer. Is de Arabische lente alweer voorbij? Een overzicht van recente ontwikkeling laat zien dat die conclusie veel te voorbarig en pessimistisch is. Lees de rest van dit artikel »


‘Arabische Lente’ lééft

20 september, 2011

 dinsdag 20 september

Onderstaand stuk schreef ik voor de Doorbraak-site. Daar staat , zoals intussen in zulke gevallen intussen gebruikelijk , een geïllustreerde versie.

De Arabische lente duurt intussen al ruim negen maanden. Van de onstuitbaar lijkende doorbraken van democratische omwentelingen zoals die zich de eerste drie maanden van het jaar aftekenden is inmiddels geen sprake meer. Na de val van dictators in Tunesië en Egypte wist grove repressie in Syrië, Bahrein, Jemen en Saoedi-Arabië de regimes overeind te houden. De opstand in Libië ontaardde in een burgeroorlog tussen Kadhafi en een door hoge ex-Kadhafi-functionarissaen gedomineerde opstandsbeweging en een Westers militair ingrijpen dat die opstand als hefboom voor eigen belangen wist te benutten. In Tunesië en Egypte veranderde veel na de val van de dictators, maar tegelijk werden diepgaander veranderingen ook krachtig tegengewerkt – van hogerhand, maar ook vanuit krachten die eerder actief waren tegen het oude regime. In Marokko en Jordanië wisten de monarchieën met een slimme combinatie van toezeggingen en beperkte verandering enerzijds, selectieve onderdrukking anderzijds, de greep min of meer te bewaren. Uit die samenvatting zou je kunnen opmaken dat de ‘Arabische lente’ nogal is vastgelopen, dat we inmiddels alweer van een kille herfst kunnen spreken. Dat is echter een erg eenzijdige, nodeloos pessimistische conclusie. In werkelijkheid is op allerlei fronten van een dóórgaand revolutionair proces sprake, niet zonder tegenslagen maar bepaald ook niet zonder opmerkelijke successen. Een rondje langs enkele velden van de revolutie kan dat enigszins duidelijk maken. Lees de rest van dit artikel »


Libische opstand en oorlog: ontknoping op handen…

21 augustus, 2011

zondag 21 augustus

Wederom staan opstandelingen voor de poorten van Tripoli. Wederom komen mensen in die stad zelf de straat op, trotseren de repressie en komen in opstand. Wederom is er een onbevestigd bericht dat Kadhafi de hoofdstad is ontvlucht. Het lijken we die dagen tussen 20 februari en begin maart, toen de val van het Libische bewind op handen leek. Is het nu dan eindelijk zo ver? Lees de rest van dit artikel »


Arabische revoluties?

13 juni, 2011

Maandag 13 juni

Onderstaand stuk is geschreven voor de website van Doorbraak, waar je de geïllustreerde versie ook kunt vinden. Ik dank de Doorbraak-redacteur voor enkele verbeteringen die ik heb overgenomen.

De talrijke demonstraties, stakingen, opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, en intussen ook elders, zijn inmiddels voorzien van allerhande overkoepelende etiketten. ‘Arabische Lente’ hoor je intussen veel. Maar ook het begrip ‘Arabische revolutie’ duikt her en der op. Met vooral dat laatste woordenpaar worden minstens twee, soms drie dingen uitgedrukt. er wordt mee verwezen naar eerdere gebeurtenissen, uit de jaren vijftig en zestig, die onder dat begrip bekend stonden. Er wordt een nationale typering gegeven aan de gebeurtenissen; die zijn specifiek ‘Arabisch’ van signatuur. En er wordt een kwalificatie gegeven van de draagwijdte en betekenis van de gebeurtenissen: het zijn niet zomaar opstanden en protesten, het zijn ‘revoluties’, of ze vormen gezamenlijk een revolutie. Is dit allemaal adequaat? Vormen de gebeurtenissen een soort van tweede ronde van een al tientallen jaren geleden begonnen Arabische revolutie (1)? Zijn de gebeurtenissen wel specifiek Arabisch? En zijn het wel revoluties?

Lees de rest van dit artikel »


Saoedi-Arabië als regiomanager van de contrarevolutie

16 april, 2011

zaterdag 16 april

Er tekent zich een verschuiving af in de manier waarop de VS de opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika tegemoet tredt. Daar hangt ook een verschuiving mee samen in de rol van Amerikaanmse bondgenoten in de regio. De rol van Israël is meer op de achtergrond geraakt, de rol van Saoedi-Arabië treedt meer op de voorgrond. De verschuiving gaat bepaald niet zonder wrijving tussen minstens twee van de drie genoemde bolwerken van contrarevolutie. Want daarom gaat het: om tegenwicht bieden aan de plotseling op gang gekomen revolutionaire ontwikkelingen. Of deze strategische verschuiving in imperialistische verhoudingen en strategie beter gaat werken – voor de machthebbers – dan de vorige, is maar de vraag. Het is, ook gezien de bloedige aspecten van de nieuwe strategie, bepaald niet te hopen.

