Acties leraren: gelijk hebben ze

vrijdag 13 januari 2012

Schoonmakers vormen niet de enige beroepsgroep die deze week staakt en demonstreert. Ook docenten hielden eerder in de week een staking, en betoogden in Den Haag. Deze docentenstaking duurde drie dagen, en was op touw gezet door de categorale vakbond Leraren In Actie. FNV-bond AbvaKabo steunt de actie; de Algemene Onderwijsbond AOb, ook een FNV-bond, vindt staken zo pal na de kerstvakantie “niet gepast” volgens de NRC. De AOb houdt haar kruit droog tot 26 januari. Dan organiseert ze een actiedag. De versnippering, en met name de trage houding van de AOb, is jammer. Dat docenten actie voeren, is goed en juist.

De actie is een protest tegen een kabinetsbesluit om het aantal lesuren te verhogen van 1000 naar 1040 – iets waar in december ook scholieren tegen protesteerden, wegens het ‘ophokken’ van leerlingend dat daarvan het gevreesde gevolg is. Het kabinet wil ook de zomervakantie inkorten, van zeven naar zes weken. Dit komt gezamenlijk neer op langer werken, en dus hogere werkdruk. Terecht voelen docenten hier niet voor. Het is een aantasting van arbeidsvoorwaarden, en tegelijk ook van de kwaliteit van het onderwijs, als mensen langer verondersteld worden voor de klas te staan. Het is ook niet bepaald de manier om jonge mensen zover te krijgen om leraar te worden.

Niet iedereen in het onderwijs denkt er echter zo over. Een afwijzing van de staking die me een beetje verbaasde, kwam op 10 januari  van Ferry Haan, zelf leraar economie, als opiniestuk in de Volkskrant. Hij zegt: “Staken voor minder lesuren en meer vakantie – de twee grote onderwerpen – is niet te verkopen.” Dat is al een vreemde manier van de zaak presenteren: het lijkt net alsof sde stakers verkórting van lesuren en verlénging van de vakantie eisen. Maar het is de regéring die méér lesuren en een kórtere vakantie probeert door te drukken. De stakers verdedigen zich daartegen. Ze eisen niet méér, ze proberen mínder te voorkomen. Dat is één.

Dat het “niet te verkopen” is, voor ruime vrije tijd te staken, duidt op een pr-probleem. In zoverre heeft Haan een punt. Hij voegt toe: “Dat docenten geen lange werkweken hebben, maar wel een lange zomervakantie, is een clichébeeld dat klopt.” Het is een clichébeeld ja, dát klopt. Inhoudelijk klopt het echter niet. Goede lezing van Haans eigen stuk maakt dat al aardig duidelijk.

Hij legrt uit hoe de werkweek in elkaar zit voor een voltijdsdocent. Vijfentwintig lesuren voor de klas, en elk uur telt 50 minuten. Dat kopmt neer op 21 daadwerkelijke uren. Daarbij komen nog 19 uur. Daarin moet “van alles gebeuren, lesvoorbereiden, vergaderen, meentorwerk, nakijken en ga zo maar door.” de 19 uur – een aantal waar Haan aan komt door de 21 lesuren af te zetten tegen de gangbare 40-urige werkweek – zouden volgens hem “meer dan genoeg” moeten zijn voor deze zaken, die hij “de bijzaken” noemt.

Ik ben geen docent, ik kan niet inschatten of 19 uur inderdaad genoeg is voor dit alles. Haan zelf ziet echter al onraad: “Zo werkt het onderwijs echter niet.” Hij wijst op het veel voorkomen van parttime werkenden in het onderwijs. Dat ‘part-time’ geldt dan de lesuren – maar veelal niet de ‘bijzaken’. “Vooral omdat er erg veel docenten zijn waar geen stop op zit – ze geven ziel en zaligheid – doen veel docenten veel meer, dan waarvoor ze betaald krijgen.” En veel van dat werk staat onder tijdsdruk: je kunt het voorbereiden van een les die je morgen moet houden, niet tot overmorgen uitstellen. Haan zegt het niet, maar dit mechanisme – meer doen dan waarvoor mensen betaald worden – treft natuurlijk niet enkel parttimers maar in principe alle docenten. Het is dan ook aannemelijk dat velen van hen méér dan die 19 uur kwijt zijn aan de ‘bijzaken’.

En het gaat daar wel degelijk om iets dat de kern van het werk mede uitmaakt, het woord ‘bijzaken’ is misplaatst. Immers, als de les ‘hoofdzaak’is, is de voorbereiding ervan dan ‘bijzaak’? Als het afnemen van een proefwerk hoofdzaak is, is het tijdig nakijken ervan dan ‘bijzaak’? En mentorwerk, het begeleiden van leerlingen bij hun gang door het onderwijs, is dat ook ‘bijzaak’? Ik vermoed dat juist aan dit soort werk veel slopende energie op gaat. Bij voorbereiding en en nakijkwerk ontbreekt bovendien een grote bron van arbeidsvreugde: het contact met de leerling. Bij mentorwerk krijg je van dat contact vaak de wat lastiger aspecten voor de neus: hoe meer problemen van de leerling, hoe meer en te mentoren is. Mij zou het niets verbazen als juist de uren buiten het klaslokaal – waaronder ook alom gehate vergaderingen – extra zwaar worden gevonden. Het luchtige toontje van Haan over al deze ‘bijzaken’ die wel in 19 uur per week geregeld kunnen worden, lijkt me misplaatst. Uitbreiden van het aantal lesuren brengt uitbreiding ook van de ‘bijzaken’ mee. Dat verzwaart de werkweek, tot ruim boven die 40 uren. Het uitrusten via vakantie wordt dan ook nog een week ingekort. Ik vind de ergernis en woede daarover terecht.

