Minaretverbod Zwitserland: schande

30 november, 2009

Islamofoob racisme, haat en angst hebben in Zwitserland voor een gevaarlijk resultaat gezorgd: 57 procent van de deelnemers aan een referendum hebben tegen de bouw van nieuwe minaretten gestemd. De opkomst was rond 54 procent.

Deze uitslag is een aanslag op de godsdienstvrijheid, op de rechten van de naar schatting 350.000 moslims in Zwitserland (totaal inwonertal: 7,5 miljoen).  Minaretten hogeren bij moskeeën zoals torens bij een kerk.  De claim van de rechtse SVP dat minaretten “geen noodzakelijk onderdeel van de moskee (zijn), maar symbool (staan) voor het opeisen van politieke macht” snijdt geen hout en is gewoon bangmakerij. Of een moslimgemeenschap wel of niet een minaret bij hun moskee willen, is aan hen en aan niemand anders, en vorzover er toepasselijke bouwvoorschriften een rol spelen,horen die voor elke geloolfs- of denkrichting hetzelfde toegepast te worden. Geen minaret? Dan ook geen kerktoren.

Gangmaker van de campagne was de fascistoïde (mensen kunnen echt beter eens ophouden met het verhullende ‘rechts-populistische’) SVP. Die had haar boodschap met posters kracht bijgezet, sommigen zo grof dat ze met een verbod werden getroffen. Ook meldt de NRC, waar ik het bovenstaande aan ontleen, dat er in de campagnetijd vandalisme tegen moskeeën plaatsvond. Overigens hebben slechts vier van alle moskeeën in Zwitserland een minaret.

Gelukkig was er meteen reactie van tegenstanders van het verbod. Oppositiepartijen overwegen of ze naar het Europese Hof voor de Rechten van de mens zullen stappen. Gelukkig waren er meteen ook al mensen die zelf iets wilden laten horen, en niet op een lange juridische procedure willen wachten. Op de avond zelf kwamen mensen de straat op in Bern, eerst enkelingen, uiteindelijk toch vijftig, zestig mensen – onder het toeiend oog van oproerpolitie. Aljazeera beschrijft het en heeft een foto.

Intussen komen ook van elders kritiek, maar eer bemoedigind klinkt die nog niet. Zo is er de minister van buitenlandse zaken van EU-voorzitter Zweden, Carl Bildt. Die noemt het verbod een uiting van “vooringenomenheid en misschien zelfs angst,  maar het is duidelijk dat het een negatief signaal is.” Dat is het ook.

Maar hij vindt het ook raar dat kieers via een referendum hier over stemmen. “In Zweden en andere landen besluiten stads over dit soort zaken.” En stadsplanners kunnen geen vrijheidsbeperkende, godsdienstige rechten bedreigende, islamofobe besluiten nemen, mijnheer Bildt? Het domme volk kan racistisch zijn, maar de hooggeachte ambtenaren en bestuurders van een land niet?

Uit dit soort reacties blijkt de afkeer van politici, voor al te grof racisme (dat schept maar onrust, nietwaar), maar vooral ook voor enig soort van rechtstreekse invloed vanuit de bevolking. Een serieus antiracisme kan maar beter een heel andere insteek kiezen. Een serieus antiracismez bouwt juist binnen de bevolking aan solidariteit tussen bevolkingsgroepen, en mobiliseert zélf tegen racistische maatregelen, zoals nu het minaretverbod in Zwitserland. Onze kracht ligt onderin de maatschappij, niet bij wat voor ministers en gerechtshoven dan ook.


Dubai: de echte catastrofe

27 november, 2009

He, da’s nou vervelend. Net nu er tekenen zijn dat de wereldeconomie niet langer wegzakt, net nu de recessie in veel landen ten einde was of leek, net nu het ergste dus voorbij leek –  juist in die tijd brengt een dreigend bankroet van een steenrijke stadsstaat de aandelenbeuren in een ouderwetse neergang. De gebeurtenissen zijn weer eens leerzaam, en – zoals het vaker gaat met dit soort zaken – zowel angstaanjagend als bij vlagen lachwekkend.

Het was een ramp die er aan zat te komen. Dubai, een onderdeel van de Verenigde Arabische Emiraten, heeft zich de laatste jaren in hoog tempo ontwikkeld tot hypermodern land. Het ene gigantische bouwproject na de andere werd op gang gebracht. Kunstmatige eilanden voor de kust, een hypermodern metro-netwerk, de hoogste wolkenkrabber ter wereld. Het kon allemaal niet groot, flitsend en gek genoeg. Geld genoeg, immers? Nou ja, geldschieters genoeg, want het gebeurde met geleend geld. Maar ja, in een snelgroeiende economie zouden die projecten rendabel verkocht kunnen worden en waren die schulden dus geen punt van zorg. Nietwaar?

Totdat vorig jaar de kredietcrisis tot een heuse recessie uitgroeide. Bouwprojecten werden stilgelegd, en Abu Dhabi, ook deel van de Verenigde Arabische Emiraten, moest bijspringen met kredieten. Abu Dhabi had vooral veel olie, anders dan Dubai dat vrijwel door de plaatselijke olievoorraad heen is. Twintig miljard dollar had Abu Dhabi al in Dubai gestoken, nog maar een paar dagen terug schoof de staatsbank van Abu Dhabi 5 miljard als lening richting Dubai.

Maar het was niet genoeg. De investeringsmaatschappij Dubai World maakte op 24 november bekend dat het alle afbetalingen van schulden een half jaar lang stopzet. Dit bedrijf is de spil van de economie, en het staatshoofd, sjeik Mohammed Bin Rashid al Matoum, is er de baas. Eigenlijk is het dan ook Dubai als zodanig dat zijn schulden – een slordige 53 miljard euro, waarvan 39 miljard voor rekening van Dubai World – niet meer betaalt. 

Feitelijk staat daarmee Dubai zelf op de rand van bankroet. Het zou vor het eerst sinds 2001 zijn dat een land  betalingsverplichtingen op een dergelijke manier stopzet. De laatste staat die dat deed, was Argentinië. Herinnert iemand zich nog de beelde van de opstandige massa’s, toen mensen opeens niet meer bij hun beetjes geld op de bank konden?

Dat is schrikken voor de internationale financiële wereld, die net in rustiger vaarwater gekomen dacht te zijn. En daar gingen de beurskoersen: De Britse beurs: 3,2 procent omlaag, de grootste val sinds maart. De Franse beurs, 3,2 naar beneden. Duitsland: 3,4 procent neerwaarts. En Amsterdam registreerde een verlies van 2,3 procent.

De hele toestand is om meerdere redenen van belang. Om te beginnen laat het de wwaanzin van ongebreideld winstbejag – en dus van de dynamiek van de marktecfonomie – nog eens zien. Allemaal rijke mensen en kapitaalkrachtige bedrijven die geld steken in projecten waarvan e dachten dat die winstgevend zouden zijn. Vervolgens blijkt – zoals steeds weer gebeurt – de markt verzadigd te kunnen raken en blijkt er dus teveel geïnvesteerd te zijn.  Projecten komen stil te liggen, schulden kunnen niet meer worden afbetaald, de boel crasht.

In dit geval waren het grtootschalige glinsterende bouwprojecten. In 2000 waren het investeringen in internetbedrijven. In 2007-2008 waren het investeringen in hypotheken die in ondoorzichtige pakketten werden verhandeld. De vorm is anders, maar de val is elke keer weer even onontkoombaar. Het is de markt aan het werk.

Het feit dat het in Dubai een staatsmaatschappij was die de investeringen deed, maakt geen wezenlijk verschil: ook deze maatschappij opereerde op een internationale financiële markt. De absurde dynamiek was in essentie hetzelfde: een ongeplande jacht op winst zorgt op het ene moment voor te weinig, het andere ment voor teveel, maar nooit voor genoeg.

De gebeurtenissen laten ook zien hoe onzeker het herstel van de wereldeconomie is, hoe kwetsbaar het internationale financiële gebeuren is. Als in één land erg veel geld is geïnvesteerd, dan straalt dat ver over de grensen van dat land uit. Als het mis gaat, is dat dus ver buiten dat land voelbaar. Ook  uit Nederland is geld aan Dubai geleend. En de Guardian vraagt zich al af: “Dubai: beperkte tegenslag in speelplaats van de rijken – of eerste domino van nieuwe crash?” Goede vraag.

Wat in de berichtgeving nauwelijks aan bod komt is de sociale ramp die zoiets teweegbrengt. Met de sheik en zijn geldproblemen hoeven we geen medelijden te hebben. Maar er zijn andere slachtoffers. Dat wordt zichbaar als we iets meer lezen over die gloednieuwe metrolijnen waar ik het al even over had.

Dar metrostelsel is in ijltempo, in drieëneenhalf jaar, gebouwd. De kosten kwamen 80 procent hoger uit dan beraamd, zoals te doen gebruikelijk is bij dit soort projecten. In september ging een deel ervan open. Bij opening was er één grote angst: tekort aan reizigers! Hoe dat zo?

Aan de prijs kan het niet gelegen hebben: een gewoon kaartje kost één euro. Er zijn ook duurdere kaartjes voor luxere onderdelen, maar dat terzijde. Om het geld hoef je het dus niet te laten. Mar wie gan er met de metro?

