Hongarije: mediawet omstreden, vrijheid bedreigd

26 januari, 2011

Hieronder volgt een artikel zoals ik dat ik gisteren voor de website van Doorbraak schreef. Daar dus ook te vinden, naast nog veel meer:-)

Hongarije: mediawet omstreden, vrijheid bedreigd

Hongarije heeft onlangs een nieuwe mediawet doorgevoerd. Die wet heeft aanleiding gegeven tot protesten, zowel uit de Hongaarse maatschappij zelf als vanuit andere EU-landen en de EU als zodanig. De binnenlandse protesten zijn hoopgevend en terecht. De kritiek van Westerse politici, hoezeer ook onderbouwd met zinnige argumenten, heeft echter iets dubbelzinnigs en verdienen het om kritisch tegen het licht te worden gehouden. Eén en ander vindt plaats tegen de achtergrond van ontwikkelingen van de Hongaarse maatschappij zich zorgwekkend zijn, maar tegelijk niet vrij van ironische tegenstrijdigheid.

Die mediawet is een gevaarlijk onding. Een nieuw gevormde mediaraad mag op basis van die wet vaststellen of kranten, omroepen of websites wel ‘moreel’ of  ‘objectief’ berichten. Is dat naar het oordeel van die raad niet het geval, dan kan een website of een krant een boete krijgen, tot 90.000 euro; een omroep kan in het uiterste geval zelfs 700.000 euro boete krijgen. Opmerkelijk is dat de regering de raad het recht heeft gegeven om journalisten niet alleen in Hongarije maar ook buiten de landsgrenzen te vervolgen. “Daarbij wordt vooral gedacht aan internetmedia die over Hongarije publiceren”, aldus Nu.nl Het is een hoogst kwalijke aanval op de persvrijheid, in Hongarije en internationaal. En zelfs de schijn van onafhankelijkheid is de mediaraad niet gegund, want de regering stelt dit censuur-orgaan samen.

De wetgeving past in een rechts-autoritaire trend die de Hongaarse maatschappij al enige tijd treft. De wet is doorgevoerd door de regering van premier Orban. Die staat aan het hoofd van de partij Fidesz, een partij die in 2009 via verkiezingen een tweederde meerderheid in het parlement behaalde. Met zo’n meerderheid kan die partij de grondwet naar believen wijzigen. Dat heeft Orban dan ook maar liefst tien keer al gedaan. Het betekent dat Orban en zijn Fidesz de politiek gewoon naar zijn hand kan zetten.

Wat is die Fidesz voor een club? In de geschiedenis ervan zit bijna een kwarteeuw hoop, desillusie en verrechtsing verpakt. De groepering begon in de nadagen van de ‘communistische’ eenpartijstaat als dissidente oppositiegroep met links-liberale inslag. Terechte kritiek op het autoritaire en bureaucratische karakter van de staat werd er gecombineerd met een verstandig opkomen voor democratische vrijheden, maar ook met een misplaatst geloof in de vrije markt. Orban zelf werd van de ene dag op de andere beroemd vanwege een toespraak bij de herbegrafenis van Imre Nagy in 1989. Nagy was in 1956 korte tijd premier van Hongarije, toen een revolutie van arbeiders en jongeren de stalinistische staat tijdelijk deed wankelen en arbeidersraden de maatschappij korte tijd grotendeels bestuurden. Een grootschalige Russische militaire aanval en bezetting sloeg die revolutie neer, Nagy werd opgepakt en na een schijnproces geëxecuteerd. Zijn herbegrafenis in 1989 liet zien dat de legitimatie voor het bewind dat via die Russische bezetting aan Hongarije werd opgelegd, snel afbrokkelde. Wat er van over was, werd via die herbegrafenis zo ongeveer ten grave gedragen.

Welnu, bij die gelegenheid hield Orban, toen student rechten, een toespraak waarin hij de Russische troepen opriep om te vertrekken en riep hij op tot democratie in Westers-liberale zin. Dat was, in die context, wel degelijk radicaal, en hij werd er prompt een democratische volksheld mee. De jaren erop was Fidesz een links-liberale oppositiebeweging, wiens aanvoerder Orban door een andere dissident aangeduid werd als “de ultieme anarcho-liberaal”. Fidesz kritiseerde de regering die na 1989 aantrad omdat ze … “pogingen ondernam om de in 1989 met politieke consensus tot stand gebrachte grondwet om te vormen tot een instrument dat de politieke meerderheid van de regering diende”, aldus Trouw waar ik de gegevens over Orban en Fidesz aan ontleen.

Trouw schetst vervolgens hoe Fidesz zich vanaf 1994 zich van liberaal tot conservatief ontwikkelde, hoe de partij al een keer eerder regeerde met steun van uiterst-rechts, en hoe ook toen mensen van de oppositie uit overheidsdienst werden gewerkt en dergelijke. Dat was tussen 1998 en 2002. Daarna kwam weer een regering van de tot ‘socialisten’ omgevormde opvolger van de communistische partij tot stand. Onder die regering werd een hard bezuinigingsbeleid doorgevoerd – en vanwege het ‘linksige’ profiel van die regering, vertaalde de grote volkswoede zich voor een groot deel in steun aan de inmiddels hard rechts geworden Orban, en aan de nog veel rechtsere Jobbik die in 2009 met 46 leden in het parlement verscheen.

De autoritaire mediawet past dus in een rechts-autoritaire ontwikkeling waar Fidesz van profiteert en zelf leiding aangeeft. De wet wordt ook al toegepast, en wierp al nare schaduwen vooruit: “Drie presentatoren van de Honmgaarse staatsomroep zijn op non-actief gesteld omdat zij 1 minuten stilte vroegen voor de nieuwe mediawet in het land. Ze waarschuwden dat de wet een einde maakt aan de persvrijheid in het land”, aldus de Volkskrant.  Intussen wordt bekeken of rapper Ice-T wel vóór 21 uur ’s avonds uitgezonden hadden mogen worden, dit overigens nog op basis van een eerdere mediawet.  Andras Schiff, klassiek pianist van Hongaarse afkomst, wil niet meer naar Hongarije terug omdat hij met de dood is bedreigd nadat hij kritiek had op de mediawet en dergelijke. Hij ondertekende een open brief die zich keerde tegen het feit dat Hongarije juist nu EU-voorzitter werd.  Dat is de van hogerhand aangewakkerde sfeer. Intussen worden directeuren van musea en dergelijke her en der ontslagen omdat ze van de verkeerde partij zijn.

