De oorlog die Westerse staten – VS, NAVO-landen, ook Nederland – in Afghanistan voeren, is keer op keer onderwerp van artikelen op dit weblog. Twee punten maak ik in die stukken steeds weer. Het eerste punt is: de oorlog mislukt, het Westen is aan het verliezen, niet aan het winnen. Het tweede punt is: en zo hoort het ook, het Westen verdíént een nederlaag, het liefst per direct geïncasseerd en geslikt, zodat de oorlog een einde neemt.
Over het tweede punt kort dit. Het westen voert een onrechtvaardige oorlog in Afghanistan. De officiële doelen -opbouwen van een maatschappij met democratie en mensenrechten – kan op deze manier niet worden bereikt. Mensenrechten en democratie kun je niet van butenaf, van hogerhand en met geweld opleggen aan een bevolking, aan eem maatschappij. Mensen zien je immer aankomen, en zullen eggen: dat maken we hier zelf wel uit. Dat links goeddeels de Russische interventie steunde – die zou immers enge fundamentalisten stoppe, de gelijkheid van man en vrouw bevorderen, sociale hervormingen doorvoeren – en nu op soortgelijke redenen de Westerse interventie tolereert heeft er toe geleid dat links in Afghanistan vrijwel elk krediet heeft verloren.
Een principiële afwijzing van interventie – óók als dat betekent dat na vertrek van VS en NAVO er een naargeestige Taliban-staat terugkeert in grote delen van het land – is stap één, wil er nog iemand in Afghanistan naar links luisteren, en wil er ooit ruimte ontstaan voor werkelijk progressieve ontwikkelingen daar. Jonathan Neale gaf in International Socialism, herfst 2008, een prachtige uiteenzetting waarin hij uitlegt dat een overwinning voor het verzet het beste is, en een Westerse nederlaag dus wenselijk. Daarin maakt hij ook met kracht het bovenstaande punt, en meer.
Mensenrechten en democratie zijn natuurlijk ook niet eens de echte reden voor de oorlog. Obama en anderen verwijzen naar de noodzaak om te voorkomen dat Afghanistane weer een Al Qaeda-bolwerk wordt. De dreiging van terrorisme is nog steeds het voorwendsel voor een eindeloze oorlog. John Mueller laat in Foreign Affairs zien hoe weinig de dreiging van Al Qaeda nog voorstelt en hoe dubieus het is de oorlog in Afghanistan daarmee te rechtvaardigen. De Taliban richten zich vooral op wat er gebeurt in de gebieden waar ze actioef zijn, niet op wereldwijze zaken. En de band tussen Al Qaeda was rond 11 september 2001 al al bepaald niet probleemloos.
Het gewapend verzet – niet eens allemaal Taliban, ook al wordt het op die hoop gegooid – wil vooral baas zijn in de regio waar ze opereren, in delen van Afghanistan en Pakistan dus. Het zijn boven alles nationalisten vanuit de Pashtun-gemeenschap, niet gedreven door wereldwijde ambities. Al Qaeda is voorwendsel voor de oorlog, niet de echte reden.
De echte reden bestaat uit pijleidingen en een strategische ligging. VS en NAVO willen dat pijleidingen die gas uit Centraal-Azië brengen, niet over Iraans of Russisch grondgebied hoeven. Greep op Afghanistan betekent greep op een gebied voor pijpleidingen onder Westerse controle. Bovendien ligtAfghanistan zeer strategisch:vlak bij rivaal Rusland, op de stoep van China dat steeds meer de grote tegenstreven van de VS op het wereldtoneel lijkt te worden. Militaire aanwezigheid in een pro-Westers Afghanistan dient de geostrategische doelen van de VS. Grondstoffen beheersen en militaire posities opbouwen, daar draait de oorlog om. Daaraan is niets progressiefs, succes van VS en NAVO hierin dient geen menswaardig en progressief doel, zelfbeschikking van de mensen in Aghanistan vereist dat de Westerse oorlog en bezetting stopt. Het aanvechten van die bezetting – politiek, maar ook letterlijk, door bezettingstroepen te bestoken, te beschieten, en op te blazen – is legitiem. Het Westen hoort deze oorlog te beëindigen, en verdiíént het de oorlog te verliezen nu ze meer doorgaat.
Maar gáát het Westen die oorlog ook verliezen? Niemand die dat natuurlijk zeker weet, maar ik denk het wel. Westerse verliezen blijven hardnekkit oplopen. Zo maakte CNN gisteren bekend dat er in juli al 30 Amerikaanse militairen in Afghanistan zijn omgekomen. Dat is het hoogste aantal sinds de VS haar oorlog in Afghanistan begon, in oktober 2001. En juli is nog niet eens voorbij. Vorige week kreeg Groot-Brittannië een schok van de oorlog: 15 Britse soldaten kwamen binnen tien dagen in Afghanistan om het leven. Het gaat hard, het gaat steeds harder.
Maar aan Westerse kant is er nog steeds het idee dat deze oorlog te winnen is. De Guardian verzamelde uitspraken van militaire deskundigen, en die houden goede moed. De één zegt dathet Westen daartoe zijn democratische ambities moet loslaten: een levensvatbare staat opbouwen en de Taliban van de macht afhouden moet het doel zijn. De andere zegt dat het Westen zich geen nederlaag kan permitteren: “We moeten ons herinneren dat het doel van de Taliban regionale overheersing en het overnemen van de kernarsenalen van Pakistan is” – alsof dat feiten zijn, en geen paranoide angstbeelden, opgestookt in Westerse hoofdsteden. Stug doorgaan, niet opgeven, is voor alle vier de aangehaalde mensen het devies.