Lees de rest van dit artikel »


Wederom afwegingen rond Libië

5 april, 2011

dinsdag, 5 april

De Westerse interventie in Libië – de no-fly zone, de luchtaanvallen, en VN-resolutie 1973 die er de grondslag in het internationaal recht voor legde – was verwerpelijk, is verwerpelijk en blijft verwerpelijk. Het schadelijke effect – de eerste week nog slechts in beperkte mate aanwijsbaar – wordt per dag, per luchtaanval, duidelijker. Het blijft nodig om daartegen stelling te nemen, dat dient echter dan wel met adequate argumenten te gebeuren, waarbij solidariteit met de opstanden in de regio – nadrukkelijk óók met de Libische opstand – een centrale plek verdient.

Lees de rest van dit artikel »


Leugen regeert, in coalitie met Klunzigheid

31 maart, 2011

donderdag, 31 maart

De Leugen Regeert. Deze woorden, enige tijd ook de titel van een TV-programma, sprak koningin Beatrix in 1999. Ze had daarin voor een flink deel gelijk, weliswaar op een andere manier dan ze het vooral bedoelde. Maar haar observatie verdient ook uitbreiding in twee richtingen. Allereerst is zij zelf natuurlijk een klassiek symbool van een leugen die regeert. Het idee dat je tegelijkertijd een serieus te nemen democratisch stelsel hebt, én een staatshoofd dat haatr plek ontleent aan afkomst en erfopfolging, is in zichzelf een leugen. Maar ik wil het vooral over een andere uitbreiding hebben. In Nederland regeert namelijk niet sinmpelweg de Leugen. In Nederland heeft de Leugen een langhdurige coalitie gesloten met de Knulligheid. Daarvan gaf het zogeheten helicopter-incident in Libië en de gang van zaken erom heen, prachtige voorbeelden.

Lees de rest van dit artikel »


Enkele gedachten over de opstanden in Noord–Afrika en het Midden-Oosten

31 maart, 2011

Hieronder volgen enkele beschouwingen over de opstanden in Noord-Afrika en Het Midden-Oosten, op basis van een inleiding die ik afgelopen zaterdag 26 maart gaf op een informatiebijeenkomst van de Anarchistische Groep Amsterdam (AGA). Het is geen letterlijke tekstweergave, en het is ook flink ingekort. De vier ‘case studies’, Egypte, Tunesië, Bahrein en Libië, heb ik in onderstaand verhaal bijvoorbeeld niet zo uitgewerkt als ik dat in de inleiding wel deed. Een tot artikel omgewerkte, en stevig ingekorte, versie van mijn inleiding is wat hier volgt. Het artikel is, geïllustreerd en wel, ook te vinden op de website van Doorbraak.

Er zijn een tweetal houdingen jegens de opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die begrip van wat er gebeurt in de weg staan. De eerste bestaat uit het bouwen van een muur tussen de mensen hier, en de mensen daarginds. Het idee is als volgt: de mensen in die regio zijn zo anders, van cultuur, religie, mentaliteit, traditie, dat de opstanden daar zo ongeveer een exotisch verschijnsel zijn dat je kunt bewonderen of kunt afwijzen, maar waar geen gemeenschappelijkheid mee kan zijn. De Arabische ziel, de islamitische context, de cultuur van woestijnvolkeren, wat het ook is: het is daar helemaal ánders dan hier. Begrip is nauwelijks mogelijk, verbondenheid al helemaal niet. Dit heeft vriendelijke vormen: respect van wat daar gebeurt in al zijn eigenaardigheid. Het heeft onvriendelijke vormen: het zijn moslims, ook na vervanging van dictators blijven het daar gevaarlijke moslims. Maar zowel de vriendelijke als de afwijzende varianten gaan uit van een ondoordringbare muur. Wat daar gebeurt kun je bewonderen of afwijzen. Ermee communiceren is al bijna zinloos, er gemeenschappelijkheid in ervaren al helemaal niet.

Deze houding is ongefundeerd. Mensen die daar in opstand komen, doen dat voor heel herkenbare dingen. Ze willen meer vrijheid, minder corruptie, banen die past bij hun opleidingen, een behoorlijk bestaan. Tamelijk universele dingen, soms geuit in retoriek waarin plaatselijke religieuze en culturele tradities doorklinken, maar dat betreft niet te kern. En inmiddels is de opstandigheid allang niet meer beperkt tot de Arabische wereld, of tot landen waar de meeste mensen moslims zijn. Er is opstand is Swaziland, in zuidelijk Afrika, in een land waar mensen christelijk zijn of plaatselijke religies aanhangen. Er is opstand in Armenië, waar bijna iedereen christelijk is. Er is opstand in het overwegend katholieke Kroatië. De revoltes gaan niet over cultuur en religie, maar over politieke en economische grieven. Er is geen muur tussen hen en ons.

De tweede houding is andersom. Het is een houding van zodanige bewondering dat mensen er hun eigen idealen en opvattingen in herkennen, en de bewegingen daar vrijwel inlijven in hun eigen ideologieën en theorieën. We zien demonstraties, rellen, aanvallen op politiebureaus, gevechten met de politie, revolte… en we denken: dit zijn de plaatselijke versies van kraakrellen of andersglobaliseringsprotesten hier, het betreft hier links verzet, autonome revoltes, anarchistische revoluties of zoiets. Daarmee doen we echter de bewegingen daar onrecht. We claimen dan dingen tot de onze, eigenen ons de opstanden ideologisch min of meer toe, en respecteren daarmee niet de werkelijke strevingen van de opstandigen daarginds. Het is juist nodig om de opstandsbewegingen te proberen te verstaan vanuit wat mensen zélf willen, nastreven en bedoelen en als verlangens naar voren brengen. Evengoed kunnen we dan kijken of daar raakvlakken zijn met wat we bijvoorbeeld als anarchisten nastreven, en de hoop uitspreken dat die raakvlakken sterker worden, dat er libertaire dynamieken zich versterken, en kijken hoe we dat kunnen bevorderen. Maar doen alsof een anarchistisch streven nu al de hoofdstroom van de opstanden uitmaakt, is onjuist.