Verzet tegen die ontwikkeling is hard nodig. Daarom is het positief dat in Hongarije zelf fel protest tegen die wet plaatsvindt.  Op 15 februari vond een demonstratie plaats waaraan duizenden mensen deelnamen. Die was via internet-media georganiseerd, op een Facebook-oproep meldden 71.000 mensen zich aan. Het was de tweede demonstratie tegen de wet in korte tijd. Mensen werden onder meer toegesproken door Tibor Bakacs, die opriep voor hernieuwd protest op 27 januari. Bakacs is journalist en dissident in tijden van het ‘communistische’ bewind. Dat laatste is belangrijk om vast te stellen: steun voor Orban komt namelijk nogal eens van mensen die zeggen dat de media zo ongeveer in handen zijn van ene kliek van ex-communisten, en dat kritiek op de mediawet dus geen oprechte vrijheidsdrang uitdrukt, maar veeleer een wens om de macht van ex-communisten te verdedigen. Een artikel in die geest verscheen bijvoorbeeld in een artikel in De Volkskrant, onder meer geschreven door een hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad dat de huidige regering maar liefst een “zegen voor het Hongaarse volk” noemt.  Dat juist critici van de communisten van destijds zich tegen de mediawet uitspreken, geeft aan dat dit een verkeerde voorstelling van zaken is.

Kritiek op de mediawet, en vooral ook straatprotest tegen deze en soortgelijke repressieve maatregelen, zijn hoopgevend. Langs deze weg kan een kritisch, wérkelijk vrijheidslievend links geluid, weer groeien tegen de rechtse verdrukking in. Met de kritiek van Westerse politici ligt het echter complexer. Er zouden daar wel eens andere afwegingen mee kunnen spelen. De New York Times beschrijft bijvoorbeeld dat de regering-Orban uit de neoliberale pas loopt  . Orban wees bijvoorbeeld de IMF-aanpak af, weigert nieuwe geëiste bezuinigingsmaatregelen. Dan maar geen financiële hulp van die kant. “Bezuinigingsbeleid heeft tot niets geleid. Was dat wel zo, dan zaten we nu niet waar we zitten”, aldus Orban. Bepaald geen onzin, gezien de eerdere bezuinigingen, onder leiding van de ‘socialistische’ regering doorgevoerd. Mar het is geen progressief néé tegen bezuinigingen, veel eerder het soort rechts-autoritaire gedeeltelijke breuk met neoliberalisme die we kennen van Geert Wilders. Maar het is wel een dwarsheid die hem niet populair maakt bij Westerse g regeringen. De zorg in die kringen over Hongarije is dus niet louter ingegeven door principes over persvrijheid, zo mogen we aannemen.

 

Voor linkse mensen is dat echter geen enkele reden om hier halfslachtig te zijn. Die mediawet is een onding, de protesten in Hongarije verdienen onze sympathie en solidariteit. Tegelijk valt het te hopen dat die protesten verder gaan dan puur liberale argumenten, en dat de strijd voor mediavrijheid niet in handen is door krachten die deze strijd verbinden aan een strijd voor weer meer markt, meer ondernemersvrijheid en dus nog minder sociale rechten voor de meeste Hongaren. Want zolang de strijd voor democratische vrijheid in handen is van neoliberalen, kan Orban des te makkelijker de terechte anti-neoliberale houding van veel Hongaren verbinden met rechtse opvattingen, en daardoor zijn aanvallen op de vrijheid van onverdiende geloofwaardigheid helpen voorzien. Vrijheid en sociale rechtvaardigheid horen niet tegenover elkaar te staan, zoals nu in Hongarije in flinke mate gebeurt. Vrijheid en sociale rechtvaardigheid horen bij elkaar.


Zeitgeist en de tijdgeest

28 juni, 2010

De huidige tijd wordt getypeerd door enerzijds een vrij breed gevoel van maatschappelijke crisis, anderzijds een groot gebrek aan wijd verspreide heldere ideëen tot radicale progressieve veranderingen. Het idee dat het kapitalisme onderhevig is aan verval, maar dat het socialisme op één of andere manier – als verkiezingsalternatief, als blok van zich socialistisch noemende staten, als stroming binnen de arbeidersbeweging, of als een combinatie van deze elementen – zich klaarmaakt om het kapitalisme te vervangen, is nog maar slechts bij beperkte groepen levend. De teloorgang van het stalinistische – feitelijk staatskapitalistische, maar als socialistisch geopresenteerde – blok, de wereldwijde verschuiving van het kapitalisme in keihard neoliberale richting, de steeds verdergaande aanpassing van sociaal-democraten aan ditn kapitalisme, het zijn tekenen dat er naast een crisis van het systeem ook sprake is van een diepe crisis van de oppositie tegen dit systeem.

Tegen die achtergrond is de opkomst van allerlei andere vormen van radicalisme en van alternatieve soorten politiek, maar ook van allerlei vaak van irrationaliteit doortrokken ideeën, niet vreemd. We zien een herleving van religieus geformuleerde oppositie, radicaal van toon, maar vaak zeer autoritair van inhoud: fundamentalisme. We zien een grote interesse, voor mystiek, vaak in verwaterde, commercieel op maat gesneden vorm: het New Age-gebeuren. We zien grote aandacht voor het, heel vaak al evenzeer tot koopwaar vervormde, paranormale denken (ik hoorde laatst dat je consults van een medium kunt krijgen via de commerciële omroep, door te bellen, tegen 80 cent per minuut of zo).

Daar valt allemaal over te schamperen, maar dat zulke dingen zoveel belangstelling trekken duidt wel op het zoeken naar ‘iets’ dat ánders is dan de gangbare maatschappij. Er is behoefte aan radicalisme, een aangezien die behoefte niet gevuld wordt met authentiek revolutionair inzicht en verzet, krijgen dit soort verschijnselen – deels halfslachtige, verkeerd gerichte en oppervakkige vormen van kritiek, deels gewoon oplichterij – extra ruimte. In dit plaatje past ook de grote aandacht voor complottheoriëen, of het nu gaat om de aanslagen van 11 september 2001 of om het idee dat achter elk maatswchappelijk ontbindingsverschijnsel wel een Islamitisch gevaar schuil gaat.

Tegelijk zien we juist in dit klimaat van verwarring, van ideeënchaos, soms merkwaardige pogingen om het revolutionaire wiel opnieuw uit te vinden. Het is alsof de grote revolutionaire stromingen die in het voetspoor van Marx en Bakoenin opkwamen, zozeer verzwakt zijn, dat er ruimte is voor een heropleving van een verschijnsel van vóór hun tijd: het utopische socialisme, van buitengewoon boeiende plannenmakers als Robert Owen en Charles Fourier. Hun kerngedachte: als iedereen nu óns briljante concept van een nieuwe maatschappij zou navolgen, dan komt het wel in orde. Klant-en-klaar-recepten, ingenieus vaak, maar tegelijk tamelijk kansloos omdat ze vooral leunden op het verbreiden van inzichten en het lobbyen bij rijken en machtigen om hun plannen ingevoerd te krijgen. Een relatie met strijd van de onderliggende klassen tegen de heersende orde was er niet of nauwelijks. Toch erkende iemand als Marx dit utopisme als wel degelijk waardevol als aanloop van radicale bewustwording. Met de opkomst van de revolutionaire arbeidersbeweging werd het utopische socialisme volgens hem echter achterhaald; de vruchtbare elementen ervan werden door delen van die revolutionaire beweging geabsorbeerd, het vertrouwen in een kant en klaar model, in te voeren door filantropen, bleef als verder nutteloos attrribuut achter.