Gaat het werken? Richard Seymour, van het weblog Lenin’s Tomb, denkt opmerkelijk genoeg dat een Westerse overwinning goed mogelijk is. Hij wijst op afname van de oppositie tegen de oorlog in Groot-Brittannië. En hij stelt dat, als de VS bereid is het geweld verder op te schroeven, het verzet gebroken kan worden.
Hij noemt daarbij relevante verschillen met eerdere bezettingsoorlogen: de Russische in Afghanistan, de Amerikaanse in Vietnam. In beide landen moesten de bezetters de benen nemen. Maar in beide landen werd het verzet tegen die bezetting grootschalig gesteund door de rivaal van de bezetters. Russische militaire steun hielp het Vietnamese verzet, de Amerikaanse CIA bewapende en trainde veel Afghaanse gewapende strijders, zogeheten Mujahedeen. De Taliban en andere gewapende groepen worden echter niet op serieuze schaal gesteund en bewapend door een grote mogendheid. De verzetsgroepen zijn ook veel losser, het zijn plaatselijk gewortelde groepen. Ook is de VS niet, zoals de Sovjetunie destijds wel, een supermacht die helemaal aan haar eind is qua macht. Stevige escalatie kán de VS en haar bondgenoten aan een overwinning helpen, stelt Seymour, die dat overigens helemaal geen aangenaam idee vindt. Zijn stuk heet, met goede reden: “Afghanistan – a few pessimistic notes”, en is beslist lezenswaardig.
Ik denk echter dat zijn notities té pessimistisch zijn. Het feit dat gewapende strijdgroepen zónder buitenlandse sponsor zoveel kracht hebben weten te ontploooien lijkt me een teken van kracht. De Taliban, wat je er ook van kunt zeggen, zullen niet gauw het verwijt krijgen dat het CIA-pionnen of marionetten van Moskou zijn. Dat scheelt weliswaar zware wapens, maar het is in de psychologische strijd in het voordeel van de Taliban (of wat daarvoor wordt aangezien).
Ik denk ook dat Seymour de factor-Pakistan onderschat. De VS en haar bondgenoten hebben “met gemak het vermogen om Afghanistan en de noordwestelijke provindies van Pakisten te vernietigen.” Jazeker, de VS en de NAVO kunnen de bombardementen opvoeren, dorpen uitkammen en elke Taliban-verdachte afvoeren of vermoorden. Ze kunnen hele valleien met tapijtbombardementen leegvegen. Ze kunnen ook een paar ‘kleine’ atoombommen op de regio gooien. Doen ze dat in Afghanistan, dan komen ze er misschien mee weg – al mag ik hopen dat er dan geen Amerikaanse ambassade onbestormd overeind blijft staan in de wereld.
Maar de meerderheid van Pashtuns – de bevolking waarin de Taliban wortelt – wonen in Pakistan. Escalatie van de oorlog dáár is veel gevaarlijker. Hoelang blijft het Pakistaanse leger min of meer betrouwbaar voor machthebbers en VS? Hoe lang blijven Pakistanen het slikken dat hun land tot frontgebied wordt gemaakt in een steeds verder escalerend bloedbad? Tijdelijke militaire successen kunnen wel eens een enorme politieke terugslag krijgen, die de militaire successen snel teniet kan doen.
Maar ook in Afghanistan zelf is een overwinning voor het Westen toch moeilijk denkbaar. Franklin Spinney laat in Counterpunch zien hoe dat zit. Waar de Westerse oorlogvoering probeert aanvoerlijnen van de Taliban af te snijden, richten Taliban-strijders zich vooral op de wil van de bezetter: door ongrijpbaar te blijven en nu hier, nu daar toe te slaan, voeren ze vooral een zenuwenoorlog tegen de Westerse macht die voor het doelwit ervan uteindelijk toch zeer moeizaam vol te houden is. Waar de Taliban haar bevoorrading ontleent aan de plaatselijke bevolking, moet de Westerse oorlogvoering alles via hele lange aanvoerlijnen van verre laten aanvoeren. Daartegen helpt wellicht volslagen genocide, en het is aan mensen die tegen oorlog actievoeren om dat te helpen voorkomen. Maar een ‘gewone’, zelfs een sterk opgevoerde anti-guerrilla-oorlog zoals VS en NAVO die voeren, is tegen het soort diepgewortelde en ongrijpbare guerrilla die Taliban en aanverwanten voeren, uiteindelijk toch niet opgewassen, lijkt me.
Seymour heeft op één punt echter zeer wezenlijk gelijk. Ons verzet tegen de oorlog mag niet gebaséérd zijn op de overtuiging dat het Westen verliest. “We moeten ons argument niet baseren op het idee dat de VS de opstand niet kan verslaan. Dat kunnen ze wel”, zegt hij in de commentaren bij zijn eigen stuk. Of we nu denken van wel of dat we nu denken van niet, de kern is en blijft: het Westen heeft niet het récht om te winnen. Een Westerse overwinning is niet alleen onwaarschijnlijk, maar vooral hoogst ongewenst. Daaraan ontleent het verzet tegen de oorlog in Westerse landen haar belangrijkste motivatie. Dat het Westen sowieso al tegen een nederlaag aanloopt is, wrang gezegd, mooi meegenomen.