We kunnen de opstanden analyseren op drie niveau’s, in een soort gelaagdheid. Er is de vraag wat mensen drijft, wat de motivaties zijn voor grote aantallen mensen om in verzet te komen. Er is de vraag wat mensen bewust nastreven, wat hun eisen zijn, hoe ze de maatschappijen veranderd willen zien. En er is de vraag wat mensen allemaal dóén vanuit hun nmotivaties, en in hun pogingen om hun doelen te bereiken. Motivatie, politiek programma en wijze van optreden: het zijn drie lagen in de analyses. En we zullen zien dat er tussen die lagen soms spanningen bestaan, die voor een analyse vanuit anarchistische insteek van belang zijn.

Eerst de diepere drijfveren. Die betreffen allereerst een lang onderdrukte vrijheidsdrang. Men protesteert tegen dictatuur, tegen eeuwig aanblijvende presidenten, tegen noodtoestanden en uitzonderingswetten, tegen politiewillekeur en overal aanwezige geheime diensten. Men protesteert tegen de repressie, de onvrijheid, die in een veelheid van vormen de mensen neerhoudt en knevelt. Het is een woede over onvrijheid die in vrijwel alle delen van de bevolkingen van die landen opspeelt, van de allerarmsten die elk protest neergeslagen zien worden door politie, tot en met de bovenlagen die aanlopen tegen censuur, wanbestuur en incompetentie van topfunctionarissen die geen enkele kritiek dulden, ten guste van de dictator en zijn kliek. Het is een zeer breed levende motivatie.

Iets anders ligt dat met de andere grote drijfveer in de opstanden: protest tegen uitsluiting en armoede. Het gaat dasn om de hoge werkloosheid, vooral onder jongeren. Het gaat om het feity dat tientallen procenten van de bevolking leeft van een dollar per dag, en nog eens tientallen procent van misschien anderhalve of twee dollar. Dit alles tegenover een steenrijke toplaag. Een diep gevoel van sociaal onrecht, sociale uitsluiting, drijft met name mensen uit de volksklassen, arbeiders, krottenbewoners, arme boeren, tot protest. Klassenstrijd is binnen de opstandsbewegingen duidelijk als aanjager aanwezig. Een opvallende rol speelt hier het feuit dat in deze maatschappijen wel grote aantallen jongeren hogere opleidingen en diploma’s krijgen, maar geen banen die ook maar een beetje bij die opleidingen passen. Er ontstaan een enorme spanning tussen de hoop , verwachtingen en ambities van hoogopgeleide jongeren enerzijds, en een tamelijk uitzichtloos bestaan, een toekomst zonder toekomst als het ware, anderzijds. Dat is een grote aanjager van de opstandigheid, gesymboliseerd in de jonge academicus in Tunesië die zich in brand stak omdat de politie hem dwarsboomde toen hij in leven probeerde te blijven met de ver koop van groenten en fruit. De protesten daartegen groeiden uit tot de Tunesische revolutie.

De politieke en de sociaal-economische motivaties komen dan samen in de afkeer van de corruptie. Die corruptie drukt zowel iets economisch als iets politieks uit. Het gaat dan over de verstrengeling tussen bedrijven en politici, vette contracten voor de vriendjes van de president en dergelijke. Maar het gaat ook over alledaagse afpersing: mensen die moeten betalen om kans te maken op ene overheidsbaantje of een opleidingsplek; mensen die aangehouden door politie, mogen kiezen: mee naar de cel voor een dubieuze aanklacht, mogelijk om mishandeld te worden bovendien; of anders de ‘boete’ maar betalen. Dit type corruptie raakt vrijwel iedereen. Het is een vorm waarin juist ook mensen met weinig geld nog eens éxtra worden uitgeknepen. Woede wegens de corruptie is daarmee een onderliggend thema dat de diverse drijfveren, politiek en economisch, verbindt.

In welke richting vertalen mensen deze motivaties in bewuste verlangens, eisen, een soort van programma? Heel veel wijst erop dat mensen ‘gewoon’ democratie willen, i de liberale, westerse zin van het woord. Politieke vrijheid, meningsvrijheid, pers- en mediavrijheid. Het opheffen of minstens inperken van de geheime dienst en het opheffen van noodtoestandswetgeving en dergelijke past daarin. Maar ook verkiezingen die niet bij voorbaat gefrauduleerd worden, waaraan meerdere partijen vrij kunnen meedoen. Politici die via zulke verkiezingen in vrijheid worden gekozen. Een onafhankelijke rechtspraak. Een parlementaire democratie, in de brede zin van het woord, dat is het bewuste strevenn van ten minste de hoofdstroom van de opstanden.