Niet de burgers van het land – dertig procent van de bevolking. De Volkskrant: “De inwoners voelen er niet voor om in 40 graden Celsius naar  een metrostation te lopen en koesteren hun luxueue SUVs die dankzij de goedkope en zwaar gesubsidiëerde brandstof óók spotgoedkoop zijn.” Hint voor de regering van Dubai: die subsidie afschaffen. Dat bespaart geld, en motiveert mensen misschien om toch in de metro te gaan. maar zoiets veronderstelt een rationeel en sociaalvoelend soort van bestuur.

‘De inwoners’ gaan dus niet met de metro, althans de rijke inwoners met burgerrechten en luxe auto’s niet. Dan zijn er echter ook nog de mensen die traditioneel niet meetellen: de mensen die het vuile werk doen, en van en naar het werk moeten kunnen reizen. In Dubai zijn dat migrant-arbeiders, zeventig procvent van de bevolking.

Althans: zo wás het. Want met het stilliggen van al die bouwprojecten zijn heel veel van die mensen noodgedwongen vertrokken uit Dubai. dat, en niet de rijkendie geld in Dubai hebben gestoken en er misschien niets van terugzien, zijn mensen wiens lot we ons wél mogen aantrekken. Zij hebben met hun werk al die gebouwen neergezet. Zij zagen er al niets meer van terug dan erbarmelijke lonen voor zwaar werk. En nu zijn ze ook dat erbarmelijke loon nog kwijt. Dat, niet de verliezen op de aandelenbeurzen, is de echte catastrofe.

Tenslotte: een prachtig beeld van het kapitalisme in Dubai schetste Mike Davis, één van de beste Mrxisten die er vandaag de dag rondlopen, al in 2006 in de New Left Review: “Fear and Money in Dubai”. Juist nu het (her)lezen weer waard.


Groningen en verder: revolutionaire stemmen uit de internationale studentenstrijd

26 november, 2009

Een twintigtal studenten heeft vanochtend het bestuursgebouw van de universiteit in Groningen bezet. Ze protesteren tegen de invoering van een Bindend Studie Advies (BSA), en eisen een serieuze vorm van medezeggenschap. Ook willen ze een “krachtig signaal” richting onderwijsminister Plasterk  en centenminister Bos sturen: groeiende aantallen studenten, gecombineerd met achterblijvende investeringen, leidt ertoe dat “de positie van het hogerwijs onhoudbaar wordt”. Zo staat in de verklaring van de bezettende studenten, die onder meer te leen is op de website van de Internationale Socialisten.

“De actie staat volgens studenten niet op zichzelf”, zegt de Volkskrant. “In meerdere Europese landen kwamen studenten de laatste tijd in actie. Duitsland is hierin koploper, waar vorige week ontevreden studenten collegezalen van twintig verschillende universiteiten bezetten. Ook daar waren de protesten bedoeld om meer overheidsfinancieringen tee eisen en de studiedruk te verlagen.”

De omvang en verspreiding van het internationale studentenprotest is indrukwekkend. De Kritische Studenten Utrecht (KSU) – een groep actieve studenten uit Utrecht waarvan de naam geen verdere toelichting behoeft – heeft het een beetje bijgehouden. Studentenbezettingen en een demonstratie in Zwitserland, met op elke actie meerdere honderden deelnemers. Een hele reeks van demonstraties in Duitsland, met per actie meerdere duizenden, soms enkele tienduizenden betogers. De politie viel in Eessen een demonstratie van 4000 mensen aan. Ook een groot aantal bezettingsacties. In Italië, in totaal 150.000 mensen in actie volgens een studentenbond daar. Ook  in Polen,  Frankrijk en Oostenrijk kwamen studenten in beweging.

Maar de acties zijn niet beperkt tot Europa alleen. In het overzicht van de KSU zien we ook acties in Indonesië, en de vermelding van een actie in Sierra leone, waarover verder nog geen details gemeld worden. Ook in de VS , in Californië, is fel studentenprotest, al vanaf september.

Er waren al internationale acties eerder dit jaar, op een grote actiedag op 17 juni. Een artikel van de League for the Fifth International, een  redelijk zinnige trotskistische groepering, vertelt dat er toen 27.000 studenten actie voerden (uit de context maak ik op dat het hier om aantallen in Duitsland gaat). Voor sommige studenten was een tweede actiedag iets terveel van het goede, hetgeen het iets lagere aantal in november kan verklaren, zoals het artikel stelt. Maar de internationale verspreiding van de acties is nu veel groter, en dat kan de beweging in Duitsland ook weer een extra impuls geven.

 Twee landen waar studentenacties woeden, verdienen wat mij betreft wat extra aandacht. In beide landen ijn de protesten al langer bezig. Het eerste land is Oostenrijk. Het tweede land is de VS. In beide landen valt niet alleen de aanhoudende felheid van het protest op, maar ook de diepgaande, revolutionaire maatschappijkritiek die actievoerders formuleren.

In Oostenrijk begonnen de acties al in oktober. Che Brandes-Tuka heeft er een mooi stuk over geschreven, geplaatst op de IS-website. Daarin verwijst hij ook naar achtergronden van het protest, zoals de verkaring van Bologna, waarin Europese staten afspraken om het hoger onderwijs verregaand op de belangen van ondernemingen af te stemmen. Zelf heb ik ook kort  bericht over de acties.

The Commune – een interessante links-communistische, kennelijk door zowel Marxistische als anarchistische inspiratie gevoede, groep in Groot-Brittannië heeft inmiddels een tweetal interessante stukken over de acties daargingds gepubliceerd. Eén ervan is een interview met één van de actievoerders in Wenen. Daar is duidelijk de lange aanloop naar de acties uit af te leden, de onvrede die zich ophoopte over gebrek aan democratie. Allerlei kwesties komen naar voren. Zo waren studenten ook kwaad dat een vrouwelijke kandidaat voor het rectorschap, populair bij studenten en docenten, opzijgeschoven werd. Een rechtbank bepaalde vervolgens dat dit een vorm van discriminatie wegens sekse was.

Ook opvallend is het verband tussen studentenstrijd in de verschillende landen. Zo heeft een verklaring vanuit de studentenbeging in Californië, met de fraaie titel “Communique from an Absent Future”, kennelijk invloed.Ook die verklaring is op de site van The Commune te lezen , maar die groep vond hem op We Want Everything, vanwaar ik de tekst doorlink. We Want Everything is een website vanuit de bezettingsbeweging van studenten en anderen in Californië. Het ‘Communique’ zelf is een prachtige tekst, eigenlijk te mooi om samen te vatten of fragmentjes uit te citeren.  Zelf lezen, met aandacht, zou ik zeggen.

Over de acties in Californië  doet intussen Rachel Cohen levendig verslag op de website van Socialist Worker (VS). Grof politieoptreden tegen bezettende studenten springt daarin erg in het oog. Het artikel gaat vooral in op de gebeurtenissen in Santa Cruz, maar de acties vinden op meer plekken plaats, ook in Berkeley, waar in 1964 al eens één van de belangrijkste studentenacties in de VS plaatsvond.

Enig idee van het hoopgevende radicalisme onder studenten in Californië krijg je door het lezen van “We Are The Crisis”, gevonden via de Anarchist Library, een snelgroeiende website met de meest uiteenlopende documenten uit livebertaire richting. In “We Are The Crisis” wordt ingegaan op de enorm verhoogde collegegelden -een nieuwe verhoging met 32 procent, was mede aanleiding tot de protesten – en de achtergrond daarvan: financiers, bij wie de universiteit geld leent. Om dát terug te betalen, dáárom moet dus het collegegeld omhoog.

Maar de tekst graaft veel dieper, en stelt de ondergeschiktheid van de universiteit aan bedrijfsbelangen en winstbejag, en de verstrengeling ook met oorlogsvoorbereiding, aan de kaak. Ook wordt in de tekst vrije meningsuiting op de hele universiteit geëist, evenals een stopetteing van ontslagen van personeel. De strijd gaat voor de makers van deze tekst zowel verder als vooral dieper dan de directe verdediging van studentenbelangen.  En juist dat revolutionaire geluid dat binnen dee studentenstrijd tot uiting komt, geeft de strijd een extra gewicht en belang.

The Commune heeft ook nog een verklaring uit de beweging van bezettende studenten in Oostenrijk zelf gepubliceerd. Of dit een geluid is dat erg wijd verspreid is onder bezettende studenten, of dat ier vooral een kleine radicale minderheid spreekt, kan ik niet inschatten. Maar juist ook radicale minderheden kunnen, als acties om ich heen grijpen, snel aan uitstraling winnen. Hoe dan ook, de tekst liegt er niet om. Enkele puntern eruit: “

Wat hier geleefd en geëist wordt is:

– de afschaffing van uitbuitende machtsstructuren en  hun mechanismes van uitsluiting

– de absolute democratisering van alle instellingen

– het einde van alle racistische en seksistische wetten, arbeidsmarktmaatregelen en maatregelen in het onderwijs

(…)

We eisen vrije toegang tot het onderwijssysteem voor iedereen

We eisen niet alleen een eind aan de economisering van het onderwijs

We eisen een eind aan uitbuiting in alle gebieden van het leven

 

Eis je onderwijs weer op

Eis je lichaam weer op

Eis je tijd en ruimte weer op

 Eis je leven weer op

Zulke geluiden, en de daden die erbij horen, hebben we nodig. In elke universiteit en elke school. En in elk kantoor en elke fabriek. Overal.

