Niet de schuld van Agnes Kant

Het grote nieuws, daags na de nachtmerrie-uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen, stapte SP-fractieleider Agnes Kant op. Ze wordt geen lijsttrekker van de partij, ze trekt zich zelfs helemaal uit de politiek terug. Ik vind dat haar aftreden – uiteindelijk háár keus, ze is niet weggestuurd – haar siert. Maar er  is nog wel iets meer over te zeggen.

Waarom siert haar stap haar? Eenvoudig: haar partij heeft een dramatische verkiezingsnederlaag geleden. Vijftig gemeenteraadszetels kwijt, ruim een halvering van het stemmental van2006, omgerekend in een peiling nog maar 11 Kamerzetels in plaats van de 25. Kiezers herkennen kennelijk in de SP niet meer het harde linkse oppositiegeluid dat ze in 2006 beloonden. Ik ben van die kiezers er overigens één, ik had de SP een betere uitslag gegund maar zag geen doorslaggevende reden meer om de partij mijn stem toe te vertrouwen.

Welnu, het is niet onredelijk dat een politiek leider van een zo fors verliezende  partij de verantwoordelijkheid op zich neemt, vertrekt en ruimte maakt voor een ander. Kant wacht niet af totdat de  partij haar dat duidelijk maakt, en zadelt de partij ook niet op met een aangetaste aanvoerdersrol. Ze stapt op, en laat in ieder geval zien dat, hoe gesetteld de partij helaas inmiddels ook is, zij niet persóónlijk door hang naar het politieke pluche wordt gedreven. 

Haar stap verdient dus waardering. Het is ook een voorbeeld dat  best nagevolgd mag worden, door Bos en vooral door Balkenende. Ook zij geven leiding aan partijen die stevig verloren bij de verkiezingen. Balkenende heeft bovendien weer eens een kabinet onder zij leiding op te klippen helpen lopen. Hun opstappen zou niet onlogisch zijn. Maar laten we er maar van uit gaan dat deze twee heren wél echt aan de macht vastgebakken zijn, en dus het politieke toneel blijven ontsieren.

Dat ik de stap van Kant niet verkeerd vind,  wil zeer nadrukkelijk níét zeggen dat zij in het bijzonder wat mij betreft inhoudelijk schuldig is aan de problemen waardoor de partij zo verliest. Zij verwoordde gewoon de partijkoers, vaak op een solide recht-toe, recht-aan manier. Ze was in de debatten de laatste weken stevig en fel, soms aanzienlijk feller dan gezien de groeiende middenkoers van de partij te verwachten was. Haar uitspraken vlak voor de verkiezing dat, wat haar betrof “Wilders een gevaar voor het land was”,  was daarvan een voorbeeld. Van echt radicaal-linkse politiek was onder haar leiding geen sprake.  Maar dat was geen product van haar specifieke keus en rol, dat zit veel en veel dieper. Dat was bijvoorbeeld onder haar voorganger Marijnissen in essentie al jaren niet anders.

Sterker: er zijn tekenen dat juist haar relatief strijdbare toon haar nu wordt aangerekend, en eraan bijgedragen heeft dat ze in haar partij omstreden raakte. Zo was er partijsecretaris Hans van Heijningen, op 4 maart, met commentaar op kants optreden in het verkiezingsdebat waarin ze zo fel naar Wilders uithaalde. Té fel, vond Van Heijningen. De Volkskrant: “Wilders’ PVV, aldus Kant, zoekt in moslims zondebokken voor problemen, waarbij ze refereerde aan de Tweede Wereldoorlog. ‘De geschiedenis heeft laten zien dat dat levensgevaarlijk is'” Ik vind dat een zeer terechte uitspraak, maar voor Van Heijningen ging het te ver: “Ze had de oorlog erbuiten moeten laten, vindt hij.” Ik zou niet weten waarom, ik ben eerder blij dat ze, met grote vertraging weliswaar, het eens glashard zei.

Of de  kritiek van Van Heijningen heeft meegespeeld in de beslissing van Kant, kan ik niet zeggen. Dat de felheid van haar tegen haar wordt gebruikt, valt echter wel af te leiden uit een beschouwing in de NRC. “Kant stond bekend als een kundig leider van de SP-fractie. Ook was ze binnen de partij zeer geliefd. Maar ze werd vaak bekritiseerd om de felle manier en de toon waarop ze debatten voerde.” Haar wordt dus geen gebrek aan radicalisme, maar juist een té radicale houding – precies datgene wat ze góéd deed dus! – aangerekend. Te vrezen valt dat haar val de ruimte opent voor  een gezichtsbepalende figuur die nog meer de pragmatische, bestuurlijke boventoon in de SP zal verwoorden. Dat is geen goed nieuws.

In de diepe politieke crisis waarin Nederland zich inmiddels bevindt, is hiermee een nieuw ingrediënt opgedoken: een diepe crisis in de belangrijkste linkse partij die er nog is. De kansen dat de SP het verrtrouwen van boze  en teleurgestelde mensen die de partij in ieder geval tijdelijk de rug hebben toegekeerd, herwint en zo de dreigende volgende nederlaag op 9 juni minstens weet te beperken, wordt er zo bepaald niet groter op. Met de toch al moeilijke taak om een dam op te werpen tegen de oprukkende PVV  is dat geen vrolijkmakend vooruitzicht.

Plaats een reactie