Nu echter, nu die revolutionaire beweging zio zwak is en de noodzaak ervan zo sterk, zien we op vreemde plekken utopische constructies weer opduiken. Een voorbeeld zien we in een handvol films die de maatschappij beogen te analyseren, en in een bijbehordende beweging en project. De films heten Zeitgeist en Zeitgeist: addendum; de beweging heet, weinig verrassend, de Zeitgeist movement, het project heet Venus Project. De films zijn gemaakt door een zekere Peter Joseph. Dat Venus Project bestaat met name om de opvattingen van industrieel ontwerpere en futuristisch denker Jacque Fresco voor het voetlicht te brengen. De Zeitgeist Movement is een soort axctivistische vertakking van dat project.

De eerste film, uit 2007, heb ik nog niet gezien, maar als ik de beschrijving ervan lees, zit die toch wel tamelijk vol met samenzweringstheorie, met name rond het in dit soort kringen klaabrlijkelijk onvermijdelijke 9/11-gebeuren. Ook zou er proces onderweg zijn naar een One World Government, en naar de vervanging van afzonderlijke Noordamerikaanse munteenheden door een gezamenlijke munt, de Amero. Het internationale bankwezen wordt aangewezen als bron van, wellicht niet alle maar toch wel van veel kwaad. Problematische verhandelingen, kortom.

De tweede film, Zeitgeist: Addendum, heb ik afgelopen nacht met aandacht zitten bekijken en beluisteren op mijn PC-scherm, na een tip van een vriend. Ik wist toen nog niet de inhoud van de eerste film, maar ik had wel opgevangen dat het Zeitgeist-fenomeen een lichte tik uit samenzweringsland had meegekregen, en dat stemde me wel enigszins sceptisch. Met dat in mijn achterhoofd viel de film me erg mee. Er is flink wat op aan te merken, maar er zaten heel zinnige inzichten in verwerkt over wat er mis is met de wereld, en hoe een alternatief er uit dient te zien. Ook werden er – niet zeer overtuigende – stappen geschetst  hoe we dat alternatief dichterbij konden brengen. Een kritisch radicalisme, naast stevige utopische elementen ook, kenmerken de film.

Laat ik de film eens doorkruisen. Eerst wordt ons uitgelegd hoe geld gemaakt wordt uit, ahum, feitelijk uit niets. Geld wordt gemaakt door de centrale bank, in ruil voor staatsschuldpapiweren die door de Amerikaanse staat aan die centrale bank worden geleverd. Papier in ruil voor papier. Dat geld kan dan als krediet worden doorgeleend, maar hoeft maar voor 10 procent gedekt te zijn. Bij dat doorlenen onstaat dusa feitelijk wéér geld uit niets. Zo gaat dat door. Geld is onverbrekelijk verbonden met schulden, en in feite is het één groot pyramidespel dat ons allemaal in de greep houdt. Mensen verrichten bijvoorbeeld ook loonarbeid omdat ze als het ware  door dat geld, die schulden, opgejaagd worden; het is een vorm van schuldslavernij.

Hoe langer ik naar dit deel luisterde, hoe meer ik dacht ja… maar I smell a rat somewhere. Loonarbeid was er al voor de moderne geldschepping, via centrale banken en zo, op gang kwam. Voorwaarde ervoor was niet puur monetair, maar maatschappelijk: het feit dat een kleine groep de grond en de bedrijven in handen had, zodat andere mensen – van het land verdreven boeren, tot bankroet gedreven ambachtslieden – hun arbeidskracht wel moesten verkopen om enigszins in hun bestaan te kunnen voorzien.

De film stelt geld centraal, en zet daarmee de financiële sector op een voetstuk. Die sector is echter alleen maar te vatten als een onderdeel van een stelsel van productieverhoudingen waarin een klasse van kapitalisten een arbeidersklasse tot loonarbeid dwingt en deze klasse uitbuit. Voor de documentaire is het kapitalisme – de monetaire economie, zoals het wordt aangeduid – een vorm van grootschalige oplichterij. Voor iemand als Marx was het kapitalisme een systeem van grootschalige uitbuiting. Dat is niet helemaal hetzelfde, en de analyse van Marx gaat naar een kern die door de film wordt gemist.

Voor het vervolg van de film is dat echter geen ramp. Uitkomst van het hele banken-verhaal is namelijk een inzicht dat wel klopt: de wereld draait om geld, om winst. Er volgt dan een lang interview met een zekere John Perkins, die een aantal gevallen langsloopt van wat er gebuert als een regering in één of ander land de belangen van winstmakers uit de VS weerstreeft. We kregen staatsgrepen in Iran  en Guatemala in de jaren vijftig van de vorige eeuw, een als vliegtuigongeluk vermomde moord – volgens de film althans – op een president van Ecuador in 1981, iets soortgelijks tegen president Torrijos van Panama, en de poging tot staatsgreep tegen Chavez in 2002 te zien. Ook de Irak-oorlog – en het voorspel ertoe waarin de VS eerst Saddam Hoessein op andere maniere in de pas te doen lopen – krijgt aandacht. Het is een van de sterkere stukken van de documentaire. Het hamert de boodschap erin: wie de belangen van wat de filmmaker de corporatocracy, de macht van de grote bedrijven, bedreigt, wordt door de  machthebbers van de VS desnoods met grof geweld aangepakt.

Verderop in de film komt dan Jacque Fresco zelf uitvoerig aan het woord. Hij zet uiteen hoe in een economie die om winsten en geld draait, egoisme, geweld, milieuverwoesting hoogtij vieren, hoe politici krachteloze functionarissen zijn die geen oplossingen brengen omdat oplossingen vanuit die macht van het geld geblokkeerd  zijn, religie vooral verdeeldheid brengt. De kritiek is hier en daar van een zeer aanzienlijk radicalisme, en klopt in de kern veelal ook. Waar winst alles domineert, ís voor menselijkheid en respect voor het milieu geen wezenlijke ruimte. Het maakt ook niet uitl, volgens de film. of er nu sprake is van fascistische, socialistische, communistische of liberaal-kapitalistische regeringsvormen. Achter ál deze vormen ging toch nog die monetaire economie schuil.

Zelf zou ik die monetaire economie trouwens liever gewoon aangeduid zien als: kapitalisme. dan wordt meteen ook zichtbaar dat die andere staatsvormen – ook als ze het etiket ‘socialisme’ of  ‘communisme’ dragen – varianten zijn van dat kapitalisme. dan wordt tevens ook duuidelijkl dat een wérkelijk socialisme of beter, communisme, een alternatief zou kunnen zijn, als we door de nep-variant heen weten te kijken. Maar goed. Het inzicht dat er, achter alle verschillen, wel degelijk één soort economische macht werkzaam is, is al waardevol.