 


College in Nijmegen ten val

25 november, 2009

Nijmegen beleeft vandaag de val van het college van die gemeente, een college dat bestond uit PvdA, GroenLinks en de SP. Dit was het gevolg van een conflict over de verhoging van  een gemeentelijke belasting.

Het college wilde de onroerendezaakbelasting verhogen met 2,3 procent. De gemeenteraadsfractie van de PvdA was het daar niet mee eens. In die gemeenteraad won daardoor een motie om die belasting met slechts 0,5 te verhogen. PvdA en rechtse oppositie trokken één lijn. Daarmee stond de PvdA-fractie tegenover het college, en dus ook tegenover PvdA-wethouder Depla die vóór het college-plan was.

De PvdA-fractie koos deze lijn met als argument dat de gemeentelijke belastingen anders te hoog dreigden te worden. Rutger Zwart, voorzitter van de fractie: “Wij zijn al de duurste stad in Nederland voor ondernemers.” Dat is kennelijk bewaarlijk voor Zwart: ondernemers moet je niet voor de voeten lopen. De PvdA opereert hier als een variant van de VVD, met een soortgelijke houding tegen lastenverzwaring voor eigenaren. De PvdA-houding verdient daarmee sowieso geen enkele steun, geen enkel krediet.

SP en GroenLinks gingen tegen de PvdA in. “GroenLinks  weigert uit de reserves te putten om de lastenverzwaring voor alleen huiseigenaren en bedrijven te beperken, aldus fractievoorzitter vergunst van die partij”.  Van Hooft, fractievoorzitter van de SP zegt: “Het is bespottelijk. Over het geheel genomen gaan de lasten voor huiseigenaren en bedrijven juist naar beneden. Dat komt omdat de kosten voor het rioolrecht met 25 procent dalen. De PvdA wil daar nu nog eens 0,5 bovenop doen. Ik snap het niet.” Ik denk dat ik het wel snap. De PvdA wil ondernemersvriendelijk overkomen, om na de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar de SP en GroenLinks als coalitiepartner inte kunnen ruilen voor CDA en/of VVD.

De houding van SP, GroenLinks en de PvdA-wethouders is ietsje minder asociaal. Van devoorgenomen belastingvoordeel zouden immers vooral ondernemers en rijke mensen last hebben. En dat GroenLinks de gemeentelijke reserves “liever (gebruikt) voor ‘sociale opgaven’ als een goed minimumbeleid”, is inderdaad te prefereren boven de PvdA-houding.

Maar erg veel reden voor linkse vrolijkheid over de SP- en GroenLinks-houding is er niet. Wat Van Hooft zegt komt neer op: wij zíjn al zo vriendelijk voor ondernemers, waarom moet dara nog een schepje bovenop? Dat is slechts een kwantitatief onderscheid met de opstelling van PvdA-fractie: van twijfel aan het nút van een pro-ondernemershouding laat ook Van Hooft hier niets blijken.

En er is meer. Op de SP-website staat te lezen: “Het voorstel van de PvdA slaat een gat in de begroting van 1,9 miljoen euro, terwijl er nog miljoenen aan rijksbezuinigingen aankomen. (… Volgend jaar moet dit weer terugbetaald worden door een nieuwe verhoging van de belastingen of door extra bezuinigingen. En dat is voor de SP, GroenLinks en het college niet aanvaardbaar.” 

Dat de twee partijen plus de PvdA-wethoudershet cadeautje aan de rijken – dara komt de aangenomen meerderheid op neer – niet willen laten betalen door de rest van de bevolking via hogere belastingen of meer bezuinigingen, is op zich positief. Maar dat ook de SP de komende “miljoenen aan rijksbezuinigingen” bij voorbaat als gegeven beschouwt, iets dat nu eenmaal onvermijdelijk is – dat laat zien dat ook de SP de finaciële spelregels van het gevestigde bestuur accepteert. Dat is echter onnodig en verkeerd. Juist een partij als de SP zou haar aanhang nu al voor kunnen bereiden op fel verzet tegen bezuinigingen op voorzieningen en hoge lasten voor de meerderheid van de bevolking. Juist een echt linkse partij zou zich niet bij de onvermijdelijkheid van welke bezuiniging van rijkswege dan ook hoeven neer te leggen.

Maar doorvoor zou zo’n linkse partij moeten breken met de logica van besturen-boven-alles – een logica die de SP in hoge mate beheerst. Of de SP, nu ze niet meer aan het college deelneemt, zich vrij voelt om zo’n nodige  breuk met de bestuurlijkheid te maken? Ik betwijfel het ten zeerste.


Lenin and all that

25 november, 2009

Pakweg twee weken geleden verscheen op dit weblog mijn artikel “Vertraagde verantwoording van vertrek uit IS”. Dat heeft aanleiding gegeven tot reacties, en een aantal vragen opgeworpen. De reacties verdienen een reactie, de vragen een poging tot beantwoording. Bij deze een poging. Althans, een gedeelte ervan.

Eerst maar eventjes Lenin and all that. Emil wijst op de studie van Lars Lih, die volgens hem “laat zien dat het sectaire gebeuren waarmee we nu bezig zijn, weinig te maken heeft met de Marxistische traditie waartoe Lenin zich rekende en waar Kautsky (jawel, de *renegaat* Kautsky!) tot aan 1914 een leidende figuur van was.” Lenin en Kautsky worden hier tegenover hun politieke nazaten in diverse Leninistische clubs neergezet. Ook ziet Emil, in navolging van Lih, deze twee Marxisten vooral als geestverwant. Beide inzichten lijken me maar zeer gedeeltelijk juist.

Ja, er is een groot verschil tussen hoe Lenin tussen 1899 en 1917 een revolutionaire organisatie probeerde op te bouwen, en hoe bijvoorbeeld de IS, Offensief en vierhonderdnegenenvijftig andere Trotskistische organisaties dat momenteel doen. Hal Draper wijst daar ook op, net als op zijn manier kennelijk ook Lars Lih. Ik ken zijn boek niet maar heb wel een artikel in die zin van zijn hand onder ogen gehad. Dat wil naar mijn idee echter niet zeggen dat we er komen met een ‘terugkeer naar Lenin’. Want er zat toen óók al iets goed scheef, en juist de verwantschap tussen Lenin en Kautsky is hier deel van het probléém.

Kautsky, theoretisch aanvoerder van de SPD, de Duitse sociaaldemocratie met een als Marxisme geformuleerd program, had een nogal schematische kijk op de weg naar het socialisme. De partij kreeg de hoofdrol. Die moest op allerlei manieren steun verwerven, in de strijd in fabriek en op straat – maar vooral in de stembus. Zo zou zij vroeg of laat een meerderheid bereiken. Als rechtse krachten haar de weg naar de meerderheidsvorming zouden beletten, dan was confrontatie onontkoombaar. Het woord ‘revolutie’ was nog geen taboe. Maar de kern van de strategie was electoraal.

Minstens zo problematisch: de kern van de strategie stelde de partij centraal – niet de arbeidersklasse met haar eigen machtsvorming van onderop. Socialisme kreeg je als de partij een meerderheid had, een regering kon vormen en met steun van haar aanhang de kapitalistenklasse onteigende en de productie in gemeenschapshanden bracht. Voor gemeenschapshanden mag je hier trouwens ook ‘staatshanden’ lezen. Het hele concept stelde de partij in het middeplunt, en wilde de bestaande staatsinstellingen gebruiken, niet – zoals Marx herhaaldelijk wél bepleitte – slopen en vervangen door iets wezenlijk anders. Het héétte niet alleen sociaal-democratie. Het wás het in essentie ook, hoeveel linkser dan de PvdA Kautsky verder ook was.

Welnu, tot 1914 opereerde ook Lenin binnen dit politieke kader. De partij moest een meerderheid winnen, en op basis van die meerderheid gaan regeren. Alleen: Rusland was een dictatuur. Om zelfs maar aan de Kautskyaanse strategie te kunnen beginnen, moest die dictatuur weg. Daarom pleitte Lenin voor revolutie tegen de Tsaar, de landheren en de bureaucratische staat waarmee boeren en arbeiders eronder gehouden werden. Daarom lijkt de aanpak van Lenins Bolsjevieken heel anders dan die van Kautsky’s sociaaldemocraten. Het verschil zit echter vooral in de context: in Duitsland was er, op een beperkte manier, een democratie met verkiezingen die wat voorstelden. In Rusland moest die democratie nog bereikt worden, en daar was een revolutie voor nodig. Maar zowel bij de stembusstrijd van Kautsky als bij de revolutie van Lenin stond de partij centraal. Na de overwinning zou die partij gaan regeren.

Tussen 1914 en 1918 breekt Lenin met Kautsky – voor een flink deel althans. Hij zag dat de Duitse SPD in grote meerderheid in 1914 de heersende machten van het land steunde in de Eerste  Wereldoorlog. Hij zag dat de partij kennelijk een heel verkeerde kijk over de staat had ontwikkeld – eentje waarin de staatsmacht gezien werd als bruikbaar voor socialistische doelen.  In 1917, tijdens de revolutie, zag Lenin nog iets anders: arbeiders en andere onderdrukten vormden zelf organen, gekozen raden in fabrieken, dorpen, regimenten, met gedelegeerden die elk moment teruggefloten en vervangen konden worden door kiezers. Die raden – sovjets, in het Russisch – praatten niet alleen, ze namen ook maatregelen en zorgden dat die werden uitgevoerd.

