Stemadviezigheid

Ja lieve mensen, het is weer verkiezingstijd. Af en toe vraagt iemand aan mij wat ik van plan ben, of zelfs wat ik vindt dat een ander zou moeten doen. Nou, ben ik geen Stemwijzer, ik ben wel wijzer 😛 Maar ik ben de laatste tijd al zo obstinaat geweest, laat ik eens enige vriendelijke meegaandheid vertonen en wat stemadviezigheid voor het voetlicht brengen.

De eerste vraag is natuurlijk: gáán we wel stemmen? Dat is voor een democraat misschien minder vanzelfsprekend dan het lijkt – en revolutionairen zijn in een heel wezenlijke zin democraten. Wie overweegt om weg te blijven van de stembus, krijgt allerlei argumenten te horen waarom niet-stemmen zo ongeveer verraad is, medeplichtigheid aan rechts, plichtsverzuim of soortgelijke dingen meer. Laten we eens kijken naar de gangbare pro-stemmen-argumenten. Eerst die van huis-tuin-en-keuken-karakter, daarna ietsje diepgaander.

‘Wie niet stemt moet na verkiezingsdag niet klagen over de regering, het beleid en dergelijke. Wie niet stemt verliest recht van spreken.’ Dat hoor je veel: áls je wilt dat er iets verandert, moet je dat via de stembus laten weten. Misschien niet alléén via de stembus maar óók daar. Zo niet, dan doe je als het ware niet meer mee, dan zet je jezelf buiten spel in het politieke debat.

Het klinkt niet onlogisch. Maar het is op meerdere manieren onzin. In de eerste plaats: het idee bij verkiezingen is, dat je stemt voor datgene wat je ziet zitten. Als jouw voorkeursoptie erbij zit, en je blijft dan toch weg van de stembus… ja, dan snij je in eigen vlees en dan moet je na afloop ook niet zeuren. Wie dol is op de VVD, en op 9 juni toch delist van Rutten niet aankruist, die moet niet jammeren als vervolgens de VVD niet de grootste wordt en niet de premier levert. Wie erg happy wordt van de SP, en er toch niet op stemt, moet niet klagen als op 9 juni Emiel Roemer een fractie van slechts tien Kamerleden om zich heen heeft gekregen en geeneens staatssecretaris van kinderspeelzalen mag worden in het eerste-kabinet-Cohen.

Maar het hele argument vervalt als je voorkeursoptie er niet bij zit, nietwaar? Als geen van de partijen staat voor wat jij wil, als je dus niet via de stembus kunt aangeven wat je zou willen, dan heb je het volste recht om je naderhand te keren tegen een regering en een beleid die wederom dwars tegen jouw mening en belang ingaan. Als de groentenboer alleen maar andijvie en bloemkool levert, en ik lust geen van beiden, mag ik me daarover toch ook beklagen?

Dit gaat nog wat dieper dan de inhoud van de partijen zelf. Inderdaad, tussen de partijen zit er géén die gaat doen wat ik nodig vindt. Er is géén partij die zelf maar belooft om de weg te banen naar het soort maatschappij dat ik wil: een maatschappij waarin de wereld in handen is van ons allemaal, de fabrieken bestuurd wordt door degenen die er werken, de buurten door wie er wonen, een directe democratie als bestuursvorm, gemeenschappelijk bezit als basis van productie. Er is geen partij die de afbraak van het kapitalisme en haar vervanging door een libertair communistische maatschappij zelfs maar belóóft. Er is in de kern alleen maar bezuinigingen en nog meer bezuinigingen. Er is alleen maar andijvie en bloemkool. Ik blief geen van beiden. Waarom zou ik gaan stemmen?