Maar het gaat toch om ietsje méér dan dat. Ik noem het streven daarom democratie-plús. En dat zit in twee dingen. Enerzijds is er de grote bereidheid om stappen naar democratie keer op keer te ondersteunen met nogal radicale actie. In Tunesië bléven mensen demonstreren na de val van Ben Ali. Daarmee maakten ze de handhaving van figuren van het oude bewind in de regering zeer moeilijk en dwongen ze steeds nieuwe concessies af. In het streven naar democratie blijven mensen zélf actief. Het gaat om méér dan het uit handen geven van de eigen macht aan gekozen politici. Het is democratie-plús. En dat geldt ook voor de strevingen, de programmatische kant. De gangmakers van de actiedag op 25 januari in Egypte hadden nadrukkelijk een hoger minimumloon als één van de eisen opgenomen. Eisen voor hogere lonen, voor meer banen en dergelijke, zijn wel degelijk deel , niet alleen van de m motivaties maar ook van veel van de bewuste doelstellingen, van de protesten. De nagestreefde democratie is een democratie met een stevige component van sociale rechtvaardigheid. Ook in deze zin is het democratie-plús, sociaal-democratie, maar dan in een vrij letterlijke betekenis..

We zien dus dat betrekkelijk radicale, diepliggende motivaties – afkeer van onvrijheid op alle niveaus, woede over grootschalige armoede en sociale uitsluiting – vertaald zijn in een betrekkelijk gematigd programma van liberaal-democratische signatuur. Daar zit al een spanning tussen. Die spanning wordt nog veel voelbaarder als we de derde laag in de niveaus van analyse erbij halen. Hoe traden mensen vanuit hun motivaties daadwerkelijk op? Wat déden mensen zoal, en hoe organiseerden ze zich? Dán valt onmiddellijk op dat er van betrekkelijke gematigdheid weinig meer overblijft. We zagen om te beginnen reeksen van verboden demonstraties, feitelijk van burgerlijke ongehoorzaamheid om gigantische schaal. We zagen allerhande vormen van directe actie, stakingen en sit-ins, die na de val van dictaturen ook nog eens door gingen, tegen de kleine dictators in de fabrieken in instellingen in de hele maatschappij. Dat valt vooral op in landen waar de dictator al is verdreven, in Tunesië en vooral in Egypte. Daar was stakingsstrijd al jaren vrij stevig aanwezig, iets dat achteraf als aanloop naar de revolutionaire ontknoping van januari en februari gezien kan worden.

In Bahrein en Libië was specifieke arbeidersstrijd veel minder manifest, al was die in Bahrein bepaald niet afwezig: daar was een staking, waarin vooral leraren van zich deden spreken. Maar een zo zelfstandige rol als in Tunesië en Egypte spelen arbeiders in Libië en Bahrein niet. Dat hangt samen met de verschillende structuren van die landen. In Bahrein is een groot deel van de arbeidersklasse geen Bahreins staatsburger, maar migrant-arbeider uit Zuidaziatische landen. Deze mensen zijn uiterst kwetsbaar vanwege de angst voor uitzetting. Tot nu toe staan ze in de opstandsbeweging buitenspel. Het is zaak dat dit alsnog verandert, ook a in andere staten van het Arabische schiereiland waar een soortgelijk verschijnsel – een flink deel van de arbeidersklasse dat uit vrijwel rechteloze migranten bestaat – plaats vindt. Dit speelt ook in Libië, waar honderdduizenden Afrikaanse en Aziatische migranten werkzaam zijn, of beter gezegd wáren. Bij het uitbreken van de opstand, en de onderdrukking daarvan, reageerden deze mensen, zeer begrijpelijk, met: wegwezen hier! Er was onder Kadhafi al racisme gegroeid tegen deze migranten. Nu uitte dit racisme zich ook in de opstandsgebieden, waar Afrikaanse migranten maar al te makkelijk werden aangezien voor huurlingen van Kadhafi, en soms geweld te verduren kregen van opstandelingen. Het is een aspect van een, op zichzelf rechtmatige, opstand dat bepaald onfris is. Maar het wortelt in de sociale structuur van Libië waarin een groot deel van de arbeidersklasse van dat land een soortgelijke onderklasse-positie had als in Bahrein. Samen met Libische opstandigen strijden tegen Kadhafi’s bewind was voor deze migranten helaas geen voor de hand liggende reactie, en de opstelling van opstandelingen maakte dit samen strijden nog moeilijker. Door dit alles ontbreekt de dimensie van arbeidersstrijd die in Tunesië en Egypte zo sterk is, in Libië vrijwel geheel.

Er was niet alleen een veelheid van zélf-doen, zélf in beweging komen, van directe actie; mensen begonnen zich ook op allerlei manieren zelf te organiseren. Op het Tahrir-plein in Cairo begonnen mensen zelf taken te verdelen, voedselvoorziening, schoonmaak, cultuur en entertainment, maar ook bewaking van de toegangen, zelf te organiseren. Op de Pearl Rotonde in Bahrein gebeurde zoiets ook; een krant uit het naburige naburige Verenigde Arabische Emiraten sprak zelfs van een “werkende anarchie, niet in de zin van chaos, maar in de betekenis van afwezigheid van centrale autoriteit”. En in Benghazi, in Libië, begon de plaatselijke gemeenschap het dagelijkse leven te organiseren via de vorming van comités, nadat mensen er het Kadhafi-bewind daar verdreven hadden. Anderen regelen de dingen niet meer voor ons? Dan zullen we het zelf moeten doen. Mensen begonnen hier min of meer via directe democratie zichzelf te besturen. Ze gingen daarmee veel verder dan de vertegenwoordigende democratie die ze op ideologisch niveau nastreefden. Mensen praatten als linkse liberalen. Maar mensen handelden zo ongeveer als anarchisten… om de links-liberale droom dichterbij te brengen. Er was dus wel degelijk een libertaire dynamiek in de gebeurtenissen herkenbaar.