Lenin concludeerde: die raden kunnen de kern zijn van een werkelijk revolutionaire macht, een nieuwe revolutionaire bestuursvorm. De gevestigde staat dient niet te worden overgenomen in een revolutie. Nee, de revolutie moest die hele staat opzijschuiven, en vervangen door een netwerk van sovjets: een heel ander soort staat, eentje die samenviel met de georganiseerde kracht van arbeiders en boeren, eentje die niet meer boven de maatschappij uittorende maar van die maatschappij de gebundelde uitdrukking was. Feitelijk een staat die eigenlijk al geen staat meer was, naar Lenins idee. Hij liet in zijn boekje Staat en Revolutie (1) – geen probleemloos werk, maar wel een eye-opener voor de nauwkeurige lezer-  zien dat dit in de lijn lag van wat Marx ook vond, en dat Kautsky’s kijk op de staat een breuk was met Marx’ opvatting.

De Bolsjevistische partij maakte zich in 1917 tot spreekbuis van het snelgroeiende verlangen  onder vooral arbeiders om die sovjets aan de macht te helpen. In september 1917 steunde een meerderheid van arbeiders in de belangrijkste sovjets dit idee, en stuurde een meerderheid van Bolsjevistische gedelegeerden die sovjets in. Lenin pleitte ervoor dat de Bolsjevieken op deze basis de na de val van de Tsaar opgekomen Voorlopige Regering – die tegen sovjetmacht was, en verder ook zo min mogelijk wilde veranderen – omver te werpen en er sovjetmacht voor in de plaatst te stellen. Dat gebeurde, in de Oktoberrevolutie.

Maar waar waar het voor heel veel arbeiders ging om die sovjetmacht zélf, ging het voor de Bolsjevistische partijleiding vooral om de vorming van een regering op básis van die sovjetmacht. En in die regering domineerde de partij al snel volledig, vooral ook trouwens omdat andere zich socialistisch noemende partijen – Mensjevieken en rechtse Sociaal-Revolutionairen – de sovjetmacht niet wensten te erkennen en er soms zelfs gewapenderhand tegen vochten.

Sovjetmacht en regeringsvorming op básis van Sovjetmacht zijn echter niet helemaal hetzelfde. Toen in de jaren daarop de regerings- en partijmacht herhaaldelijk ging botsen met wat er in de sovjets gebeurde, koos Lenin vrij consequent voor de oppermacht van die regering – en van de partij die daarin de drijvende kracht was: de Bolsjevistische – vanaf 1919 Communistische – partij.

Waar was intussen Lenins inzicht – dat je een totaal ander sóórt macht nodig had, en dat sovjets de uitdrukking ervan vormden – gebleven? Gezegd moet worden dat omstandigheden – economische ineenstorting, contrarevolutionaire burgeroorlog,  gesteund door buitenlandse interventie – het in leven houden van wat voor sovjet-bestuur buitengewoon moeilijk maakten. Als arbeiders na 10 uur werk op zoek gaan naar eten dat er niet is, hebben ze daarna nog tijd en puf om bijeen te komen, te beraadslagen en besluiten te nemen? Veel arbeiders waren ook geabsorbeerd in het geïmproviseerde bestuursapparaat, in dienst gegaan van het Rode leger om de revolutie te verdedigen, etcetera. Sovjetmacht kwijnde weg, bij gebrek aan arbeiders die de sovjetmacht van inhoud en leven hadden kunnen voorzien.

Maar er gebeurde meer. Ja, de arbeidersklasse werd zwaar aangetast door oorlog en economische chaos. Maar de arbeidersklasse verdween niet. Al vanaf het voorjaar van 1918 staakten groepen arbeiders. In 1919 gebeurde dat ook, net als in de jaren erop (2). En keer op keer greep het door de Bolsjevistische partij gedomineerde bestuuur naar dezelfde wapens: arrestatie van stakingsleiders, onderdrukking van stakingen, soms het schieten op demonstrerende arbeiders, met soms dodelijk gevolg.

Zo stond, al vanaf het voorjaar van 1918, de nieuwe revolutionaire macht tegenover de klasse uit wiens naam die macht werd uitgeoefend. In een aantal Russische steden verloren Bolsjevieken hun meerderheid bij sovjet-verkiezingen. Soms, in Kostroma bijvoorbeeld, accepteerden de Bolsjevbieken hun nederlaag. Maar te vaak ontbond het Bolsjevistische bestuur zo’n sovjet nadat ze er de meerderheid in waren kwijt geraakt, om er revolutionaire comités waarin Bolsjevieken de leiding hadden voor in de plaats te zetten. Zoiets gebeurde bijvoorbeeld in de voorzomer van 1918 in Tula, nadat Mensjevieken daar sovjet- verkiezingen hadden gewonnen. (3)

Lenin accepteerde de onderdrukking van arbeidersstrijd en arbeidersrechten, als onvermijdelijk en nodig. Hij koos in dit conflict voor de macht, niet voor de arbeiders. Hij deed dat ongetwijfeld niet uit persoonlijke machtswellust of zoiets. Hij deed dat, omdat hij van mening was dat slechts een sterke staat, een desnods hardhandig bestuur, kon voorkomen dat Rusland onder de voet gelopen werd door contrarevolutionaire legers en zou bezwijken aan economische chaos. 

Hij zag autoritaire staats- en partijmacht echter ook als als onmisbaar omdat in zijn hoofd tijdelijk wel het inzicht dat sovjetmacht nodig is was doorgedrongen, maar tegelijk het oude, Kautskyaanse idee – van de partij in de hoofdrol en de staat als hefboom van verandering – in datzelfde hoofd van Lenin nog leefde. De rest van de partijtop – die zich in 1917 helemaal niet direct voor het idee van directe sovjetmacht wilde inzetten  – was in grote lijnen nog mínder losgekomen van deze, in essentie sociaaldemocratische, concepten van socialisme als iets dat van staatswege, van bovenaf, wordt doorgevoerd. Met het verminderen van de druk vanuit de zeer verzwakte arbeiderklasse kregen traditionele, top-down-reflexen bij veel Bolsjevistische bestuurders steeds meer ruimte.

Het feit dat Lenin te weinig breekt met het Kautskyaanse Marxisme dat tot aan 1914 ook zijn soort Marxisme was geweest, verklaart mede waarom Lenin zich uiteindelijk  meer identificeert met de, volgens hem voor de opbouw van het socialisme onmisbare, partij- en regeringsmacht, dan met de macht van arbeiders en andere onderdrukten zelf. Vervolgens gaan hij en Trotsky ook nog eens marxistisch-klinkende verklaringen en rechtvaardigingen ontwikkelen voor de steeds bureaucratischer en autoritairdere verhoudingen in een Sovjet-Rusland waarin sovjets al in 1919 vrij weinig meer voorstelden. En vervolgens doen hedendaagse Leninisten te vaak alsof veel van deze praktijken en rechtvaardigingen een soort van onvermijdelijkheid zijn in moeilijke tijden, iets wat we maar moeten accepteren. Mag ik bedanken?

Daarmee  heb ik indirect ook al gereageerd op een andere opmerking van Emil. “Wel is het me niet geheel duidelijk waarom je jezelf niet mer als Leninist (sowieso een verwarrende term) beschouwd.” Inderdaad, Leninisme is niet bepaald een helder begrip. Ik voel me geestverwant van de Lenin die in 1917 en 1918 probeert werkelijke arbeidersmacht te stimuleren, de centrale rol van de sovjets onderkent, en al met al een marxisme voorstaat dat werkelijke revolutionaire verandering van onderop beoogt, bepleit  en ervoor vecht. Maar helaas is dat niet de enige Lenin. Ik voel me geen geestverwant van de Lenin die vanaf voorjaar 1918 steeds meer als bestuurder námens de arbeidersklasse, maar ook steeds openlijker tegenover die klasse, opstelt, en daar nog en theoretische onderbouwing voor weet te vinden ook – hoezeer ik ook de druk van moeilijke omstandigheden begrijp waaraan Lenin onderhevig was, en waarvoor hij feitelijk bezweek.

En ik herken me niet langer in het Leninisme van Trotskistische organisaties die Lenins identificatie uit de jaren vanaf 1918  met revolutionair bestuur-van-bovenaf delen, en daarbij de grote lijnen van het beleid van Lenin en Trotski in de jaren 1918-1921 onderschrijven, ook waar dat beleid over arbeidersrechten heenwalst. Als er een ánder Leninisme is, een Leninisme dat wél consequent de strijd van arbeiders zelf voor hun bevrijding centraal stelt, dan hou ik me van harte aanbevolen.

Noten:


Afghanistan: aspecten van een koloniale oorlog

22 november, 2009

Twee Nederlandse soldaten zijn gisteren in de Afghaanse provincie Uruzgan gewond geraakt toen ze op een bermbom liepen. Het maakt duidelijk dat ook de Nederlandse troepenmacht in Afghanistan, deel van een NAVO-bezettingsleger, kwetsbaar is en blijft voor het gewapende verzet tegen deze koloniale onderneming.