Het gaat nog iets dieper. Het hele idee van het soort maatschappij dat ik benoem als libertair communistisch is niet te bereiken via de stembus. De kern ervan is nu juist: zelf doen, samen doen. De kern van stemmen is echter: een ander aanwijzen die het namens jou in orde gaat maken. Over vier jaar mogen we dan kijken wat er van gebakken is. Greep op vertegenwoordigers hebben we niet. Het breken van verkiezingsbeloften is dan ook standaard. Geen partij die aan dat spel meedoet, is immuun voor dat proces, alle goede bedoelingen ten spijt.

Je richten op verkiezingen kent meer problemen. Niet alleen geven we iets wezenlijks uit handen. We worden, in het proces van ‘verkiezingen’heet, tegelijk ‘betrokken’ bij de macht én op afstand gezet. De betrokkenheid is schijn: de gekozen politici staan onder dagelijkse druk van ondernemers en hoge ambtenaren, terwijkl wij er verder geen grip op hebben. Het op afstand gezet worden is géén schijn. Onze rol is, buiten die twee minuten in het stemlokaal: toekijken, omhóógkijken in feite. Dit is precies niet hoe we samen sterker worden.  Wie gelooft in betrokkenheid van mensen om gezamenlijk voor een betere maatschappij te vechten, heeft hieraan niet veel. Anton Pannekoek wees al rond 1920, in polemisch gevecht tegen het door Lenin beklemtoonde idee dat communisten perse aan verkiezingen deel moesten nemen, op dit funeste mechanisme. “Parlementaire activiteit is het parasdima van strijd waarin slechts  de leidersd actief betrokken zijn en waarin de massa’s een ondergeschikte rol spelen. Het bestaat uit individuele afgevaardigden die de belangrijkste slag uitvechten; dit moet bij de massa’s wel de illusie versterken dat anderen het vechten voor hen kunnen doen.” Van toekijken hoe politici – zelfs ‘jouw leiders’ – het werk doen, wordt je niet actief, van zelf in actie komen wel. Van fietsen wordt je fit. Wordt je conditie ook beter als je de halve zomer naar de Tour de France zit te kijken?

Stemmen is bovendien iets puur individueels. Je gaat in je eentje dat hokje in, en doet je democratische daad. Net als miljoenen anderen dat doen. Ieder voor zich, ongeveer zoals je boodschappen doet. Het is de markt in werking. We lijken allemaal gelijk: ook de miljonair heeft maar één stem. Maar het is schijn-gelijkheid, want de miljonair heeft honderd andere manieren om invloed te hebben – manieren die een arbeider niet heeft. De arbeider heeft als machtsmiddel vooral dit éne: gezamenlijke krascht met haar of zijn collega’s, met name op de werkplek. De illusie van gelijkberechtigd democratisch burgerschap op individuele basis is precies dat: een illusie. Daar ligt onze kracht niet, en doen alsof onze kracht daar wel ligt – door te hameren op verkiezingsdeelname van links, door te beklemtonen hoe belangrijk verkiezingsdeelname is – het is schadelijk.

Er is dan ook – voor wie een communistische, staatloze, vrije maatschappij wil bereiken – een heel valide argument om op 9 juni nuttiger, hopelijk vooral ook leukere, dingen te gaan doen en de stembus te skippen. Maar laten we niet te snel oordelen. Er zijn nog meer pro-verkiezingsargumenten. Eén ervan heeft mij de afgelopen jaren wel degelijk gemotiveerd om, ondanks mijn tegenzin tegen parlementaire politiek, toch wél te gaan. Het komt op het volgende neer: stemrecht is een hard bevochten recht van arbeiders, dwars tegen een establishment in dat de meerderheid van de bevolking buiten de politieke besluitvorming had willen houden maar bakzeil moest halen. Er is voor gevochten, er is voor gestorven, er vechten nog steeds mensen voor effectief stemrecht. Het is een soort van respect voor die strijd, voor die verworvenheid, dat we het stemrecht dienen te gebruiken. Wegblijven voelt respectloos naar die strijdende voorouders en naar degenen die nog steeds voor vrije verkiezingen opkomen.