Maar het was een dynamiek die zich vrijwel nergens van zichzelf bewust was. Mensen zagen de zelfbestuursstructuren in Benghazi, de zelforganisatie op het Tahrir-plein, niet vanzelf als het begin van ene nieuw soort maatschappij. Mensen zagen deze zelforganisatie als tijdelijk iets, om de strijd zelf te organiseren, en het gat te vullen zolang er nog geen democratisch gekozen nieuw bestuur was. Toen Mubarak verdwenen was, verdwenen ook de comités om de protesten op het plein zo goed mogelijk gaande te houden. En nu de tijdelijke comités ondergeschikt worden aan een Nationale Overgangs Raad die zich inmiddels als interim-regering profileert, horen we ook steeds minder van die comités. De naamgeving geeft het al aan: Nationale Overgangs Raad. Overgang naar wat? Naar ‘normale’ democratische bestuursverhoudingen. Zelfbestuur is geen doel van de protestbewegingen. Zelfbestuur is ene middel om de democratische doelen van die bewegingen dichterbij te brengen. Maar het zelfbestuur wijst tegelijk impliciet op de mógelijkheid om veel méér vrijheid en rechtvaardigheid te brengen dan binnen een liberaal-democratisch kader, met al haar indirectheid en beperktheid, mogelijk is. Liberale democratie opent ruimte, na jaren van dictatuur. Maar uiteindelijk doet ook liberale democratie gene recht aan het fundamentele verlangen naar vrijheid en rechtvaardigheid dat de opstanden aanjaagt.

Dat impliciete potentieel tot veel diepere bevrijding helpen tot werkelijkheid te maken is iets waar anarchisten kunnen bijdragen. Erop wijzen dat je die comités ook permanent kunt maken, er de kiem in aanwijzen van een nieuwe vrije maatschappij, dat is iets wat anarchisten kunnen doen – hier maar vooral ook daar. Zoals een Syrische anarchist het formuleert: “De Lybische volkscomités zouden de basis van een nieuw leven moeten zijn, en niet slechts een interim-maatregel.”  Als dat idee, en de bijbehorende praktijk, voet aan de grond krijgt binnen de opstandsbewegingen, dan kunnen ze uitgroeien tot revoltes, ja revoluties, die waarlijk als anarchistisch getypeerd kunnen worden.

Wat kunnen revolutionairen, anarchisten onder hen, in bijvoorbeeld Nederland doen om te helpen? Niet heel erg veel, gezien de geringe aantallen. maar er zijn enkele punten. Ons inzetten tegen wapenhanden vanuit Nederland met de regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten is er één van. dat klan de vorm aannemen van een petitie, niet omdat daar grote druk van uitgaat maar omdat daarmee tenminste de kritiek een beetje aan het gonzen komt. Steviger en verdergaande acties tegen medeplichtige bedrijven zijn denkbaar, waarbij een onderscheid tussen profiterende directies enerzijds, en het personeel dat er werkt en dat we als potentiële bondgenoot dienen te benaderen, belangrijk is. Een tweede punt is: opkomen voor migranten en vluchtelingen, juist nu. Europa en Libië wekten goed samen in het tegenhouden van Afrikanen die naar Europa proberen te komen. dat was deel van het bondgenootschap tussen Kadhafi en onder meer Berlusconi. Opkomen tegen deze brute vorm van grensbewaking is deel van een politiek die terecht sowieso alle grenzen en migratiebeperkingen aanvecht. Er is nog een punt: wie westerse interventie volstrekt afwijst – en ik denk dat we dit moeten doen – moet onder ogen zien dat Kadhafi alsnog een slachting in opstandsgebieden aanricht. het minste dat we, in combinatie met het stoppen van luchtaanvallen, moeten eisen is dan óók: iedereen die op de vlucht slaat, wordt een veilig heenkomen en fatsoenlijke opvang geboden, ook al verhuist de complete bevolking van Benghazi dan naar Europa.

Andere bijdragen die we kunnen leveren zijn het bieden van morele steun, hoe beperkt ook, aan opstandigen en specifiek aan geestverwanten onder de opstandigen. Als een groepering in Cairo een solidariteitsverklaring vanuit een groepering in Amsterdam of zo krijgt, dat motiveert dat mensen, het steekt ze hopelijk een hart onder de riem. Daarnaast, en in veel bredere zin, is het werken aan een breed verspreid bewustzijn dat de revoltes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten onze sympathie en steun verdienen, van belang. Als er een publieke opinie zou zijn die het nadrukkelijk voor de opstanden opneemt, dan zal vanuit opstandige kringen de neiging om dáár – en niet bij regeringen met hun legers, kruisraketten, NAVO en VN – steun te zoeken. Niet de hypocriete en van belangenpolitiek doordrenkte operaties die Westerse staten nu uitvoeren boven Libië, maar authentieke steun, geworteld in solidariteit.