Inmiddels dringt in hoge kringen door hoe moelijk de positie van de koloniale machten in dat land – VS en Groot-Brittannië, andere Westerse staten in en buiten NAVO, en dus ook Nederland – inmiddels is. Hier hebben we David Miliband, de Britse minister van Buitenlandse zaken, net terug van een bezoek aan Afghanistan. “Als internationale troepen vertrekken,  dan kun je een tijd kiezen – vijf minuten, 24 uur of zeven dagen –  maar dan zouden de opstandige krachten de troepen die bereid zijn weerstand te bieden onder de voet lopen, en dan zouden we terug zijn bij af.” De kop van het artikel waar ik dit las, zegt het wat helderder. “Karzai zou ‘binnen een paar weken vallen’ als de NAVO vertrekt”. Karzai is de man die er, na immense pressie en omkoping van Afghaanse invloedrijke personen, door de VS in 2002 als president is neergezet, en die deze zomer werd ‘herkozen’ met grootschalige fraude.

Als Westerse militaire steun wegvalt, houdt het bewind van Karzai zich dus niet lang meer staande, daar komen de woorden van de minister op neer. Het overwicht van de “opstandige krachten” – de Taliban en andere milities – is blijkbaar te sterk. Het Afghaanse leger kan er blijkbaar niet tegenop. Waarom? Niet vanwege de superieure bewapening van de Taliban. Ook niet, vrees ik, vanwege hetn inspirerende sociale programma van de Taliban, want dat hebben ze niet. Toch is er geen ontkomen aan. Als een regering zonder buitenlandse militaire steun geen stand houdt tegenover een guerrillabeweging, dan heeft de regering veel minder steun onder de bevolking dan die guerrillabeweging.

En dan verdíént die regering het gewoon om omvergelopen te worden, want dan verdedigt die regering blijkbaar niet de belangen van de bevolking. Kortom: júíst als een regering zonder tienduizenden NAVO-troepen niet overleeft, is dat een reden omdie NAVO-troepen terug te trekken. Tenzij het de bedoeling is om de Afghaanse bevolking een regering op te blijven dringen die ze blijkbaar niet wil. En precies dát is kennelijk het geval, en precies dát geeft de NAVO-bezi etting haar koloniale en in de kern criminele karakter.

Hoe gaan de koloniale machten alsnog voor die overwinning zorgen waar ze helemaal geen recht op hebben? In Obama’s Witte Huis woerdt al weken een hevige discussie over de inzet van extra troepen, en de prioriteiten erachter: de Taliban verslaan en het hele land onder controle krijgen tenbate van de zittende regering? Alleen Al Qaeda bestrijden, vooral via onbemenste satelieten? Een beetje van allebei? En met hoeveel extra soldaten, als er extra soldaten heengaan?

Intussen worden er andere plannen ontwikkeld om de koloniale doelen dichterbij te brengen. Zo kondigde de Afghaanse minister van  Defensie, Abdul  Rahim Wardak, aan dat zowel leger als politie worden uitgebreid. Het leger moet groeien van 93.000 naar 240.000 mensen. De politie moet groeien van 82.000 naar 160.000“De  VS hebben het concept van de versterking van  de Afghaanse troepen bedacht.” Dat wil ik geloven. De VS hoopt de last van de oorlog die in het belang van die VS en op initiatief van de VS wordt gevoerd, langs dee weg zoveel mogelijk op Afghaanse schouders af te wentelen. Overigens horen we al veel langer van dit soort plannen.

Het is bepaald niet waarschijnlijk dat dit gaat werken, dat er een efficiënte Afghaanse veligheidmacht gevormd wordt die kan wat de NAVO blijlkbaar niet kan, namelijk de Taliban verslaan en een effectieve macht aan heel Afghanistan  opleggen. Op de prachtige website TomDispatch stond een aantal weken terug een verbijsterend verhaal over de pogingen om in Afghanistan een leger- en politiemacht te vormen en te trainen. Ik haal er graag een paar dingen uit naar voren.

De schrijfster, Ann Jones, observeert: “Ofschoon ze in Washington praten over de 90.000 soldaten in het Afghaanse Nationale Leger,  heeft niemand er verslag van gedaan dat ze zo’n leger ooit werkelijk hebben gezien.” Ze wijst erop dat er wel degelijk mensen dienstnemen in het Afghaanse leger. Die krijgen dan soldij, wat training, en een wapen. na een paar weken vertrekken ze vaak weer, met geld en wapen, om zich soms daarna opnieuw te melden, maar nu onder een andere naam. Zo kun je in principe de complete bevolking van Afghanistan dienst laten nemen in het Afghaanse leger, zonder dat dit leger ooit groter wordt. De achtergrond van dit proces? Armoede. Daarom gaan mensen het leger in. Maar dat wil niet zeggen dat ze ook in dat leger blijven, laat staan dat ze gaan vechten tegen de gewapende strijdgroepen.

Iets soortgelijks geldt ook voor de politie. Die lopen, met hun lichte bewapening, alleen nog veel meer risico’s. Politiemensen zitten ook nog eens voortdurend op één plek, en als die ene plek een politiebureau is in een dorp met veel Taliban in de omgeving, dan is je doodvonnis al bijna getekend. En omdat in streken waar Pashtuns wonen – de groep waar de Taliban haar voornaamste steun onder vindt – mensen niet graag  bij de politie gaan werken,worden dara politierecruten uit andere regio, van andere bevolkingsgroepen, neergezet. Dat is helemaal vragen om, doorgaans dodelijke, moeilijkheden voor deze agenten, in een land waar spanningen tussen bevolkingsgroepen bestaan en verder kunnen worden misbruikt.  Het wekt, gezien al deze werkomstandigheden, weinig verbazing dat volgens een schatting zo’n 60 procent van de politiemensen aan de drugs is. En het is meer dan waarschijnlijk dat onder de leger- en politierecruten ook nog eens Taliban-mensen zijn die langs deze weg aan geld, training en wapens komen, zo laat Ann Jones zien.

Voeg daar het kernprobleem aan toe: het Afghaanse leger en de Afghaanse politie houden een regering overeind die Afghanistan van buitenaf is opgedrongen. Dit leger en deze politie vormen in feite een binnenlandse bezettingsmacht, vanwege hun rol gehaat, net als deVS/NAVO-bezetting zelf.

Uitbreiding van dit leger en deze politie – een veiligheidsmacht bovendien waarbinnen het verkrachten van jonge jongens een tamelijk gangbaar tijdverdrijf is – is, gezien wat Ann Jones laat zien, een onwerkbaar concept dat ook nog eens in dienst staat van een onrechtvaardig doel.Versterking van deze Afghaanse gewapende macht in deze context is dan ook geen alternatief voor de Westerse koloniale onderneming in Afghanistan. Het is er een onderdeel van, en net zo verwerpelijk als die onderneming zelf.


Zonovergoten actievoeren tegen hogere AOW-leeftijd

21 november, 2009

Hete herfst? Het leek meer op lente, op de Coolsingel vandaag, daar tussen ettelijke duizenden andere mensen die actie voerden tegen verhoging van de AOW-leeftijd. Het was een goede actie, qua opkomst en qua sfeer. Naar alle waarschijnlijkheid komt er een vervolg, en dat is nodig ook.

De opkomst: het is bij zoits altijd lastig om een schatting te maken, een enkeling heeft nooit echt een goed overicht. Wat ik vanaf het podium hoorde – vijftien- tot twintigduizend – leek me overdreven positief, en zo’n mededeling staat op gespannen voet met de geloofwaardigheid die je als organisatoren van protest toch graag wilt hebben. Ik hou het op acht- a tienduizend mensen. En er waren vandaag nog drie actiebijeenkomsten tegen de hogere AOW-leeftiijd. Omroep Brabant meldt dat er vandaag in Eindhoven 5000 mensen bijeen waren. Nu.nl In Deventer waren 2000 tot 2500 mensen (volgens de politie dan, dus ligt het echte aantal waarschijnlijk hoger),  in Assen een paar duizend, zo blijkt uit berichtgeving van Nu.nl. Dat is een behoorlijke opkomst. Zelfs als we de laagste schattingen aanhouden, en de enkele duizenden in Assen vertalen naar een voorzichtige 2000, dan kom je landelijk toch tot  17.000 deelnemers.

Dat is heel netjes. De traagheid waarmee de vakbondstop tot dit soort manifestaties heeft opgeroepen – de hele campagne sleept al maanden aan – , droeg namelijk het ernstige risico in zich dat mensen het gevoel kregen dat de zaak al bekeken was, dat de hogere AOW-leeftijd er toch al bijna door is, en dat actievoeren weinig zin meer heft. De opkomst laat zien dat het zover nog niet is, dat er wel degelijk een forse bereidheid is om door te vechten.

De stemming onder mensen wees ook die kant op. Weliswaar vanaf het podium een soms bijna feestelijke vrolijkheid, maar ook oproepen dor “actie, actie” door presentatrice Carrie. Dat riepen ook deelnamers aan de manifestatie herhaaldelijk hardgrondig. De redelijk stevige taal van bijvoorbeeld FNV-voorzitter Jongeris, maar ook van radicale vakbondsbestuurder Niek Stam, kregen fors hoorbare bijval. k hoorde op het podium ook iemand van de vakbond De Unie, meen ik – en van het CNV. Die laatste liet nog eens duidelijk blijken dat we vooral flexibel moeten zijn, en ook niet perse aan de 65 jaar vast moesten houden. Wat doet zo’n iemand dan op zo’n manifestatie? Dat vroeg ik me af. Maar kennelijk is dit de prijs om ervoor te zorgen dat tenminste ook CNV-léden, zij aan zij met hun FNV-collega’s, aan de actie meedoen. Of die CNV-leden allemaal zo blij zijn met de dubieuze opstelling van hun leiding? Ik hoop maar van niet. In ieder geval hebben ook zij het veel strijdbaarder verhaal van Jongerius en vooral Niek Stam kunnen horen – en zich kunne voorzien van het radicalere actiemateriaal van aanwezige linkse organisaties, en zich kunnen laten inspireren door de hele sfeer.