Het argument bevat een kernwaarheid, maar ook een drogreden. Een staat waarin zekere democratische rechten, waaronder stemrecht op basis van een keus tussen partijen, is veruit te verkiezen boven een openlijke dictatuur. En de beweging van zo’n dictatuur naar zo’n soort van iets democratischer maatschappij is, in politieke zin, een stap vooruit. De strijd van honderdduizend Iraniërs het afgelopen jaar tegen verkiezingsfraude verdient bijvoorbeeld steun: het is een strijd voor iets meer vrijheid. Als we gaan stemmen, dan willen we dat onze stemmen ook géldig zijn, dat de machthebbers er niet ook nog eens mee gaan knoeien. En zelfs al hoef ik zelf niet zo nodig, ik erken en verdedig de vrijheid van anderen om wél aan verkiezingen deel te nemen. Ook iemand als Mïkhail Bakoenin, één van de grondleggers van het anarchisme en een fel tegenstander van verkiezingen-als-socialistische-strategie, was glashelder: “Het is waar dat de meest onvolkomen republiek duizend maal beter is dan de meest verlichte monarchie, want in een republiek zijn er momenten waarin het vokk, alhoewel altijd uitgebuit, niet onderdrukt zijn, terwijl ze in monarchiën nopoit iets anders dan dat zijn. En verder traint de democratische republiek de massa’s stukje bij beetje in het openbare leven,  iets dat de monarchie nooit doet.”

Het soort  kritiek die teveel marxisten tegen het anarchisme in stelling brengen en die erop neerkomt dat anarchisten de staat alleen als abstractie zien, geen oog ehebben nvoor de verschillende staatsvormen, is duidelijk onjuist. Ja, er is verschil tussen vertegenwoordigende democratische staten enerzijds, en dictaturen anderzijds, en de eersten zijn plezieriger oorden om voor verdere verbeteringen te vechten. Maar erkenning daarvan is niet automatisch hetzelfde als een morele plicht om dan ook binnen zo’n democratischer staatsvorm een brave  burger te zijn en te gaan stemmen.

Het alternatief – stemmen, het is je burgerplicht, je arbeidersplicht, je revolutionaire plicht desnoods! – leidt duidelijk tot onaangename absurditeiten. Stel, er is voor revolutionaire democraten – en dát zijn anarchisten, op een heel bepaalde manier ook, net als marxisten op een andere – een soort van morele plicht om hoe dan ook te gaan stemmen, om je stem niet verloren te laten gaan, uit respect voor de kiesrechtsstrijders van het eerste uur of weet ik wat. Wat moet je dan in de VS? Kiezen tussen Democraten en Republikeinen? Onder Bush hadden we Irak en ook Afghanistan. Onder Obama hebben we Afghanistan en ook nog Irak. Bush redde de wapenindustrie en ook banken. Obama redt de banken en ook wapenbedrijven. Bush had wateroverlast met Katrina. Obama heeft olie-overlast met Deepwater Horizon – allebei ook nog in of bij Louisiana. Er valt hier gewoon in grote lijnen niets te kiezen.

Vermoedelijk zijn  onder de lezers die nog niet zijn afgehaakt na het bovenstaande nu mensen die zeggen: dat kan allemaal wel zo zijn, maar je kunt toch minstens tactisch gaan stemmen, voor een beperkter verbetering? In Nederland zijn toch iets meer verschillen tussen partijen dan in de VS? Doorgaans leidt dit dan tot het advies om datgene te doen wat ik jaar na jaar ook het gedaan: een stem uitbrengen tegen rechts, en dus op één van de linkse partijen. Niet zozeer om positieve veranderingen te bereiken, maar om te onderstrepen wat we in ieder geval níét willen: de oppermacht van CDA, VVD en de laatste jaren vooral ook PVV, en alle asociale narigheid waar deze partijen voor staan. Doorgaans leidt deze redering tot een stem voor de SP, een stem zoals ik die ook veelvuldig heb uitgebracht.