Dan komt Fresco in de buurt van zijn alternatief. Zijn stelling: vraagstukken zijn met name technologische vraagstukken, gene financiële of politieke. Hij schetst hoe de energievoorziening, door middel van zonne-energie, windenergie en andere technieken, geheel schoon zou kunnen worden geregeld, Zij laat zien dat er voor heel veel van de problemen technologische oplossingen zijn. De reden dat het geld ons in de greep heeft is het feit dat er op allerlei puntern schaarste heerst. Maar die schaarte is, als we de technologie ruim baan geven, helemaal niet meer nodig. Dat maakt de monetaire economie, de op winst draaiende maatschappijvorm, niet alleen tot asociaal en destructief maar vooral ook tot achterhaald.

Het is tijd om deze economie te vervangen door wat Fresco aanduidt als een resource-based economy, een economie gebaseerd op hulpbronnen. In zo ’n maatschappij behoren die hulpbronnen aan de gemeenschap als geheel. De particuliere eigendom van die hulpbronnen is dus opgeheven. Concurrentie verliest haar zin, evenals oorlog, opgelegde wetgeving – heel veel valt technisch te regegelen – eliotes en sociale ongelijkheid en zelfs de staat als zodanig. Een harmonisch verenigde wereld waarin machines en apparaten vrijwel al het werk doen, maar de vrijkomende tijd netjes over iedereen wordt verdeeld, dat is wat Fresco ons voor ogen stelt.  Dat vond ik ondanks toon en vormgeving van de film die hier nogal wat zweverige, New Age-trekjes, vertoonde, een heel sterk onderdeel. 

Er is een woord voor zo’n maatschappij, maar dat woord vermijdt Fresco. Dat woord is communisme. De visie die geschetst wordt is immers een schets van de kern van het communisme, zoals zowel Marx als anarchisten zoals bijvoorbeeld Kropotkin die voor ogen hadden. Geen privé-bezit, geen dwingende hierarchie meer, geen staat, geen elite-macht, en een technologie die in dienst  van de mens en de werld stond in plaats van dat mens en wereld via technologie onderworpen zijn aan kapitaalsmacht, zoals nu. Over de tehcnologische middelen is defilm wat onkritisch: hoe al die slimme apparatuur aangestuurd gaat worden, hoe beslissingen over de bijbehorende structuren genomen zouden moeten worden, bleef erg onduidelijk. Ik kan me de tegenwerping voorstellen: krijgen de ingenieuwrs in deze maatschappij niet een soort van almacht toebedeeld? Maar als we breder kijken, en zien dat technologie een vorm is van menselijke inventiviteit en dcreativiteit, iets dat niet tot een beperkte groep van mensen beperkt hoeft te blijven maar ons allemaal op één of andere vorm eigen kan worden, zou dit bezwaar kunnen vervallen, al blijft het opletten geblazen.

Opvallend vond ik hoe, heel terloops, een redenering werd gevolgd die voor mensen die vertrouwd zijn met de analyses van Karl Marx heel herkenbaar is. De film betoogt: de monetaire economie, geworteld in schaarste,  begint steeds meer te botsen met de  technologische mogelijkheden om die schaarste op te heffen. Dat deed mij denken aan de redenering van Marx dat de groei van de productiekrachten – arbeidsproductiviteit en de daarop gebouwde technische en wetenschappelijke ontwikkeling – vroeg of laat botst met de productieverhoudingen. Als dat plaatsvindt “breekt het tijdvak van sociale revolutie aan”, zodat er nieuwe maatschapopelijke verhoudingen gevormd worden waarin de productiekrachten de ruimte krijgen en de hekle maatschappij ermee vooruitkomt. Het achterhaald-raken van de monetaire economie vanwege de technologische mogelijkheden, zoals Fresco dat aanduidt, lijkt me hiervan een variant, een nieuwe formulering. Of Fresco zich dit precedent van zijn gedachtengang bewust is, weet ik niet.

Hoe moet dan de omvorming naar die resource-based economy plaatsvinden, volgens de film? Hier viel de film in overtuigingskracht sterk terug, want de adviezen deden totaal geen recht aan wat werkelijk nodig is. Zes adviezen kregen we: banken die de Centrale bank ondersteunen boycotten – alsof het groot maken van ándere banken de macht van banken als zodanig ondermijnt -,  de gangbare media boycotten; niet meewerken aan het militaire apparaat, niet in het leger gaan en dergelijke; je zoveel mogelijk loskoppelen van de grote energiebedrijven; de gevestigde politieke structuur geheel en al verwerpen; en het zesde advies: “sluit je bij de beweging aan” – de Zeitgeist Movement wel te verstaan, warvan de de website te zien kregen.  Ik weet het natuurlijk niet absoluut zeker, maar ik heb toch sterk het gevoel dat voor het opdoeken van het kapitalisme – want dát is wel degelijk de inzet – iets meer nodig is dan het verwisselen van bank, het regelen van eigen energievoorziening en een zo klein mogelijke auto, het wegzappen van CNN, het boytocotten van het leger en het politieke proces, en het je aanmelden op die Zeitgeist-website…

Ik ben trouwens wel even op die site wezen rondkijken, zoals ik ook via Wikipedia me enigszins in het Zeitgeist-gebeuren heb verdiept, mede om dit stuk te kunnen maken. Heel onsympathiek is het allemaal niet, maar het lijkt coh wel vooral te gaan om het verder promoten van de Zeitgeist-films als handvat voor bewustwording. De website van het Venus Project opende trouwens niet, dus daar kan ik verder weinig over zeggen. De Zeitgeist Movement zelf heeft trouwens afdelingen in tal van landen, 46 volgens Wikipedia. Op de site van Zeitgeist zelf staan ook ledentallen in verschillend landen, maatr hoe serieus we dat moeten nemen vraag ik me af. Zo lees ik dat er twee leden zijn in Birma, en 79 in Noord-Korea (wellicht een flink dele van het Centraal Comité van de partij aan de macht, want daarbuiten is vrij weinig politiek leven mogelijk). Nederland telt trouwens 4.797 leden volgens deze bron.

Hoe moeten we dit alles nu inschatten? Ik zie op de site geen echt verdachte zaken, gene tekenen dat die Zeitgeist-beweging eigenlijk op het geld van deelnemers uit is, of op politieke macht. Toch zijn er wel vreemde dingetjes. Het Venus Project bijvoorbeeld, bestaat uit een non-profit-tak, maar heeft ook een op winst gerichte tak. Het beschikt over een heel gebouwencomplex in Florida. Wie betaalt dat allemaal? En nog iets geks: in  2009 probeerde het Venus Project om het auteursrecht vastgelegd te krijgen op het begrip “Resource-based economy”! Het is alsof Marx patent aan had gevraagd op het woord ‘Dictatuur van het proletariaat’, of Kropotkin het begrip ‘wederkerige hulp’ auteursrechtelijk beschermd had willen zien. Bonafide maatschappijcritici doen zoiets niet, zeker niet als ze tegelijkertij zulke felle en zulke terechte kritiek op de monetaire economie, de winst-economie, de om geld  draaiende maatschappij, hebben.