Natuurlijk zijn er buiten het onderwijs mensen die een beetje vreemd opkijken. Als je drie weken zomervakantie hebt, is zes of zeven weken veel. Maar de docenten vergelijken hun situatie niet in de eerste plaats met die van andere beroepsgroepen – beroepsgroepen die lang niet allemaal pakken werk naar huis hoeven nemen bovendien. Docenten zullen hun situatie van morgen vergelijken met die van nu. Ze constateren dreigende achteruitgang. Daar maken ze bezwaar tegen, en daarin hebben ze groot gelijk. Dat deze staking niet altijd makkelijk uit te leggen is, met name niet aan ouders van scholieren, maar ook niet aan arbeiders met (nog) minder vrije tijd en lager loon, is waar. Maar moeilijk uit te leggen is nog iets anders dan ‘niet te verkopen’.

Zelfs Haan erkent op één punt de rechtmatigheid van de docentenboosheid. De uitbreiding van het aantal lesuren van 1000 naar 1040 noemt hij “een provocatie”. Maar, zegt hij, het is een “papieren provocatie”, want hij gelooft niet dat de onderwijsinspectie hier de hand aan zal houden. De meeste scholen gaan dat niet doorvoeren zonder bijbehorende middelen. “Wanneer scholen en docenten (en leerlingen) elkaar zo eensgezind vinden, dan is staken overbodig.” Ik zou niet bij voorbaat zo overtuigd zijn dat scholen huin been stijf houden als de regering haar beleid doorzet. Juist met staken – én met actie van leerlingen – kunnen leraren juist scholen onder druk zetten om de maatregel inderdáád niet door te voeren. Maar tegelijk moet de maatregel helemaal van tafel, zodat ook scholen die wél buigen voor de regering, onder deze – voor leraren én leerlingen nare – maatregel af komen.

Haan erkent dat achter de staking een gevoel onder docenten meespeelt dat ze te weinig gewaardeerd worden. Niet de eisen zelf, die hij ”niet zinvol” vindt, maar een dieper gevoel van onbehagen, spelen hier een rol. “De langjarige onvrede in het onderwijs zit diep. De onvrede over de bezuinigingen op passend onderwijs, de grote klassen, het gebrek aan steun.” Hij trekt een zinnige vergelijking met een bedrijfstak waar acties zijn. “De schoonmakers willen vooral ‘respect’. Dat wil de docent ook: ‘respect’.” Als leraren het gevoel hadden dat ze dat kregen, dan wilden ze volgens Haan met plezier langer werken. Maar staken voor kortere werktijd draagt aan dat respect volgens Haan niet bij.

Ik denk dat het anders ligt. Ja, de docenten willen ook respect. Juist door op het punt van werktijden effectief, met staking, van zich af te bijten, laten ze zien dat ze niet over zich laten lopen. Precies zo’n houding – zeker als die resultaat afwerpt in de vorm van het afslaan van de regerinsgaanval – kan aan zulk respect juist bijdragen. Onderwijs is een belamngrijke en tegelijk zware taak. De mensen die dat doen, hebben groot gelijk dat ze aan de energie die ze daarin steken, grenzen stellen en die desnoods hardhandig bewaken ook. Bij die verdediging verdienen ze onze steun, want goed onderwijs en goede arbeidsvoorwaarden zijn in het belang van ons allemaal. Ik hoop dat het goed druk wordt, op 26 januari.

2 Responses to Acties leraren: gelijk hebben ze

  1. Jorein Versteege schreef:

    Vooral leerkrachten in het speciaal onderwijs worden laag betaald. Die krijgen een salaris van een basisschool leerkracht. Toen ik op het middelbare speciaal onderwijs zat, werden de leerkrachten betaald alsof ze basisschool leerkrachten waren. Dat lag aan het feit dat de klassen kleiner waren dan op een reguliere school. Onze school had maximaal 10 tot 15 leerlingen per klas. Dat was noodzakelijk aangezien veel autistisch waren. Maar dat leidde er ook toe dat de leerkrachten minder betaald kregen. Terwijl het juist lastiger is om met autistische pubers om te gaan dan met ”normale” pubers.

    Leerkrachten in het speciaal onderwijs horen zelfs iets meer te verdienen dan reguliere leerkrachten. Want ze moeten met jongeren werken die veel meer aandacht nodig hebben.

  2. […] hier het hele stuk van Peter Storm “Acties leraren: gelijk hebben ze” Share this:FacebookTwitterE-mail […]

Plaats een reactie