Opvallend an de toespraken vond ik enkele punten die Jongerius naar voren brwacht. Zij vroeg aan aanwezigen wie er destijds in 2004, ook bij waren, eerst op de Coolsingen en darana op het Museumplein. Daarmee riep ze de grootschalige vakbondsprotesten uit dat jaar tegen afbraak van vervroegde pensioneringsmogelijkheden in herinnering. Ze wees erop dat toen PvdA-leider Wouter Bos ook op het Museumplein was. Nu heeft diezelfde Bos, verantwoordeliojk voor het voornemen om de AOW-leeftijd op te trekken, zijn “rode jasje” uitgedaan, aldus Jongerius. De vraag of dfat jasje destijds nog geloofwaardig was, is terzake. Maar de felheid waarmee  Jongerius nu tegen de PvdA  stelling neemt is opvallend, en nuttig.

Zeker zo opvallend was de toespraak van Niek Stam. Hij maakte duidelijk dat we ons frontaal tegen kabinet en ondernemers dienen te keren. Hij deed ook een oproep: over vijfenzestig dagen, dat wil zeggen op maandag 25 januari, allemaal naaer Den Haag. Dát wordt kennelijk een vvolgende stap in het veret. Het is een doordeweekse dag. Des te belangrijker om te komen, desnoods tegen de wil van baas of schooldirectie in.

Van het podium nu naar de actievoerders op de begane grond. Het was een gemengd gezelschap. Migranten – in redelijke aantallen – en witte mensen naast elkaar. Vakbonden en werkplekken zijn kennelijk nog steeds plekken waarin mensen ongeacht kleur en achtegrond voor geamenlijke rechten op komen. Het is zaak dat dit zo blijft – en dat we dus geen herhaling zien van de gevaarlijke  bereidheid die Jongerius onlangs vertoonde tot een gesprek met Wilders. Met zoiets schoffeert een vakbondstop een flink deel van haar achterban direct, en de rest indirect.  Dat schaadt de solidariteit, en daarmee de strijd.

Erg veel FNV-vlaggen waren er, maar ook aardig wat CNV- en Unie-materiaal in handen van, of als kledij van, aanwezigen. Veel SP-zichtbaarheid ook, deze partij neemt de strijd  serieus. Verder was marxistisch en aanverwant links nadrukkelijk aanwezig. Offensief verkocht haar krant, Rode Morgen was er met spandoek en tijdschriften, DIDF, een Turkse arbeidersorganisatie, was er met spandoek en vlaggen. Ik zag zelfs een vlag met een heuse hamer en sikkel, met MKPD erop, als ik me niet vergis één van de talloze Turkse communistische partijen en partijtjes. En ik zag natuurlijk de Internationale Socialisten, stevig aanwezig met spandoek, kranten borden. De NCPN zag ik niet (maar ik was niet overal tegelijk), en de linkse groepering Doorbraak helaas evenmin.

Opvallend, maar bij dit soort professioneel opgezette, tamelijk top-down georganiseerde manifestaties ook weer niet vreend, vond ik het bijna ontbreken van zelfgemaakt actiemateriaal. Het waren bijna allemaal professionele, in massaproductie vervaardigde vlaggen en borden die het kleurrijke beeld bepaalden. Maar juist het zelfgemaakte spul geeft dit soort acctioes extra levendigheid, en laat ook de betrokkenheid van deelnemers zien. Meer dan twee handgemaakte teksten op borden heb ik echter niet gezien.

Te verwachten maar toch jammer was het onbreken van zichtbaarheid van anarchistische, autonome en aanverwante politiek. Wat dit betreft was de actie op de Coolsingen bijna een spiegelbeeld van de kraakdemonstratie van enkele weken terug, toen marxistisch en aanverwant links het vrijwel helemaal liet afweten.

Het ontbreken van anarchistische zichtbaarheid was  te verwachten, omdat vakbonden, met huh gematigde imago en hun verstrengeling met de gevestigde orde, op een stevige dosis afwijing uit die kringen kunnen rekenen. Toch jammer, omdat een verhaal uit die kringen over de noodzaak van organisatie door arbeiders zélf, in dit gezelschap van toch redelijk strijdbare vakbondsmensen en aanverwanten, niet had misstaan. Juist omdat dit soort organisatie van onderop zo zwak is, komt een vakbondstop keer op keer weg met haar trage inet van het actiemiddel, en met haar strategie om acties gematigd en top-down op te zetten om de greep niet te verliezen, de weg naar onderhandelinge open te houden, desnoods ten koste van de strijdbaarheid.

Juist anarchisten zouden in staat geacht moeten worden om dit soort punten te maken, tegengas te geven aan vakbondstop, inkapseling en slappe compromisvbereidheid Daarmee zouden zij een bijdrage leveren, én aan de arbeidersstrijd, én aan de uitstraling van anarchistische ideeën. Bovendien… ik vind dat rood-met-zwart zo mooi 😉 Volgende keer beter?

Over volgende keer gesproken: die maandag 25 januari biedt een prachtig handvat om de strijd verder op te bouwen. Het is zaak dat die datum verder wereldkundig wordt gemaakt – en dat mensen en groeperingen van uiteenlopende achtegrond en opvatting zioch voorbereiden om die dag wederom in actie te komen, in groten getale en stévig ook. Draagvlak voor verdere acties is er. De Volkskrant bericht dat driekwart van ondervraagden denkt nadeel te ondervinden van een hogere AOW-leeftijd, en “dat zij ook willen dat de vakbonden hun best doen om de verhoging van de AOW-leeftijd tegen de houden.” Het gevecht gaat verder.

Foto’s! Gemaakt door Peter Storm, net als het artikel, en net als het plaatje bovenaan. Gebruik ervan is prima, bronvermelding en link naar dit stuk horen er dan wel bij.


Gezichtsverlies? Hoezo, gezichtsverlies?

20 november, 2009

Kan het  politieke debat in de gevestigde politiek nog iets anders oproepen dan de diepst mogelijke weerzin en verachting? Dat vroeg ik me af nu bekend is geworden wie de eerste EU-preisident wordt, en nu de reacties een beetje los komen.

De nieuwe EU-chef wordt dus niet premier Balkenende, met wie we dus nog eventjes opgezadeld blijven. België is het land dat via deze benoeming zijn premier, Herman van Rompuy, ziet vertrekken. De 27 EU-leiders hebben dat besloten. Jou en mij is niets gevraagd wat dit betreft. En dat heet dan “(d)e nieuwgekozen president van Europese Unie”. Gekózen, jawel. We hebben nog niet eens de premier van dit land gekozen, of we nu in Nederland wonen of in België. Wat een vertoning.

Maar goed, dat is nog business as usual, die als democratie verpakte ondoorzichtige macht. ‘Leuker’ is nog de discussie die inmiddels woedt. Die gaat niet over het waarom van deze benoeming, de kwaliteiten – of het gebrek eraan –  waardoor hij geselecteerd werd, het politieke spel achter de schermen tussen staten die een EU-baas zochten waar e weinig last van zouden hebben, en zo veel mogelijk gemak. Erg bijzonder hoeven die kwaliteiten ook niet te zijn, ik lees dat het werk van EU-president vooral bestaat uit het voorzitten van vergaderingen en het op één lijn krijgen van de lidstaten. Van een willekeurige voorzitter van een aquariumvereniging wordt meer gevraagd. Maar in een aquarium zit dan ook heel wat meer leven dan in de democratie op Europees niveau.

Maar de discussie gaat dus niet over de capaciteiten van de komende EU-chef. De discussie gaat over het al dan niet beschadigde prestige van de man die geen EU-chef werd, van Balkenende dus. De NRC heeft er een heuse plek voor ingeruimd waarin je mag reageren op de vraag: “Gezichtsverlies voor Balkenende?”. Hoezo, gezichtsverlies?! Omdat één iemand benoemd werd, hebben andere gegadigden toch nog geen gezicht verloren? Tenzij het baantje enkel gáát om het eraan verbonden prestige…

Wat hier wérkelijk gezichtsverlies lijdt, dat is het restje democratisch prestige dat de EU nog over had. Alhoewel dara wellicht te weinig van over is om nog van verder verlies van prestige te spreken. Ik pak een teiltje.


Komende klimaatflop Kopenhagen, en de noodzaak van een radicaal antwoord

19 november, 2009

Van de ‘verandering’ die Obma in zijn verkiezingscampagne vorig jaar beloofde, komt niet zeer veel terecht. Dat is, een jaar na zijn verkiezing tot president, inmiddels duidelijk. We zien dat bijvoorbeeld aan zijn eigen erkenning dat de sluiting van het gevangenenkamp Guantanamo Bay niet binnen de door hemzelf beloofde termijn zal plaatsvinden. Ook op een ander punt waar Obama veel stevige woorden aan wijdde, loopt de zaak bepaald stroef. Dat punt is het klimaat – met gemak het belangrijkste vraagstuk waar de mensheid mee te maken heeft.