Ik denk echter vooralsnog niet dat de bedoelingen van de mensen achter het project en achter de Zeitgeist-beweging heel kwaadaardig zijn. Het lijkt me eerder een combinatie van lichtelijk naieve weldoenerij van mensen die wel degelijk geld hebben, gecombineerd met inzichten die wel degelijk radicaal en diepgaand zijn, maar niet zeer consistent doordacht. Als serieuze revolutionairen hun theorie – anarchistisch of marxistisch of wat ook – prijs zouden geven en aanhangers van Fresco zouden worden, zou ik dat een terugval vinden, een verzwakking van hun revolutionaire kracht. Maar als mensen die voordien nog niet diepgaand kritisch over het kapitalisme waren, via Zeitgeist – de films, de beweging, andere aanpalende verschijnselen – radicale inzichten beginnen te ontwikkelen, is dat echter een stap vóóruit, naar mijn idee.

Revolutionairen dienen zo’n stap vooruit te verwelkomen, en tegelijk de discussie aan te gaan over zowel de kracht als ook de aanzienlijke tekortkomingen en problematische kanten die het hele fenomeen ook heeft. Achter Zeitgeist aanhollen als Het Antwoord op deze maatschappij is verkeerd; neerbuigend afwijzen van elke waardering die mensen ervoor hebben is echter contraproductief. De aandacht die hier en daar voor Zeitgeist bestaat opent interessante mogelijkheden tot nuttige discussie, en dat is mooi meegenomen.


Wilders, minaretten en de publieke omroep

5 december, 2009

Geert Wilders heeft een column geschreven over het referendum in Zwitserland. Hij complimenteert daarin de meerderheid die daarin vóór een verbod op minaretten heeft gestemd. Twee nuttige stukken trouwens, geschreven naar aanleiding van dat verbod: “Ach jee, ook gij Zwitserland” van Anja Meulenbelt; en “Minarettenverbod is je reinste racisme”, op de website van de Internationale Socialisten.

Hij is er vast van overtuigd dat ook in Nederland bij een soortgelijk referendum op soortgelijke wijze zou stemmen. Het illustreert volgens hem de kloof tussen “de bobo’s en de rest”, tussen “onze multiculti-elite”, de “zelf-islamiseerders”, de “multiculturalisten” die “in villawijken” leven enerzijds, en het “publiek” dat “snapt dat het importeren van honderdduiend analfabeten een dure grap is die onze samenleving ontwricht en onze vrijheden op de tocht zet.”  Een uithaal naar de islam als “veroveringsideologie” en als “de meest weerzinwekkende anti-vrouwen-ideologie die de wereld ooit gezien heeft” ontbreekt niet. Wilders concludeert op triomfantelijke toon: “Deze elite weet het nu  meer dan ooit: het publiek is tegen het multiculturalisme. Als het volk de gelegenheid krijgt in een vorm van directe democratie dan zal het zich uitspreken tegen de massa-immigratie.”

Waarom aandacht besteden aan deze zoveelste hatelijke tirade, deze zoveelste islamofobe racistische uitbarsting? Daar zijn enkele redenen voor. Hardnekkig er tegenin blijven gaan, het racisme ervan blootleggen, blijft nodig. Niet omdat Wilders en zijn fans dan snel overtuigd zullen raken van hun dwaalwegen. Wel omdat het mensen die zich over de opkomst van Wilders’ PVV zorgen maken, misschien tot steun is. We kunnen maar beter een principieel en helder tegengeluid blijven geven, en het blootleggen van de kwalijke aard van Wilders uitspraken helpt daar hopelijk bij. De tweede reden is de plek van waaruit Wilders dit betoog kan afsteken: op een website van Een Vandaag, een programma van de publieke omroep nota bene.

Eerst het racisme van de column zelf. Niet voor het eerst gooit hij de hele aanhang van de Islam, moslims als ondanig, op één grote hoop en plakt hij er de gangbare negatieve etiketten op: vrouwvijandigheid, analfabetisme, veroveringsideologie. Hij bestempelt als zodanig een hele bevolkingsgroep als een bedreiging, en de komst van mensen uit deze groep als financiële last. Zo brengt hij afkeer en haat tot uitdrukking, en wakkert die ook nog eens aan. Dat onder moslims, net als onder christenen, joden, boeddhisten, hindoes, atheïsten en anderen, de meest uiteenlopende houdingen leven, ontbreekt in zijn betoog geheel. Is het echt nog nodig om duidelijk te maken dat het verkeerd en discriminerend is om moslims op dee mnier van niet moslims- te onderscheiden en als gevaar neer te zetten? Helaas wel.

Opvallend is ook de verdwijntruuk die Wilders uithaalt. Er is de  “multiculti-elite”. Er is “het volk”. De eerste is soft over de islam, de tweede niet, aldus Wilders. Maar waar zijn de moslims zélf? Maken die soms deel van de “elite” in die “villawijken”?! Of wonen die tussen de rest van het “volk”, in veelal nog armere wijken en minstens zulke beroerde huizen als de niet-moslims? Wat Wilders hier doet is: de ettelijke honderdduizenden mensen van Marokkaanse, Turkse, Somalische en andere herkomst die hier wonen, leven, werken, laten verdwijnen uit zijn constructie – ‘het volk’- om ze enkel en nog te laten terugkeren als collectieve demoon, als bedreiging. Deze truuk van verdwijning, metamorfose en dreigende terugkeer die Wilders nu op molsims toepast, is eerder vertoond, met een andere bevolkingsgroep – en de gemobiliseerde en georganiseerde haat tegen tegen die andere bevolkingsgroep heeft miljoenen mensen het  leven gekost.

Wilders doet ook alsof tegenstanders van zijn islamofobe racisme enkel verwende mensen uit de bovenlaag zijn, in de villawijken dus. Dit is een grove miskenning van al die niet-moslims die samen met moslims bij de bushalte staan,  naar dezelfde kantoren en fabrieken gaan, soortgelijk zwaar en vervelend werk moeten doen, lid zijn van dezelfde vakbond, op dezelfde Coolsingel staan te demonstreren tegen de hogere AOW-leeftijd – mensen voor wie multiculturaliteit geen obsessie is, niet iets om bang voor te zijn, maar gewoon dagelijkse realiteit. Die mensen hebben wel wat beters te doen dan een verbod op minaretten te eisen – een verbod waar je je dure ziektenkostenpremie niet van kan betalen, en dat je ook niet vrijwaart van ontslag. Weerstand tegen het racisme van Wilders komt van juist veelal doodgewone mensen, van mensen van verschillende achtergronden, migranten van moslim-achtergrond en anderen samen. Dat was bijvoorbeeld  zo voelbaar in de fakkeltocht tegen Wilders en zijn PVV op 2 november in Arnhem.

Maar de inhoud van de column van Wilders  is niet het enige verwerpelijke waar ik het over wil hebben. Er is iets anders.: wat doet dee column op de website van Een Vandaag? Dat programma wordt gemaakt door de publieke omroep, dus deels uit openbare middellen,  uit belastinggeld dus. Ook moslims betalen belasting. Zij betalen dus nu mee aan dee column. Anders geegd: zij subsidieëren een grove aanval om hun eigen gemeenschappen, op moslims als bevolkingsgroep en op de islam. Ik geloof niet dat belastinggeld van mensen gebruikt mag worden om diezelfde mensen te beschimpen, te beledigen en te bedreigen.