De redenering is op zioch niet helemaal onzinnig. Als we stemmen niet zien als dé weg om tot maatschappijverandering te komen maar enkel als tactiek, dan kan een stem om erger te voorkomen h te overwegen zijn. Maar er blijft een probleem. Wát de SP ook aan moois belooft, ze zal het niet uitvoeren, ook al krijgt ze 150 van de 150 Kamerzetels. Het staatsapparaat, en de daarmee verbonden en verweven kapitalistenklasse, zal dat domweg voorkomen. Ondernemers zullen hun ding doen via kapitaalvlucht als de SP maatregelen zou doorvoeren die hun rijkdommen en macht in gevaar brengen. Werkloosheid en instortende aandelenkoersen zullen het gevolg zijn, en de Telegraaf zal er aan bijdragen dat veel mensen de regering en haar ‘onverantwoordelijke’ beleid de schuld geven. Als het beleid radicaler wordt, zal er opeens een NAVO-vlootoefening voor de Noordzeekust plaatsvinden. Oplettende journalisten zien opmerkelijk vaak rechtse politici de Amerikaanse ambassade in en uit lopen. Er zal een gevoel van maatschappelijke crisis aangewakkerd worden vanuit rechts en ondernemersland. En zolang de regering binnen de wettelijke en parlementaire kaders blijft opereren, zal rechts, en als spil ervan de ondernemersklasse, steeds verder op voorsprong komen te liggen. Tot een echte staatsgreep hoeft het dan waarschijnlijk niet eens te komen; de gekozen linkse regering legt het af tegen de machten van het kapitalistische establishment en de bijbehorende structuren.

Dit geldt als de SP radicale antikapitalistische beleidsmaatregelen belooft, en daar kiezerssteun voor vindt. Maar het is nog veel treuriger: de SP belooft geen radicaal antikapitalistisch beleid. Voorzichtige verbeteringen, verder gaat het niet. Tegenover die verbeteringen staan bovendien verslechteringen, bijvoorbeeld het uitbreiden van de politiemacht – de macht die in beweging komt als wij voor onze belangen en vrijheiden opkomen. Een stem op de SP is daarmee op een bepaalde manier een stem voor versterking van onze vijand. En dit soort beleid kan wél op goedkeuring vanuit het establishment rekenen. Moeten we daarvoor onze stem op die joviale mijnheer Roemer uitbrengen?

De SP accepteert bovendien het bestrijden van staatschuld en begrotingstekort als kerndoelen van beleid – waarmee de partij zich loyaal betoont aan de kapitalistische staat en haar gezondheid. Een stem op de SP brengt heel veel van onze verlangens dus niet dichterbij – juist datgene in het SP-programma wat haaks staat op die verlangens heeft kans van slagen. Dat maakt de partij ook nog eens gevoelig voor druk om eventuele progressievere verlangens in te slikken en méér te bezuinigen dan in het verkiezingsprogramma wordt aangekondigd, indiende geldnood van de staat dat zou vragen. En enige stevig machtsmiddel op de SP daarin tegen te houden, hebben we als kiezer niet. Ja, vier jaar wachten en dan via de stembus weer pruttelen, maar dan is het kwaad alweer geschied.

Laten we eens nader kijken hoe linkse groeperingen – die het bovenstaande ook weten en snappen! – toch een stem voor de SP bepleiten. Ik begin bij de trotskistische groep Offensief. “Landelijke verkiezingen: stem SP”– het laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Maar lezen we het aertikel, dan valt de bezorgde toon op. De SP dreigt onder de nieuwe leider “een klein en onbeduidend partijtje te worden als hij zijn koers en aanpak voortzet.” Dat zit hem volgens het artikel vooral in de inzet van de SP voor een coalitie met de PvdA. “Veel kiezers zullen redeneren: als ik op de SP stem, krijg ik toch een coalitie met de PvdA, kan ik net zo goed meteen op de PvdA stemmen.” Dat zou best eens kunnen, en ook ik zie de daar achterliggende, meer op het politieke midden gerichte koers van de SP.