“De Amerikaanse president Obama en andere wereldleiders hebben vastgesteld dat er op de klimaattop in Kopenhagen, vanaf 7 december, geen wettelijk bindend akkoord komt”, meldt Trouw. Verderop in het stuk zien we één van de redenen: “Obama, op rondreis door Oost-Azië, betoogde daar enkele maanden extra nodig te hebben om Amerikaans klimaatbeleid door het Congres te loodsen.” Ik ben niet verbaasd. Obama heeft het immers veel te druk met overleggen of hij 10.000, 20.000 of wellicht 60.000 extra militairen naarde hopeloze oorlog in Afghanistan zal sturen. Dat gaat, als je de grootste mogendheid bent en wilt blijven, vanzelfsprekend vóór. En intussen komt de catastrofe die het op hol slaande klimaat teweeg brengt, steeds dichterbij. De protesten die rond de Klimaattop zullen plaatsvinden, en waartoe in Nederland onder meer de Internationale Socialisten oproepen, zijn zeer terecht.

Ik ga hier niet uitvoerig uitleggen dát, en hóé, menselijk handelen dat klimaat op hol helpt slaan. Ik ga de sceptici op dat punt hier niet overtuigen. Ja, er kan twijfel bestaan over hoe groot de rol van CO2-uitstoot vanwege vervuiling door industrie, auto- en vliegverkeer is, welke rol ontbossing speelt, en welk deel van de temperatuurstijging ana deze vormen van economische ontwikkeling kan worden toegeschreven.

Er zijn vragen over de impact van natuurlijke factoren op het klimaat, met name zonne-activiteit. Onderzoek en discussie daaromheen dienen natuurlijk in alle ernst en openheid te worden voortgezet. Maar dát de huidige vorm van economische ontwikkeling en het bijbehorende  patroon van energieverbruik het klimaat op hol helpt slaan, dat lijkt me niet aan serieuze twijfel onderhevig.

‘Kopenhagen’ en mijnheer Obama gaan ons niet tijdig redden, dat wordt steeds duidelijker. En we kunnen ook niet gaan wachten op een vólgende topconferentie, of op andere, maar soortgelijke, politieke leiders. Het is zaak om helder te krijgen hoe de klimaatramp voorkomen, of althans binnen draaglijke perken, gehouden kan worden. Dat vereist een fundamentele breuk met de huidige maatschappelijke orde.

Laten we het eens stap voor stap bekijken. Het probleem is: broeikasgassen inde atmosfeer, met name C)2. Hoe meer CO2, hoe meer warmte de atmoisfeer vasthoudt, hoe meer de gemiddelde temperatuur op den duur stijgt, met alle nare gevolgen van dien. Dat CO2 komt uit fabrieken, auto’s, vliegtuigen, noem maar op. Oplossing één is dan ook: ontwikkel schone productietechnieken, zodat er veel minder CO2 uit de schoorsteen en de uitlaat komt.

Probleem: dat kost geld. Doet bedrijf één het wel, en bedrijf twee niet, dan is bedrijf twee een vijand van het milieu. Maar bedrijf één is een dief van de eigen portemonnee. In een economie waarin bedrijven elkaars concurrenten zijn, gaat dat laatste vóór. Bedrijven zullen daarom niet uit zichzelf de extra kosten voor schone technologie gaan ophoesten. Daar zullen ze toe moeten worden gedwongen.

Daarom kijken veel mensen naar de staat om een oplossing af te dwingen. De regering moet bedrijven domweg verplichten tot de invoering van schone technologie. Dan heeft geen enkel bedrijf voor- of nadeel ten onzichte van andere bedrijven, dan krijgen bedrijven geen concurrentievoorsprong of achterstand vanwege hun milieubeleid.

Maar daarmee verschuift het probleem naar een hoger niveau. Want regeringen behartigen doorgaans het belang van de economie -in essentie: van de bedrijven van dat land tezamen – tegenover de economiën van andere landen. Tussen staten bestaat ook concurrentie. Als staat  één haar bedrijven dure milieumaatregelen oplegt, en staat twee doet dat niet, dan heeft staat twee kostenvoordeel, én een gunstiger concurrentiepositie.

Daarom zoeken staten zelf ook naar een internationaal akkkoord, zoals eerst Kyoto en nu Kopenhagen. Alleen een bindende afspraak voor in principe alle staten samen, kan bedrijven en afzonderlijke staten ertoe brengen om een serieus klimaatbeleid te voeren. Maar precies omdát al die staten elkaars concurrenten blijven, is het maken van bindende klimaatafspraken tegelijk ook buitengewoon moeilijk – zoals rond Kopenhagen weer blijkt. Landen waarin schonere technologie al een eind gevorderd is, komen daarmee bijvoorbeeld op voordeel te liggen vergeleken bij landen waar die invoering nog goeddeels moet beginnen. Het eerste soort landen heeft immers  de daarvoor benodigde kosten al voor een flink deel achter zich en is relatief goedkoop uit. Het tweede soort landen heeft de meeste benodigde investeringen echter nog voor de boeg.

Zo zien we dat een heel fundamentele eigenschap van de economie een snelle oplossing vn het klimaatprobleem in de weg staat. Die eigenschap is de concurrentie, de wedloop om een zo groot mogelijk marktaandeel te houden, een zo groot mogelijke afzet, tegen zo laag mogelijke kosten, om een zo groot mogelijke winst binnen te slepen. het is de kapitalistische aard van de economie die het wezenlijke obstakel vormt.

Dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt. Er zijn bedrijfstakken waarin juist schone energie wordt ontwikkeld. Hún concurrentiepositie vergt extra aandacht voor het milieubeleid. Er zijn politici die verkiezingen weten te winnen door milieuvriendelijke beloften. Af en toe zetten zij wat stapen in de goede richting, om niet elke geloofwaardigheid te verliezen. Er is de druk van milieubeweging en van kritische wetenschappers, die zich gelukkig niet helemaal laat negeren. maar het gaat allemaal traag, te traag.

En tegenover die druk ten goede staat een enorme druk ten kwade, zélfs als de technologische ontwikkeling in schonere richting gaat. Kapitalistische ontwikkeling is dwangmatige groei. Wie niet meedoet, staat buitenspel, wordt met bankroet bedreigd. Dat betekent meer fabrieken en machines, meer auto’s en vliegtuigen, noem maar op. Dat betekent datde invoering van schonere machines, en bijvoorbeeld ook energiebesparing, op zichzelf niet adequaat is. Als alle auto’s half zoveel CO2 uitstoten, maar er zijn dan twee keer zoveel auto’s, dan is de uitstoot van CO2 nog gelijk gebleven.En het klimaat reageert niet op CO2 per auto. Het klimaat reageert op absolute hoeveelheden CO2, of die nu van 10 auto’s afkomstig is, of van 100 miljoen auto’s. Voor andere vormen van schonere technolgie en voor energiebesparing geldt een soortgelijk probleem.

Dat betekent dat we voorbij de kwantitatieve logica – schonere energie, minder CO2 per auto, energiebesparing – moeten stappen, en een paar kwalitatieve punten moeten maken. Het belangrijkste punt is: we moeten stoppen met CO2-uitstoot. Het doel moet zijn: nul komma nul  extra CO2 in de atmosfeer. Dat betekent ook: het stopzetten van het gebruik van fossiele energiebronnen: olie, gas, steenkool. Jazeker. Stopzetten, nul komma nul procent. Nee, dan kan niet van de ene dag op de andere. Maar dat moet wel de inzet zijn.

Dat doel leidt dan tot een aantal zeer concrete punten. Energie-opwekking uit olie, aardgas en vooral het erg smerige steenkool, dient stopgezet te worden. Milieu-activisten doen er daarom goed aan om kolencentrales te behandelen zoals milieu-activisten rond 1980 kerncentrales behandelden. Dit soort centrales dienen niet te bestaan, de aanbouw van nieuwe kolencentrales verdient grootschalige, maar ook harde actes. De bouw van nieuwe centrales verdient fysieke verhindering met directe acties, zoals menselijke blokkades. Bestaande centrales verdienen een soortgelijke aanpak.

Een tweede punt is autoverkeer.  Dat is een zeer milieu-onvriendelijke vervoersvorm, die onhoudbaar is, ook als de motoren wat schoner worden. Maar zolang regeringen slechts mondjesmaat inzetten op openbaar vervoer, en het bevorderen van fiets- en loopverkeer, zullen mensen – logischerwijs – auto blijven rijden. Zolang regeringen filevorming beantwoorden met méér autowegen, zullen mensen auto blijven rijden. Zolang de maatschappij autorijden behandelt als logisch en aanvaardbaar, zullen mensen auto blijven rijden.

Daarom moeten we tegelijk vechten tegen de huidige automobiliteit, en vóór de alternatieven. Van regeringen moeten we een totale stopzetting van nieuwe wegenaanleg eisen. Geen nieuwe snelwegen, geen nieuwe proviciewegen, geen meter asfalt erbij. Alleen bestaande wegen worden onderhouden, en goed onderhouden.

Deze stopzetteing heeft meteen twee gunstige gevolgen. Er gaat een boodschap van uit: autoverkeer is niet langer vanzelfsprekend, geniet niet langer onbeperkte maatschappelijke steun. En er komt geld vrij, dat anders aan wegenaanleg werd besteed. Dit geld gaat naar het openbaar vervoer, naar fietspaden, naar wandelroutes.