En ook niet-moslims, wiens belastinggeld gebruikt wordt om Wilders zijn hatelijkheden te laten uitstrooien, hebben het volste recht om hiertegen bewaar te maken: ik wil niet dat mijn geld gebruikt wordt voor discriminatie, en dat is wat hier gebeurt. Programma’s als EenVandaag horen Wilders deze ruimte niet te bieden.


Volkskrant vertekent Kosovo-oorlog

23 september, 2009

Wat doen gevestigde kranten hun werk vaak toch ongelofelijk slecht – voorzover nieuws brengen en uitleggen tenminste wel hun werk is. Hebben ze er geen journalisten in dienst? Hebben die journalisten geen tijd om echt hun werk te doen? Of wordt het resultaat van serieus journalistiek werk door domme redacteuren geschrapt? Dat soort gedachten bekroop me weer eens bij lezing van een kort Volkskrantbericht.

Het ging over het arresteren van vier van oorlogsmisdaden verdachte Serviërs in Kosovo. De aanhoudingen werden gedaan door “politieagenten van de Europese Unie”,  en ook “vredestroepen van de NAVO en de Kosovaarese politie” hielp een handje. Huh?! Wat doen die NAVO-troepen daar, en hoezo zitten er politiemensen van de EU in Kosovo? Is het een door de EU en de NAVO bezet land of zo? Is het niet gewoon een taak voor de politie van Kosovo zelf? Dat land is toch sinds 2008 onafhankelijk?

Wacht, verderop krijgen we iets meer informatie. De oorlogsmisdaden  waarvan het gearresteerde viertal wordt verdacht zijn begaan in, je raadt het al, een oorlog. Dat zat, aldus de Volkskrant, als volgt. “De oorlog brak uit toen Albanese separatisten zich wilden afscheiden  van Servië. Het Servische leger trad op bloedige wije op tegen de separatisten. In totaal vonden zo’n tienduizend mensen de dood.”

Verhelderend, nietwaar? Maar vooral vertekenend. Albanese separatisten drongen al veel langer aan op afscheiding van Servië, waarbinnen Kosovo een autonome provincie vormde, zo vertelt Stephen Zunes in een leerzaam stuk over het Kosovo-conflict.  Al in 1990 leidde dit tot een breed gedragen onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo. En al in 1981 was er een opstand waarin Albanezen eisten dat Kosovo een gelijkwaardige deelrepubliek binnen Joegoslavië werd, náást Servië en niet meer als deel ervan. Die eis leidde vanaf 1987 opnieuw tot grote protesten, toen Servië steeds meer druk uitoefende om de autonomie van de provincie uit te hollen en uiteindelijk af te schaffen. Gangmaker van die druk was de Servische partijbaas Milosevic, die carrière maakte door te hameren op de Albanese ‘dreiging’. Een aanhoudende campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid van de Kosovaarse Albanezen tegen de Servische onderdrukking volgde.

Toen de één na de andere Joegoslavische deelrepubliek met krachtige en vaak bloedige Westerse assistentie losgemaakt was van Servië, veranderde Joegoslavië steeds meer in Servië plus wat aanhangsels. In 1998 begon een groep Albanese separatisten, het UCK,  inderdaad de wapens op te nemen, en inderdaad reageerde het Joegoslavische leger met grof geweld. Zo gaat dat bij guerrillabestrijding.

Ga maar kijken in Afghanistan, waar de NAVO de rol speelt van het Joegoslavische leger, tegen de Taliban die een positie inneemt die vergelijkbaar is met het UCK in Kosovo. Verschil is dat het Joegoslavische leger haar moordpartijen als het ware ambachtelijk, met de hand, uitvoerde. De NAVO heeft voor zoiets straaljagers en onbemande satelietten die hun werk van 10 kilometer hoogte doen. Veel beschaafder, veel dapperder ook.

De oorlog begon dus niet toen separatisten strijd begonnen te voeren voor afscheiding. De oorlog begon toen een deel van die separatisten daravoor daadwerkelijk de wapens opnam, in een strijd die zich niet alleen richtte tegen het Joegoslavische gezag, maar ook tegen Servische burgers (iets dat in de verontwaardiging over Servisch geweld tegen Albanese Kosovaren nogal eens werd genegeerd). Al snel was duidelijk dat het UCK daarmee een situatie wilden creeëren waarin de Joegoslavisch/ Servische autoriteiten met hun brute optreden in de problemen zouden raken.

Dat brute optreden kwam, de wereld werd getracteerd op vreselijke beelden van vluchtende Kosovaren, hetgeen een voorspelbare roep om ingrijpen in Westerse hoofdsteden op gang bracht. We kregen demagogische vergelijkingen tussen treinen met Albanese vluchtelingen en treinen met Joodse gedeporteerden. Dat in het eerste geval de eindbestemming een vluchtelingenkamp met kans op hulp was, en in het tweede geval een gaskamer en de dood, was een verschil dat om één of andere reden aan de aandacht ontsnapte.

De repressie – waarop het UCK met haar tactiek had aangestuurd – leidde vervolgens tot een NAVO-ultimatum aan Joegoslavië, dat het ultimatum verwierp. Logisch ook: het akkoord van Rambouillet, zoals het ultimatum bekend stond, eiste niet alleen een staakt-het-vuren, niet alleen het toelaten van Westerse troepen in Kosovo, maar het recht van NAVO-troepen om zich vrij te bewegen in héél Joegoslavië (of wat daar van over was). Het was een deal die bedoeld was om verworpen te worden, zodat de NAVO  een voorwendsel had om oorlog tegen Joegoslavië te voeren.

Bijna drie maanden lang gooiden NAVO-vliegtuigen bommen op Kosovo en Servië (de dominante deelrepubliek van Joegoslavië). Militaire doelwitten, maar ook ‘militaire’ doelwitten zoals vluchtelingenkonvooien, bruggen, een autofabriek en een omroepgebouw werden gebombardeerd. Van de 10.000 doden waar het Volkskrant-stukje over spreekt, zijn er 2000 het gevolg van NAVO-bommen, aldus het Global Balkans Netwerk in een artikel naar aanleiding van de tienjarige verjaardag van deze oorlog. Ook daarover geen woord in hier de Volkskrant.

Intussen voerden Servische militairen en militieleden de onderdrukking en etnische zuivering van Albanezen verder op: het geweld tegen Albanezen bereikte ná het begin van de NAVO-luchtaanvallen een hoogtepunt. Het was op die NAVO-aanvallen voor een flink deel een reactie, een wraakoefening ook op een bevolkingsgroep die door Servische nationalisten  verantwoordelijk werd gehouden voor die luchtaanvallen. Noam Chomsky heeft er  op gewezen dat het opvoeren van Servisch geweld na het begin van de NAVO-luchtaanvallen volgens toenmalig NAVO-bevelhebber Wesley Clark “helemaal voorspelbaar” was. De NAVO wíst dus dat haar acties de ramp voor de de burgerbeviolking van Kosovo wel eens zouden kunnen verergeren. De NAVO-aanval betekende daarom een catastrofe, niet alleen voor Serviërs maar ook voor heel veel Kosovaarse Albanezen, zogenaamd degenen die met die oorlog gered moesten worden. Wederom geeft Stephen Zunes nuttige inzichten, in een artikel dat tien jaar na de oorlog terugblikt.