Maar dan doemt de vraag op: wat voor houding nemen we daartegenover in? Offensief bepleit dudelijk een radicalere, antikapitalistische en oppositionele koers voor de partij. Probleem is onder meer dat er tussen plaatsing van het stuk – 9 mei – en verkiezingsdag – 9 juni – precies één maand zat. Daarin krijgt een kleine trotskistische groep de partij niet óm in de gewenste richting, als dit al mogelijk zou zijn, hetgeen ik betwijfel maar dat is weer een ander verhaal. Dat betekent dus dat we met déze SP te maken hebben, met déze, op het midden en een coalitie met de PvdA gerichte koers en een leider die soms best een strijdbaar en links verhaal vertelt, en dat vast ook méént, maar zonder ook maar een moment écht met de bezuinigingslogica te breken.

Offensief roept, of ze dat nu wil en onderkent of niet, op tot een stem voor déze, keurige, gematigd-sociaaldemocratische partij. Hoe dat de positie van de arbeiders tegenover de meest verregaande bezuinigingen uit de naoorloogse geschiedenis moet versterken, maakt het stuk niet duidelijk. Hard gezegd: volg het stemadvies van Offensief op, en je helpt het eerste kabinet-Cohen.

Oproepen om SP te stemmen en er tegelijk bij roepen dat de SP vooral niet moet willen regeren, heeft trouwens sowoeso als bezwaar dat het weinig consistent overkomt. Mensen stemmen omdat ze denken dat dit wat uithaalt. Mensen stemmen om een partij groot te maken, zó groot dat de partij kan gaan regeren. Dat is nu juist de clou van het verhaal. Wie echt niet wil dat de SP gaat regeren, moet níet op de SP gaan stemmen en daartoe ook niet oproepen. Dat is wel zo consequent.

Dit soort bezwaren gelden ook tegenover het verkiezingsstandpunt van de Internationale Socialisten (IS). Kort voor de gemeenteraadsverkiezingen bracht de IS een stuk uit: “Stop rechts, stem links”. Onm de noodzaak om links – concreet: SP – te stemmen, schetst het stuk eerst een “doemscenario”, met een gevaarklijk oprukkende PVV en de racistische aanvallen op moslims, oplopende werkloosheid, nog groter verschil tussen rijk en arm, grote bezuinigingen. “Met dat doemscenario in het vooruitzicht is niet stemmen of blanco stemmen geen optie.” En waarom dan wel niet? “Ook in het stemhokje kunnen we duidelijk maken dat we Nederland” – wat is dat trouwens, ‘Nederland’? – “linksaf willen zien slaan en niet rechtsaf.” Je, heel misschien kunnen we dat ‘duidelijk maken’. Maar dat vindt dan plaats op het niveau van een opgevoerde opiniepeiling. En het veronderstelt dat de partij waarop we dan stemmen, ook duidelijk ‘linksaf’ wil.

Maar ook de IS onderkent de koers naar het midden, de inzet voor regeringsdeelname, die de SP typeert. Zo heel erg nadrukkelijk linksaf wil de SP niet, als ze dat al zou kunnen langs parlementaire weg. Het artikel bepleit dan ook, naast de SP-stem, het opbouwen van verzet buiten het paerlement. Probleem is echter dat die twee dingen toch met elkaar wringen, om geen sterkere woorden te gebruiken. Roepen: ‘stem vooral SP!’ trekt de aandacht wég van datgene dat boven alles moet gebeuren: zelf gezamenlijk in beweging komen.