Afwegingen rond Libië-actie

29 maart, 2011

Afgelopen zondag, 27 maart, protesteerden pakweg honderd mensen tegen de luchtaanvallen op Libië. Dit vond plaats op initiatief van de Internationale Socialisten (IS). AT5 heeft een kort verslag, met een foto. Mensen droegen borden, wezen op het gevaar van “escalatie en burgerslachtoffers”, maar maakten ook duidelijk dat ze solidair waren met het verzet tegen Kadhafi. Bombardementen vonden ze echter geen aanvaardbaar soort van steun. Daarin hebben ze groot gelijk, en de IS krijgt wat mij betreft krediet en waardering voor deze actie. Het vergt wel degelijk politieke moed om tegen de stroom van oorlogspleidooien in te gaan en zich niet moreel te laten chanteren met het argument dat burgers toch beschermd moeten worden, desnoods door interventie. Verderop in dit stuk kom ik met een belangrijke kritische kanttekening, maar die staat niet voor niets verderop, en niet in mijn openingszinnen.

Op Indymedia ontspint zich intussen een vrij heftige woordenwisseling over de actie, de argumenten eromheen, maar ook over de rol van de IS. De aftrap gaf Jelle, met een kort verslag van de actie, plus een hartekreet. het actieverslag is in feite een citaat van het AT5-verslag. Vervolgent vroeg hij zich af waar  de mensen waren die hij bij allerlei acties anders ziet. Tijdgebrek, meer te doen? Hij oppert: “als bijna iedereen uit de anarchjistische scene wegblijft gaat het om meer. Is het omdat de IS het organiseerde? (…) Zijn we nou echt zo sektarisch dat we niet tegen een oorlog protesteren omdat de IS prominent aanwezig is?”  De IS verdient wat hem betreft lof, en hij voegt nog toe: “als je dan echt niet aanwezig wilt zijn omdat de IS het organiseert, neem dan zelf initiatief.” Deze hartekreet, later onder het stuk door hem toegelicht als voortkomend uit “pure frustratie”, leidde tot interessante reacties, die om overdenking en commentaar vragen.

Om te beginnen: ik herken me voor een deel in wat Jelle schrijft. Daarover zometeen meer. Maar ik lees in een reactie: “ik voel me door dit nieuwsitem aangesproken als anarchist die gisteren niet op het protest tegen de bombardementen op libië was.” Ik ook (1).  “ik vind dit echter wel een erg vervelende manier om te worden aangesproken: niet constructief en denigrerend.” Ja, ik dus ook wel. De verwijtende toon, hoe begrijpelijk ook, leidt ertoe dat mensen eerder in een kramp schieten, hun eigen stellingen des te feller gaan verdedigen. Niet het soort houding dat een discussie, een weloverwogen uitwisseling van gedachten en bepalen van standpunten erg bevordert.

Maar Jelle heeft wel degelijk een punt, al oppert hij het in vragende vorm, zonder bewijs te leveren: een aantal anarchisten boycot acties als ze door de IS op poten zijn gezet. De al aangehaalde reactie laat dat zien. “ik denk van mezelf absoluut NIET sektarisch te zijn, daarom ga ik niet meelopen in een erg sektarische club”, die er “niet in slaagt uit haar isolement te breken”. Dat ligt volgens deze reactie dan “alles waar de IS voor staat en hoe ze te werk gaan”. Een andere reactie stelt: “klopt, als de IS iets organiseert blijf ik weg, en velen met mij.” De aanpak van de acties, met “een hoop overbodig geblaat”, waaronder “krakkemikkige toespraken” en dergelijke. “Je schaamt je dood om daaer tussen te staan”.

Het is duidelijk: de door Jelle gehekelde boycot van sommige anarchisten van IS-activiteiten bestaat. En ik ben het met Jelle eens dat dit niet vruchtbaar is. Het maakt acties niet beter, niet sterker, en het doet het anarchisme binnen bredere strijd ook geen goed. Zelf ga ik met acties als volgt om. De eerste vraag is: gaat het over iets waar ik me inhoudelijk in kan vinden? Ben ik het met de strekking eens, en vind ik het thema voldoende belangrijk om er de voordeur voor uit te gaan? Dát is het allerbelangrijkste. Het tweede is: kan ik binnen de actie mijn gang gaan, of ‘moet’ ik van alles en nog wat, en mag ik allerlei andere dingen niet? Is mijn vrijheid gegarandeerd om, binnen de strekking van een actie, met een zelfgemaakt of zelfgekozen spandoek, bord, pamflet, vlag of publicatie te komen, eigen leuzen aan te heffen, dat soort dingen? Als die twee dingen er zijn, als ik het eens ben met het doel, en ik kan mijn eigen geluid erin aanbrengen, dan laat ik mij niet weerhouden om deel te nemen, ongeacht wie het precies organiseert.

Ik kan wel degelijk de ergernis van anarchisten jegens de IS begrijpen. De houding van de twee reacties is geen voorgeprogrammeerde kwaadwilligheid, maar een reactie op dingen die echt bestaan. Maar ik zou zelf voor een andere reactie kiezen. Organisaties die me niet bevallen nemen nogal eens initiatieven die ik bij voorkeur toch maar niet wil boycotten. Ik ben afgelopen jaar meermalen naar vakbondsacties geweest, op poten gezet toor een top-down opererend bureraucratisch vakbondsbestuur. Maar ik was het met de eisen – terugdringen van de ontslagen bij de post, om maar iets te noemen – voldoende eens om te gaan. En ik had de ruimte om eigen dingen te doen, ik heb op zo’n manifestatie opgewekt kritische pamfletjes van de Vrije Bond helpen uitdelen. Een soortgelijk verhaal gaat op voor de manifestatie Armoede Werkt Niet, opgezet vanuit de SP en met niet alleen Roemer maar ook Cohen als spreker. Ook een van bovenaf bestuurde organisatie, die SP, waar ik op heel veel punten weinig mee heb. Maar ik vond het protest dat daar klonk tegen asociale bezuinigingen een rechtvaardige zaak, ik had ruimte om zelfgekozen geluiden voort te helpen brengen, dus ik ging.

