Voorspellen is werk voor waaghalzen en waarzeggers/ waarzegsters, en ik ben geen van tweeën. Maar sommige gebeurtenissen zijn als een lichtstraal die schijnt op dingen die gaan komen. En zo kun je de snelle opeenvolging van gebeurtenissen, van crisis via volksprotest naar regeringsval, in het kleine IJsland zien.
Eerst was er een grote economische bloei op dat land. Met geleend geld werd er een hoogconjunctuur gefinancierd. Een vér doorgevoerd vrije-markt-beleid vormde de context. Een rechtse partij, de Onafhankelijkheidspartij, regeerde samen met sociaal-democraten. Neoloberale adviseurs hadden allemaal uitgelegd hoe het moest. Koek en ei allemaal.
Toen kwam de kredietcrisis. Aan leningen viel nauwelijks meer te komen, de afbetaling van oude leningen lukt steeds moeilijker. Binnen een handvol maanden belandde de IJslandse economie op de rand van het bankroet, schuldeisers, mensen ook die hun spaargeld op IJslandse banken hadden gezet wegens de aantrekkelijk hoge rente – en die wonen zoals bekend ook in Nederland – twijfelden eraan of ze hun geld ooit terug zouden zien. De werkloosheid loopt op, de Kroon verloor veel aan waarde waardoor import snel duurder worden. En in een land als IJsland – klein, relatief afgelegen en nu niet bepaald het allergunstigste klimaat voor landbouw – valt er nogal wat te importeren, dus zoiets hakt erin.
Mensen regeerden geschokt, en werden vervolgens boos. Ze gingen demonstreren, uit woede over een regering die dit niet had voorkomen en er geen antwoord op had dat de bevolking nu erg geruststelde. Want ja, de regering bracht zo ongeveer het hele bankwezen in haar handen. maar daarmee hadden mensen hun geld nog niet terug,om over hun bestaanszekerheid maar te zwijgen. Al op 23 november kon ik een artikel schrijven onder de titel: “Opstand in IJsland”. Toen betoogden enkele duizenden mensen in Reykjavik, de hoofdstad; een paar honderd mensen bestormden zelfs een politiebureau.
Afgelopen dagen bereikte het protest nieuwe hoogtepunten – en de politieke effecten worden voelbaarder en voelbaarder. Vorige week donderdag weer een grote demonstratie, één uit een lange reeks; er namen 2000 mensen aan deel. Een aantal betogers gooiden eieren naar een limousine waarin de premier zat. Politie zette traangas in (Aljazeera, 22 januari).
Op 23 januari werd bekend dat premier Haarde nieuwe verkiezingen aankondigde, voor 9 mei. De regering hadformeel nog tot 2011 door kunnen gaan, maar de druk was al te groot. Haarde zag er wegens ziekte vanaf zijn partij in de verkiezingsstrijd aan te voeren (Aljazeera, 23 januari).
Veel mensen namen met de vervroeging van de verkiezingen geen genoegen. Ze wilden dat de regering zo snel mogelijk verdween. Om dat te eisen, waren er op 24 januari opnieuw grote aantallen betogers op staat: minstens 5000 (NRC, 24 januari). Twee dagen later kwam de regering ten val. De sociaal-democraten eisten de leiding ervan op, de premier weigerde, en nu komen er op korte termijn verkiezingen. Zondag was de minister van handel al afgetreden (BBC, 26 januari). Het ziet ernaar uit dat sociaaldemocraten onder leiding van Gisladottir, minister van buitenlandse zaken in de zojuist bezweken regering, samen met huidige oppositiepartij van Linkse Groenen, een regering gaan vormen (Aljazeera, 26 januari).
De betekenis van deze reeks gebeurtenissen is groot. De internationale crisis heeft een regering ten gronde helpen richten – en niet in een verpauperd land ergens in Afrika, maar in een welvarend Westeuropees land. Die val is afgedwongen door een sterke beweging vanuit de bevolking. Hoe sterk die is, valt uit cijfers op te maken. Vijfduizend mensen in Rekjavik, een stad van 120.000 is al aardig wat. Maar als je bedenkt dat er in heel IJsland zo’n 300.000 mensen wonen, dan dringt de schaal van het protest pas goed tot je door. Van elke driehonderd bewoners in het land, waren er afgelopen zaterdag dus vijf. Dat is meer dan anderhalf procent van de bevolking áctief op straat.
En de demonstratie was geen éénmalige uitbarsting van protest: het was de vijfde dag op rij dat mensen betoogden. En in de weken en maanden ervoor waren er steeds weer straatprotesten, soms ook rellen. Er is een mooi webblog dat het allemaal bijhoudt, met vidoebeelden en al: Iceland banking crisis video and more 2008 and 2009. Wie dat leest krijgt de indruk een kijkje te nemen op een land waar zich iets afspeelt dat in de buurt komt van een revolutie, en dat lijkt me geen onjuiste indruk (ik vond de link trouwens via Lenin’s Tomb).
Een nieuwe regering op zichzelf – ook als wordt de samenstelling ervan veel linkser dan de huidige – betekent op zichzelf niet geen revolutionaire breuk. Maar het protest dat de huidige regeringscrisis heeft teweeggebracht zal haar sporen nalaten. Dat de Links Groene Beweging in een peiling op 28,5 procent staat, in een andere peiling zelfs op 32 – enkele procenten meer dan de rechtse Onafhankelijkheidspartij van de zojuist gevallen premier Haarde – zegt iets. Samen met de 17 procent voor de sociaaldemocraten komt dat in de buurt van een linkse regeringsmeerderheid (cijfers verzameld in een artikeltje met informatieve links en video’s op MR Zine).
Maar voor een breuk met de krachten die de crisis brachten zal de beweging op straat vérder moeten gaan dan wachten op een nieuwe regering, hoe links ook. Ook een nieuwe regering is vooralsnog immers ingebed in het oude systeem, het oude marktmechanisme, en de huidige toplaag die de economie van het land zodanig ten gronde heeft helpen richten dat er dit jaar volgens het al aangehaalde BBC-artikel een economische krimp van 10 procent wordt verwacht.
Misschien dat een nieuwe regering eventjes mensen het gevoel weet te geven dat er iets ten goede verandert. Maar de geest van opstandigheid op IJsland is daarmee bepaald niet gegarandeerd terug in de fles. En het is deze rebelse geest die zich verspreidt naarmate de economische crisis doorzet. Dat maakt de gebeurtenissen in IJsland in zekere zin exemplarisch. Simpeler gezegd: goed opstandig voorbeeld doet hopelijk goed volgen.