Ik zie – dat mag duidelijk zijn na het bovenstaande – dus niets in een stemadvies richting de SP. Zijn er andere electorale opties? Vandaag de dag niet. Ik kan me voorstellen dat ik bij de gemeenteraadsverkiezingen, als ik in Almere of Den Haag had gewoond, op puur tactische gronden en bevangen door een lichte antifascistische paniek, op de PvdA had gestemd – enkel en alleen om eraan bij te dragen dat Wilders’ PVV niet de grootste in de gemeenteraad zou worden. Ik had me zoiets zelfs landelijk kunnen voorstellen. Maar met de huidige race tussen VVD als koploper en PvdA als tweede op afstand, gaat die vorm van paniekvoetbal – want dat is het dus enigszins – ook niet op. GroenLinks stemmen? Op een partij stemmen die een vriendelijker verpakt neoliberalisme heeft omarmd, voor wie bijvoorbeeld de vervanging van studiefinanciering door een leenstelsel – ik weiger daar het woord ‘sociaal’ voor te plakken – een optie is? Ik bedank vriendelijk, maar vastbesloten.

Ik heb eventjes overwogen om op de Piratenpartij te stemmen. Gewoon uit dwarsigheid, om een lange neus te trekken aar de gevestigde politiek, maar ook omdat de inzet van die groepering voor internetvrijheid en privacy mij op zichzelf aanspreekt. Het zijn thema’s die revolutionairen ter harte gaan – of horen te gaan. Internetvrijheid botst met bezitsrechten, en dan weet ik wel waar ik sta. Maar een stem voor deze partij leidt aan hetzelfde euvel als een stem voor welke club dan ook: er is geen garantie, geen grip op gekozen politici. Bovendien spreekt de Piratenpartij zich eigenlijk alleen uit over haar voorkeursthema. Het zou dus zomaar kunnen dat ze akkoord gaat met een hogere pensioenleeftijd of een nieuwe militaire missie in Afghanistan, in ruil voor betere privacybescherming. Ik zou niet graag aan zoiets bij willen dragen met mijn stem, zelfs al zou ik tijdelijk en tactisch van mijn afwijzing van representatie als middel tot verandering afstappen.

Met dit alles kom ik, principieel maar onder de gegeven omstandigheden ook tactisch, dicht in de buurt van het klassieke anarchistische standpunt: stem niet, vecht zelf. Maar een campagne voor niet-stemmen vind ik ook geen briljant idee. Zelfs dát maakt immers stemmen, in een omgekeerde variant, nog veel te veel tot centrale kwestie. Mij gaat het niet eens zozeer om de vraag wat iemand gaat stemmen. Schande spreken over degene die wel stemt, op de SP bijvoorbeeld… waarom zou ik? Zolang er niet gedaan wordt alsof die SP-stem enorm belangrijk is, vind ik het verder geen punt. Mij gaat het erom dat de illusie dat je via stemmen iets wezenlijks bereikt sneuvelt.

Stemmen levert in de kern niets op. Niet-stemmen evenmin. De kern van de strijd ligt nu eenmaal niet bij wat we wel en niet in dat stemhokje doen. De kern ligt bij de strijd zelf. Als iemand mij er van kan overtuigen dat die strijd onder de huidige omstandigheden gediend is met een stem op partij X of Y, dan hoor ik het graag. Zoals het er nu naar uit ziet, blijf ik echter op 9 juni weg uit het stemhokje.

4 Responses to Stemadviezigheid

  1. John van dijk schreef:

    Hey Peter,

    Uiteraard heb je gelijk door te stellen dat we bij de verkiezingen niet echt iets te winnen hebben.
    En dat een sp met 150 zetels ons ook geen revolutie gaan brengen.

    Echter hebben we wel dingen te verliezen, zoals de AOW leeftijd, het verkorten van de duur van de WW en dat soort dingen.
    Het lijkt me dan toch handiger dat we een grote partij hebben die daar tegen is (je hebt overigens gelijk dat de SP een wat problematische koers heeft).