Welnu, de gevestigde vakbonden en de SP, zijn dat werkelijk plezieriger clubs dan de SP? Als top-down-bestuur en bureaucratische werkwijzen de maatstaf zijn, dan is de IS, vergeleken bij FNV en SP, een basisdemocratische libertaire organisatie. Inderdaad, alles is relatief, het is maar welke vergelijking je maakt. En wat sectarisme betreft: de neiging van de SP om werkelijk brede samenwerking te zoeken, zéker met krachten links van die partij, is niet zeer groot. Domineer-ambities zijn de SP bepaald niet vreemd. Ja, dat geldt ook voor de IS, op veel kleinere schaal. Dat vind ik een valide reden om heel terughoudend te zijn met het gezamenlijk organiseren van activiteiten met deze organisaties. Maar deelname – als de actie inhoudelijk zinnig is, en als er ruimte is voor eigen geluid – is iets heel anders. Ik ben daar nadrukkelijk wél een voorstander van.

Dat heeft nog een extra reden. Als we problemen hebben met de rol die de IS in de radicaal-linkse wereld speelt, dan is het juist extra zinnig om wél naar qua thema relevante IS-activiteiten te gaan! Dan is de kans dat IS-sympathisanten in aanraking komen met een ánder soort radicalisme, een anarchistisch activisme, immers groter. Als we als anarchisten er vertrouwen in hebben dat onze opvattingen en werkwijzen hout snijden, dan hebben we niets te vrezen van deelname aan activiteiten die door andere stromingen opgezet worden. Integendeel! Het maakt anarchisten zichtbaarder, helpt ons om nieuwe mensen te leren kennen en relevanter te worden. En het helpt ons om de te grote dominantie van IS – en op veel groter schaal SP en FNV – te helpen doorbreken. We dienen er te zijn, daar waar relevante actie, verzet en strijd is – ongeacht wie dat heeft georganiseerd of ïnitiatiefnemer ervan is.

Het is opzichzelf trouwens niet onjuist om de IS tot op zekere hoogte zelf als sectarisch te omschrijven. Ik pleit in het bovenstaande tegen de neiging van sommige anarchisten om niet deel te nemen van anarchisten aan actie als die de IS op touw is gezet nof als de IS er een hoofdrol in speelt. Ik heb me op dit weblog echter ook vaak genoeg gekant tegen de keus van de IS om aan acties die vanuit anarchistische of aanverwante kringen werden opgezet, niet – of hooguit met een pro-forma-minimale inzet – deel ter nemen. Er bestaat zoiets als IS-fobie onder sommige anarchisten. Maar er bestaat ook zoiets als anarchofobie vanuit de IS. En dat is geen kwestie van sommige IS-ers als persoon. Het is een beleidslijn van de organisatie, in ieder geval in specifieke gevallen. Ik heb dat bijvoorbeeld herhaaldelijk gezien rond AFA-acties. Al toen ik nog lid was, en ook erna – al tijden voordat ik anarchist werd – heb ik mij hier wel tegen gekeerd. Ik schrijf daar  nu minder over, omdat ik de IS mentaal inmiddels een stuk meer heb losgelaten. Ik word niet meer zo boos over alles wat de organisatie naar mijn mening verkeerd doet. Er zijn betere dingen te doen. Zo belangrijk is de IS nu ook weer niet.

En het bestaan van IS-sektarisme is geen goede reden om zelf met een soortgelijk sektarisme te antwoorden. Wegblijven van acties die op zichzelf zinnig zijn, enkel omdat de IS de gangmaker is, speelt IS-sektarisme eerder in de kaart: ‘zie je wel, die anarchisten weer!’ Veel beter om gewoon wél te gaan, zichtbaar, openlijk, en de vrijheid te nemen voor een anarchistisch geluid binnen een actie. Dat maakt de actie sterker, breder, en beter, ja anarchistischer. 

Er is echter een heel anderer reden waarom de actie tegen bommen op Libië weinig  deelnemers kende. Dat heeft met de standpuntbepaling rond de zaak zelf te maken. Er ís twijfel over het wel en wee van de westerse interventie. Mensen zagen eerst een bijna zegevierende opstand tegen Kadhafi. Vervolgens zagen ze Kadhafi’s troepen meedogenloos en onweerstaanbaar opmarcheren, richting opstandsbolwerk Benghazi. Mensen waren bang voor een bloedbad als Kadhafi toch won. Mensen hoorden dat vanuit opstandelingen om een no-fly zone werd gevraagd, en om bombardementen toen dat niet meer genoeg leek.