We gaan echter niet wachten tot regeringen deze ommezwaai maken. Klimaatactivisten kunnen zelf iets doen, net als tegen kolencentrales. Wat mij betreft verdient elke aanleg van een nieuwe weg dezelfde behandeling als  in 1982 de aanleg van de weg door het bos Amelisweerd bij Utrecht: stevige, directe actie. Als elke begin van een nieuwe snelweg tegenover duizenden vastberaden mensen komt te staan, die zich aan bomen vastketenen, met grote aantallen op de plek waar de aanleg moet beginnen gaan zitten, als er keer op keer ME wordt ingezet om deze mensen te verdrijven, en lang niet altijd met succes – dan wordt wegenaanleg een duur en politiek onverkoopbaar beleid. Leerzaam en inspirerend in dit verband is bijvoorbeeld ook hoe actievoerders – GroenFront, samen met plaatselijke bewoners, met flinke steun van de SP –  eind 2005, begin 2006 in Schinveld een stuk bos verdedigden dat gekapt moest worden om extra ruim baan  te maken voor militaire AWACS-lawaai-luchtvoertuigen. Dat soort activoeren hebben we nodig. Als er tegelijk een harde strijd gevoerd wordt voor meer en frequentere stads- en streekbussen, en als dit gevecht met de strijd tegen autowegen verbonden wordt, dan kunnen we de omslag die nodig is en die regeerders uit zichzelf niet gaan doen, afdwingen.

Langs deze weg kunnen we de voortdenderende machine die ons de klimaatramp bezorgt, dwarsbomen, ontregelen, steeds grotere stukken ervan onklaar maken. Maar we kunnen en moeten nog verder gaan. De machine zelf – deze maatschappelijke orde – is aan vervanging toe, juist ook vanwege dat klimaat.

Als bedrijven afzonderlijk, vanwege de concurrentie, niet uit zichzelf milieuvriendelijk worden; als regeringen afzonderlijk, om dezelfde reden, niety milieuvriendelijk worden; als verdragen  tussen regeringen, alweer om die reden, te weinig en te traag hulp bieden – wat dan? Om bedrijven en regeringen de goede kant op te dwingen , is een macht nodig die sterker is dan afonderlijke bedrijven en regeringen, eentje die de concurrentie effectief buiten spel zet. Dat kan in principe op twee manieren.

Er kan een macht boven de huidige regeringen gevormd worden, een soort wereldregering. Maar die zal niet uit een vrijwillig samengaan van staten voortkomen – juist vanwége die concurrentie. Zoiets kan wel op een andere, zeer griezelige manier, tot stand komen: als één mogendheid de rest onderwerpt. Als de VS – of China, in de toekomst  ook een kanshebber – de wereldheerschappij wint, dán kan die ene overgebleven regering een effectief klimaatbeleid bindend opleggen.

Maar op weg naar die wereldheerschappij ligt oorlog na oorlog na oorlog. Andere mogendheden laten zich niet onderwerpen. En een VS die er niet in slaagt Afghanistan te onderwerpen – net zo min als China Xinkiang en Tibet er echt onder houdt – is ook niet echt in conditie voor die wereldheerschappij.

Mocht die er toch komen, dan wordt dat een nachtmerrie van slavernij. Een bewind dat mensen een goed milieu door de strot gata rammen, al merken dat die mensen niet alleen dat bewind, maar ook het milieubeleid ervan, zullen verafschuwen en waar mogelijk dwarsbomen. Terecht!En het idee dat machthebbers die tot elke oorlog bereid zijn om hun positie te verstevigen, de aangewezen personen zijn om ons milieu te redden is ook enigszins problematisch. Zo héél goed zijn al die oorlogen – met al die tanks en vliegtuigen die op olie draaien – nu ook weer niet…

Langs de weg van de machtsvergroting van machthebbers ligt dus geen aanvaardbare oplossing. Er is een ander soort macht nodig, eentje die gedragen wordt door de mensen zelf die nu de prijs van milieuvernietiging moeten dragen. Een democratische krachtsontplooiing van de overgrote meerderheid van de mensheid, tégen de macht van regeringen, bedrijfsdirecties en -bezitters in – dat is wat we nodig hebben. Daarmee kunnen we de logica van concurrentie doorbreken, daarmee kunnen we een maatschappij vestigen waar menselijkheid en milieu de prioriteit krijgen die ze verdienen – de hoogste.


Honger en verantwoordelijkheid

18 november, 2009

Laten we het hebben over de honger in de wereld, en over wie daar weinig tot niets aan gaan doen. Laten we het hebben over een probleem dat technisch zeer oplosbaar is, maar vanwege fundamenteel misdadige machtsstructuren en de criminelen die deze machtsstructuren leiden in stand gehouden wordt.

Eerst de honger zelf. Wat cijfers, ok? Vijftien miljoen mensen in de ontwikkelde laden (dat misplaatste woord gebruikt de Wereld Voedsel Organisatie FAO) lijden honger. In het Midden-Oosten en Afrika zijn dat er 45 miljoen. De rest van Afrika: 265 miljoen. Midden-Amerika en het Caraïbisch gebied: 53 miljoen. Azië en het gebied van de Stille Oceaan: 642 miljoen. Dat zijn één miljard en 17 miljoen mensen met te weinig te eten, voortdurend dat akelige lege gevoel in de maag, voortdurend zwak, voortdurend bezorgd hoe ze het eind van de volgende dag halen, hoe ze hun kinderen te eten moeten geven, hoe ze het dagelijks leven volhouden.

Wie gaat er wat aan doen? Niet de FAO-top in Rome die zojuist is afgesloten.  Die legt de verantwoordelijkheid doodleuk bij de regeringen van juist de arme landen. De NRC: “Het nieuwe mantra is dat regeringen zelf moeten zorgen voor voldoende voedsel voor hun bevolking. ‘Regeringen in Afrika moeten zelf hun verantwoordelijkheid nemen’, zegt minister Verburg (Landbouw, CDA) bijvoorbeeld in de wandelgangen van de top, en dat principe is dan ook vastgelegd in de verklaring.” 

Laten we  mevrouw Verburg daaraan herinneren, aan die verantwoordelijkheid van de eigen regering, als in nederland weer bericht wordt dat er wéér meer mensen naar de voedselbank moeten omdat ze niet rond kunnen komen. laten we de Amerikaanse regering ni vast op haar verantwoordelijkheid wijzen. In dat land hadden 49 miljoen mensen nu en dan te weinig te eten. Dat is 16 procent van de bevolking, 4 procent meer dan het jaar ervoor. Ik ben bang dat we niet moeten gaan wachten tot mijnheer Obama zijn verantwoordelijkheid neemt. Dat kunnen de hongerigen in Amerika – en de overgrote meerderheid die vandaag of morgen óók in de honger kan belanden – beter  samen zelf gaan doen. Rijkdommen zijn er genoeg, het hoeft alleen maar van de steenrijke minieme minderheid te worden afgepakt.

Het idee dat de oplossing voor honger in Afrika een kwestie zou zijn van regeringen dara die hun verantwooordlijkheid moeten nemen,  is bespottelijk. Ja, de regeringen in Afrika zijn – net als alle regeringen, zonder één uitzondering – in de kern deel van het probleem. Ze zijn verstrengeld met bedrijven die gronstoffen uit de bodem halen en hun personeel een hongerloon gevebn, andere bedrijven die grond gebruiken voor commerciéle gewassen om te exporteren, terwijl arme boeren nauwelijks grond hebben om in hun bestaan te voorzien. Ze stoppen geld in wapenaankopen, terwijl er voor sociale voorzieningen en voor landbouwverbeteringen geen geld beschikbaar is. Politici en ambtenaren drukken geld achterover, terwijl de bevolking mag creperen.

Maar wacht eens even… wáár kopen die regeringen al hun wapens? En wáár hebben veel van die bedrijven waarmee regeringen zich verbinden, hun hoofdkantoren? En was het niet het IMF die regeringen voorschrijft te bezuinigen om voorzieningen, om koste wat kost leningen af te kunnen betalen? En waar ook maar weer heeft dat IMF haar hoofdkwartier? Toch niet in een straatarm Afrikaans hongergebied, meen ik. En wat gebeurt er ook al weer als regeringen  ook maar bescheiden pogingen doen om het bestaan van arme mensen iets te verbeteren – doorgaans omdat arme mensen zich hebben laten gelden? Is de CIA, en het Amerikaanse Korps Mariniers, ook al  een instelling van die verantwoordelijke regeringen van arme landen? Of hebben die hun thuisbasis nog steeds in de VS?

Honger is een wereldwijs probleem, veroorzaakt door de wereldwijde kapitalistische machtsstructuur. De sterkste en machtigste stukken van die structuur, de machtigste bedrijven erbinnen, de machtigste mensen aan het hoofd ervan, en dus de grootste verantwoordelijken voor de honger in de wereld, wonen niet in Afrika. Die wonen in de VS en Canada, in Japan, en in hoge mate ook in Europa, inclusief Nederland.

Een echte strijd tegen honger betekent een strijd tegen die machtsstructuur, de machthebbers daarbinnen, juist ook die heel dichtbij.

Als Afrikaanse bevolkingen in opstand komen tegen  hun regeringen, vanwege honger en onderdrukking, is dat terecht. Wie in Nederland tegen honger wil strijden, kan maar beter ook met de eigen regering en elite als verantwoordelijk voor honger en dus als tegenstander zien. De belangrijkste vijand staat in eigen land, zei de marxist Karl Liebknecht tijdens de Eerste Wereldoorlog. In een iets ander verband geldt dat ook hier en ook nu.