    Dit neemt overigens niet weg dat we naast het aanraden hiervan, gewoon 365 dagen per jaar blijven inzetten voor buitenparlementaire actie en verzet.

    Met strijdbare groet,

    John.

  2. bram schreef:

    Peter. Opinie peilingen hebben wel degelijk invloed op het moreel van de strijd en zijn daarom een (weliswaar piepklein) schakeltje in de strijd. Het maakt voor mijn zelfvertrouwen wel degelijk uit of ik samen met een SP van tien of van 25 zetels actie voer, ik denk dat dit voor meer mensen geldt.
    Daarbij is er het argument wat je zelf ook al noemt, het feit dat verkiezingen een afgedwongen recht zijn door strijd in het verleden. Wel degelijk belangrijk lijkt me.

    Als laatste, de argumenten die jij inbrengt tegen stemmen, gaan deels ook op voor sommige vormen van actievoeren. Er is geen directe winst mee te behalen. Natuurlijk is een demonstratie een collectief ding en daarom vele malen emanciperender dan een verkiezingsoverwinning voor links, maar toch, als je op zoek bent naar ‘direct resultaat’ zal dit ook in het geval van demonstraties vaak ontbreken. Dit geldt helemaal voor het ‘actiemiddel’ bloggen! Een puur individualistisch middel, waarbij de linkse blogs (zoals die van jou, die ik graag lees) veruit overschaduwd worden door de rechtse en daarbij in sommige gevallen een ‘demobiliserend’ karakter hebben. Ik heb vrienden die het letterlijk toegeven dat ze liever een online petitie tekenen dan gaan demonstreren. Anyway, ik ga wel stemmen, hoewel ik 9 juni met angst en beven tegemoet zie.
    Als we, zoals Engels het ooit stelde, verkiezingen kunnen zien als de momentopname van het niveau van klassestrijd, dan hebben we met een grote VVD nog veel te doen…

  3. Dylan schreef:

    Ik denk dat het juist de vraag is of verkiezingen wel gezien kunnen worden als ‘momentopname van het niveau van klassenstrijd’. Eerder is het een afleiding van de daadwerkelijke, zich continu voltrekkende klassenstrijd – die in de regel van boven naar beneden wordt gevoerd. We kunnen hiervoor kijken naar Griekenland, waar de klassenstrijd toch wel richting kookpunt zich begeeft… en daar ook van beneden naar boven. Maar wat zien we daar, parlementair gezien? Een communistische partij die allang de revolutie heeft opgegeven, een radicaal linkse coalitie die flip-flopt van revolutionaire retoriek naar de retoriek van ‘we zitten allemaal in hetzelfde schuitje’, een PvdA achtige partij, en het rechts wat we overal zien. Oh, en het IS-ige Antarsya dat 0.31% (!!) van de stemmen kreeg. Het enige wat daadwerkelijk erop wijst dat er zo veel klassenstrijd gaande is, is de hoeveelheid die NIET gaat stemmen en zo laat blijken dat ze NUL vertrouwen hebben in het parlementaire systeem.

    Daarnaast is het punt van Pannekoek een belangrijk punt, namelijk dat door het focussen op wat in het parlement gebeurd de nadruk van de massa’s naar haar zelf-aangewezen leiders wordt verplaatst. Het idee van zij-doen-het-wel-voor-ons wordt zo verder aangewakkert, terwijl we juist dát idee kapot moeten maken. De bevrijding van de arbeidersklasse kan slechts het werk zijn van de arbeidersklasse zelf.. zo zei een vriend van Engels die naar mijn mening vaker zinniger dingen zei dan engels zelf.

  4. […] vorige stembusverhaal heeft intussen een handvol reacties losgemaakt van mensen die een stem op de SP toch nuttig vinden. John bijvoorbeeld, geeft mij gelijk dat zelfs […]

Plaats een reactie