Is het gek dat, vanuit begaanheid met Libiërs, met name met Libiërs in opstand, ook linkse mensen schoorvoetend westerse interventie als noodoplossing begonnen te zien? Ik heb hier ook keer op keer over na moeten denken. Intertventie is verkeerd, omdat de opstand zo juist afhankelijk wordt van Westerse steun – en die steun wordt niet uit menslievendheid gegeven. Maar degenen die uit begaanheid met volksverzet en menselijk lijden de interventie enig voordeel van de twijfel geven, staan dichterbij mij dan sommige anti-interventionisten die de opstand enkel als Westers complot zien, en Kadhafi de hand boven het hoofd houden. Ik denk aan iemand als Chavez, een als revolutionair vermomde contrarevolutionair aan het hoofd van Venezuela.

Dit soort afwegingen en dilemmas hebben verband met deelname aan protesten. Veel mensen zijn best sceptisch over de luchtaanvallen. Maar tegelijk zagen zij dat het nog steeds vooral Kadhafi’ s troepen waren die willekeurig stadscentra onder vuur bleven nemen met tanks, en Kadhafi’s scherpschieters die burgers beschoten. Interventie voelt als probleem. Maar voelt het als het meest urgente probleem, urgenter dan de confrontatie tussen enerzijds burgers en lichtbewapende opstandelingen, en Kadhafi’s nog steeds zwaarbewapende troepen? De narigheid is dat hier twee oorlogen verstrengeld raken: eentje tussen opstand en Kadhafi, en eentje tussen Westerse staten tegen Kadhafi. De interventie aanvaarden of zelfs toejuichen is steun aan de cynische belanmgenpolitiek van grote mogendheden. En dat kan niet. De interventie afwijzen zonder Kadhafi’s terrreur te hekelen, is Kadhafi in de kaart spelen, zijn kant kiezen. En dat kan ook niet. Dat is de ellende hier.

Daarmee kom ik bij mijn kanttekening bij de actie van zondag tegen de bombardementen. Het standpunt van de IS is op zichzelf niet het probleem. Net als ik vind de IS dat de interventie de opstand niet werkelijk helpt, maar een vorm van gewelddadige manipulatie ervan vormt. Maar rond de actie zelf verdwijnt kritiek op Kadhafi een eind naar de achtergrond. In de oproep lezen we: “Westerse mogendheden hebben een lange geschiedenis van kolonialisme en steun aan dictaturen in de regio. Door zich nu nwet m mi,ilitaire macht in het conflict te menhgen, zullen zij de democratiseringsbewegingen eerder vergiftigen dan nieuw leven inblazen.” Dat klopt, en tegelijk ook niet helemaal. Tot nu toe hebben de bombardementen inderdaad de Libische opstand verder helpen vergiftigen én helpen overleven. Vorige week s werd Kadhafi nog bestormd door troepen van het bewind. Nu niet meer, en daar hebben die kruisraketten helaas iets mee te maken. Juist tegenstanders van interventie dienen dit soort dingen wel onder ogen te zien.

Belangrijker: nérgens uit de oproep wordt duidelijk dat de Libische opstand solidariteit verdient. De opstand wordt niet eens genoemd, we moeten maar concluderen dat ze valt onder de genoemde ‘democratiseringhsbewegingen’, maar zeker is dat niet eens. Lang niet iedereen ter linkerzijde ziet immers de opstand als authentiek volksverzet dat steun en solidariteit verdient, dus kun je maar beter glashelder zijn wat je ervan vindt. Een expliciete afwijzing van Kadhafi’s bewind ontbreekt eveneens. Mensen die, vanuit het soort afwegingen dat Chavez oppert, tegen de interventie zijn, kunnen pr0bleemloos aan de actie deelnemen. Bij mensen als ik, voor wie juist de opstanden in het  midden van het argument staan, blijft echter een visgraat overdwars in de keel steken.

De borden die ik op de AT5-foto zie, redden de zaak evenmin. Hoofdleus: “Stop de bommen op Libië”. Daaronder: “Rutte, haal je wapentuig terug”. En dááronder, in veel kleine letters, staat – als ik het goed lees: “Solidariteit met de Arabische revoluties”. Mooi – maar hoort de Libische opstand bij deze Arabische revoluties? Misschien staat dat in de tekst dáár weer onder, maar die kan ik op de foto niet lezen. Voor de bredere beeldvorming is het iopen laten van deze vraag echter schadelijk, evenals het onbreken van een expliciete afwijzing van Kadhafi’s schrikbewind. De interventie afwijzen zonder Kadhafi’s regime  evenzeer af te wijzen komt, niet in bedoeling maar wel in uitwerking, neer op een vorm van verdediging van het bewind tegen de interventiemogendheden. Dát – en niet het feit dat de IS gangmaker is van de actie – is wat mij betreft het politieke probleem dat een geringe deelname aan de actie verklaarbaar en begrijpelijk maak. Ik ben bepaald niet de enige met dit type van afwegingen.

Maar dan nog was deelname te verdedigen  geweest – op één voorwaarde: als ik zelf, liefst samen met anderen, een eigen spandoek of zo had gemaakt, met een duidelijke en gelijkwaardige afwijzing van zowel Westerse bommen als Kadhafi’s bewind. Een zelfstandig revolutionair anarchistisch geluid, tegen interventie én tegen de regimes, dát had op deze actie niet misstaan – en zal bij komende acties evenmin dienen te onbreken.

(1) Ik was zelf niet op de actie, gewoon omdat ik een andere afspraak had. Of ik anders gegaan zou zijn? Misschien wel, maar niet zonder last te houden van eerder genoemde visgraat…