Uiteindelijk kwam er een wapenstilstand, zónder dat de NAVO het recht kreeg in heel Joegoslavië haar troepen te bewegen, dus zonder die eis van Rambouillet ingewilligd werd die Joegoslavië tot weigering van het ultimatum dreef, waarmee de oorlog zogenaamd onontkoombaar werd. Wel kwamen er nu NAVO-troepen en EU-functionarissen naar Kosovo. Dáár ligt dus de reden van hun aanwezigheid, een reden die het Volkskrant-stuk wel even had mogen aanstippen.  

Joegoslavië was feitelijk de macht over die provincie kwijt, het werd een soort Westerse kolonie. Na lang touwtrekken werd die kolonie vorig jaar formeel een onafhankelijke staat. Maar NAVO-troepen en EU-politiemensen zijn, zo blijkt uit het Volkskrantbericht, gewoon gebleven en doen hun ding. De onafhankelijkheid van nu is bijna net zo’n wassen neus als de autonomie van de provincie Kosovo in het oude Joegoslavië.

Terug naar het Volkskrantstukje dat voor dit verhaal de aanleiding was. Nee, ik verwacht niet dat in een kort nieuwsbericht een lange verhandeling over deze oorlog staat. Maar het is wel heel, heel kwalijk om die oorlog in enkele zinnen ‘uit te leggen’, en daarbij geheel en al te verzwijgen dat de NAVO, ook NAVO-lid Nederland trouwens, in die oorlog een nogal enthousiaste en nogal criminele partij was. Ik vind het Volkskrant-berichtje journalistiek een aanfluiting en politiek een schande.

(bijgeschaafd 23-09, 22.39)


Links en de macht van de media

9 mei, 2009

Veel linkse mensen zoeken de reden dat de wereld niet sneller ten goede veranderd wordt in de macht van de media, en in de manipuleerbaarheid van mensen door die media. Mensen worden dom gehouden dan wel rechts gehersenspoeld door Fox News en de Telegraaf. Demonstraties van links komen niet in het nieuws, of anders krijgen we alleen beelden van rellen en geweld waarmee demonstranten in een kwaad daglicht gesteld worden. Serieuze linkse analyses krijgen nauwelijks ruimte, maken nauwelijks deel van het publieke debat, en de gevestigde machten houden vrijwel vrij spel.

Uit deze inschatting van een vrijwel almachtige media en een vrijwel volledig plooibare bevolking worden door verschillende mensen verschillende conclusies getrokken. Er zijn mensen die zeggen: we zijn onderweg naar totale controle van bovenaf, media zijn daar een centraal onderdeel van, verzet is feitelijk zinloos. Met hen heb ik hier even geen discussie: als ik dat zou geloven zou ik dit blog niet maken.

Er zijn echter ook andere antwoorden. Als de gevestigde media volledig een vijandelijk bolwerk zijn, dan hebben we kennelijk eigen, kritische en alternatieve media nodig. Over hoe we daar komen bestaan dan weer verschillende opvattingen. Moeten we het zoeken in echte alternatieve, vaak informele, nieuwskanalen, websites als Indymedia voor eigen nieuwsvoorziening, weblogs, linkse kranten en magazines? Of moeten we doen wat rechts zo succesvol deed: fondsen werven, denktanks financieren, tegenover Fox News een progressief TV-station, tegenover de Telegraaf een linkse krant? Moeten we gewoon tegenover rechts geld links geld in stelling brengen? Vooral in de Verenigde Staten leeft dit laatste idee. Een website als Consortium News – overigens een interessante kritische bron van analyses – propageert dit idee al jaren. Erg van de grond komt het echter niet – en heeft dat misschien een reden?

Voor we over de diverse strategieën rond media en maatschappijverandering veel zinnigs kunnen stellen, moeten we twee vragen wat nader onder ogen zien. Wie bepalen wat er in de media gebeurt? Wie hebben daar de macht, en hoe onaantastbaar is deze? Dat is vraag één. Vraag twee is een andere, eentje die veel te weinig wordt gesteld: wat bepaalt de ontvankelijkheid van kijkers, luisteraars, lezers – van degenen dus die binnenkrijgen wat de media verspreiden? Zelfs als het waar zou zijn dat media gewoon spreekbuizen zijn van de gevestigde orde – betekent dit dan per sé dat mensen alles wat ze toegediend krijgen uit die bron, klakkeloos slikken?

Hoe vormen mensen hun ideeën eigenlijk? Laat ik een putten uit de Marxistische traditie, dat kan zelden kwaad en is doorgaans heilzaam. In 1845 formuleerde hij het aldus: “De ideeën van de heersende klasse zijn in elk tijdperk de heersende ideeën, dat wil zeggen dat die klasse die de heersende materiële macht in de maatschappij vormt, tegelijk haar heersende macht vormt. De klasse die over demiddelen tot materiële productie beschikt, beschikt daarme tegelijk over de middelen tot geestelijke productie, zodat in het algemeen gesproken ook degenen die niet in het bezit zijn van de middelen tot geestelijke productie, aan haar onderwerpen zijn.”  Tot zover eventjes. Er komt nog meer.

Maar eerst even een vertaling: degenen die de baas zijn in de productie van spullen, zijn ook de baas in de vervaardiging van ideeën. De grootgrondbezitters in de Middeleeuwen bijvoorbeeld beschikten over de landgoederen waar boeren moesten werken. Die boeren moesten een flink dele van hun product, of van hun werktijd, aan die bezitters afstaan. Diezelfde klasse van grondbezitters beschikte echter ook over kloosters en kerken: wat daar gezegd werd weerspiegelde daarmee de ideeën van die grootgrondbezitters.

Dat hun macht hier bevestigd werd, dat er een filososie werd uitgedragen waarin hoog en laag ieder een onvermijdelijke plek heeft, en waarin laag dus gehoorzaamheid verschuldigd was aan hoog – het past hierbij. Dat de arme boeren – die zelf geen kloosters en kerken bezaten om hun eigen ideeënwereld te vormen – zich in grote lijnen voegden bij de opvattingen van hun feodale heersers past eveneens. Vervang ‘grootgrondbezitters’ door ‘ondernemers’; vervang ‘boeren’ door ‘arbeiders’, vervang ‘landgoederen’ door ‘fabrieken’, en ‘kloosters en kerken’ door ‘kranten, radio- en TV-stations’ – en je hebt de huidige realiteit in beeld. De ideeën van de kapitalistische klassezijn de heersende opvattingen in de hele kapitalistische maatschappij, niet alleen onder de kapitalisten zelf.

Maar dit proces waarin ook de onderworpen klassen de ideeën van hun heersers aanhangen is niet simpelweg een product van hersenspoeling van hogerhand. Dat komen we op het spoor als we iets verder lezen bij Marx. “De heersende ideeën zijn niets anders dan de ideële uitdrukking van de heersende materiële verhoudingen, de heersende materiéle verhoudingen uitgedrukt als ideeën, van de verhoudingen dus die deze ene klasse nu juist tot de heersende maken, m.a.w. de ideeén van hara heerschappij.” De dominante opvattingen zijn dus geen eenvoudig product vande kapitalistenklasse dat via de media enkel wordt doorgegeven. De dominante opvattingen geven uidrukking aan de dominante verhoudingen in de maatschappij – de verhoudingen die de kapitalisten baas doet zijn, en de meerderheid tot een arbeidersbestaan veroordelen. Het is de maatschappelijke realiteit zélf die de voedingsbodem vormt voor de brede aanvaarding van die realiteit.

Ietsje concreter. Mensen moeten naar hun werk, om loon of salaris binnen te krijgen om te kunnen leven. Loonarbeid, en de zeggenschap van bazen, is een maatschappelijk alomtegenwoordig feit. Mensen moeten de politie gehoorzamen als ze geen boete willen krijgen, en tijdig hun belastingen betalen als ze gedonder willen vermijden. De staatsmacht is een maatschappelijk alomtegenwoordig feit. Mensen groeien op in gezinnen van pakweg een man, een vrouw, twee komma vier kinders, een kat en een hond en in íeder geval een TV. Het gezin is daarmee een alomtegenwoordig maatschappelijk feit, net als het bijbehorende rollenpatroon tussen man en vrouw, en de voorrang die heteroseksualiteit krijgt. Mensen zijn burger van één of ander land: dat staat in hun paspoort of vergelijkbaar document dat ze in steeds meer situaties nodig hebben. Nationaliteit is een maatschappelijk onvermijdelijk feit.

En het zijn al die maatschappelijk alomtegenwoordige feitelijkheden die basis vormen voor de bijbehorende ideeënwereld, waarin loonarbeid, ondergeschiktheid aan bazen, opgroeien in burgerlijke gezinnetjes, ondergeschiktheid aan de staat, deel uitmaken van één of andere natie gezien wordt als logisch, gangbaar, onvermijdelijk. Van daaruit is het geen grote stap meer om die dingen als iets goeds en noodzakelijks neer te zetten. Mensen zien immers dat het overal zo werkt? De hele maatschappelijke orde ziet er in het dagelijks leven vaak net zo onaantastbaar uit als het wer, de wisseling der seizoenen, of de levenscyclus van geboorte tot de dood zelf. Het is zoals het is, nietwaar? De heersende ideeën drukken dat uit, versterken dat gevoel, geven het een extra legitimatie. Maar het is de kapitalistische maatschappij zelf die deze ideeën zo geloofwaardig maakt.

Daarmee is de almacht van de media al bij voorbaat stevig gerelativeerd. Immers, wat de Volkskrant ook schrijft en het NOS-Journaal ook zegt, je moet toch morgen weer naar je werk, vanuit je gezin, als brave gezagsgetrouwe staatsburger met je paspoort netjes op orde. Hiermee is vrij duidelijk verklaard waarom mensen in grote lijnen geneigd zijn de ideeën van bovenaf, de ideeën waarin het kapitalisme als iets goeds of althans iets logisch verschijnt, te accepteren, en heel veel van de consequenties van dat kapitalisme te slikken. De gevestigde media helpen bij dat proces. Maar ze vormen van dat proces niet de kern.

Bij de verandering van de maatschappij vormen die media dan ook niet het centrale slagveld. Als de bestaande maatschappelijke verhoudingen de kern zijn waarom mensen denken zoals ze denken, dan is verandering van die maatschappelijke werkelijkheid zélf het centrale doel. En hier zien we een leuke tegenstrrijdigheid in de maatschappij zelf, een tegenstrijdigheid die wereldverbeteraars zeer in de kaart speelt als we er gebruik van weten te maken.

Ik schreef hierboven hoe de aanaantastbare kapitalistische werkelijkheid de aanvaarding van de kapitalistische ideeënweeld in de hand werkte. Maar de kapitalistische werkelijkheid is niet altijd even onaantastbaar. En, hoe alomtegenwoordig ook, ze is tevens ondraaglijk, al is dat niet altijd even merkbaar. Mensen slikken  de noodzaak van loonarbeid, van politie- en staatsmacht, van benepen gezinsstructuren en wat je maar wilt – maar dat wil niet zeggen dat mensen het altijd léúk vinden. Onder de aanvaarding van het bestaande ligt permanent ook een flink stuk onvrede. mensen berusten, maar mensen zijn niet tevreden.

En het kapitalisme zit zo in elkaar dat het die onvrede steeds aanwakkert en verder provoceert. In de jacht op meer winst forceren ondernemers en hun regeringen keer op keer loondalingen, bezuingingsmaatregelen, grootschalige ontslagen. Soms neemt dat de acute vorm aan van diepe economische crisis, zoals nu. Maar de trend is er altijd. En dat betekent dat arbeiders en anderen aan de onderkant zich steeds weer genoodzaakt voelen om zich te verweren, en om dat gezamenlijk te doen. demonstraties, stakingen, rellen, noem maar op: dat krijg je in een maatschappij waarin hogerhand de rest van de mensen, de meerderheid, als middel gebruikt om zelf rijker te worden.

En als zulk verzet loskomt, dan ziet de kapitalistische werkelijkheid er opeens een stuk minder onaantastbaar uit. De arbeiders in Frankrijk die afgelopen maanden hun manager een tijdlang opsloten – ‘bossnapping’, heet het nu al – om hun bazen te bewegen tot concessies… deze arbeiders vonden de macht van het management al een stuk minder alomtegenwoordig en onvermijdelijk, nu ze die macht in ieder geval tijdelijk opzij zetten  om gehóórd te worden.  De tienduizenden woedende scholieren die in december 2008 in Griekenland handenvol politiebureaus belegerden uit woedeover de dood door politiekogels van een 15 jarige jongen vonden in hun praktijk de politie en de staatsmacht opeens een stuk minder onvermijdelijk: ze waren met een welhaast blijmoedige boosheid die staatsmacht opgewekt aan het slópen.

Tegenover de heersende kapitalistische macht is keer op keer de tegenmacht van arbeiders en andere onderworpenen in verzet voelbaar. Tegen de heersende ideeën van de kapitalistische macht staan dan ook de ideeën van de krachten die zich tegen die macht verzetten, dee ideeën van verzet, gelijkwaardigheid en solidariteit, de ideeën van links. Links heeft een onuitputtelijke krachtbron in dat onuitputtelijke reservoir van verzet en protest. Dat dient dan ook ons uitgangspunt te zijn in hoe we tegen de macht van de media aankijken. Daarover meer in een volgend artikel. Wanneer dat verschijnt? Dat blijft nog even geheim, ook voor mijzelf…