Politieke crisis in Nederland, deel 5: Wat Te Doen (a)

De politieke crisis, aangejaagd door strijd rond bezuinigingspolitiek én door de Wildersfactor, zal met verkiezingen en kabinetsformatie niet worden opgelost. De verkiezingen zullen laten zien voor wat voor type bezuinigingsbeleid er meer of minder draagvlak te vinden is onder brede lagen van de bevolking. Ook zullen zij iets duidelijk maken over de positie die het fascisme van de PVV in het bestel inneemt, en de verhouding daartussen en de rest van de gevestigde politiek. Een soort voorlopige climax zullen verkiezingen en kabinetsvorming wel opleveren. Maar er wordt in deze fase niets wezenlijks beslist.

Het is namelijk een grote misvatting dat de verkiezingenen de formatie werkelijk beslissend zijn voor de contouren van het komende beleid. Kiezers mogen zich uitspreken over wat zij zouden willen zien gebeuren. Maar kiezers hebben vervolgens de zekerheid dat hun stem niet beslissend is. Zou er een relatief linkse meerderheid komen, die voorstander is van voorzichtig bezuinigen, dan betekent dat helemaal niet dat er ook voorzichtig bezuinigd gaat worden. Komt er een rechtse meerderheid die hardvochtig en snel wil bezuinigen, dan betekent dat ook weer helemaal niet dat dit ook werkelijk gebeurt. Wat er gebeurt, hangt af van een heel ander type krachtsverhoudingen, niet in maar buiten het parlement.

De gang van zaken wordt in hoge mate buiten de Tweede Kamer, en zelfs buiten de regering, bepaald. Elke regering staat dag in dag uit onder druk van de echte machthebbers: grote ondernemers en de top van het ambtenarenapparaat. Bij de grote ondernemers moeten we niet alleen aan bedrijven als Philips en Unilever denken, maar vooral ook aan grote financiële instellingen. Als die – door lobbywerk richting ministeries, maar ook door kapitaaltransacties, al dan niet intekenen op staatsleningen, toestroom of juist vlucht van kapitaal – signalen geven naar de politiek, dan is dat van veel zwaarder gewicht dan een verkiezingsuitslag. Maken grote delen van het kapitaal langs deze weg duidelijk dat ze vinden dat er te weinig bezuinigd wordt, dan oefent zoiets een druk uit die door een regering binnen het kapitalisme erg moeilijk is te weerstaan – tenzij er een ándere, tegengestelde druk vanuit de maatschappij tegenover staat. Met die laatste pressie doel ik op brede en sterke acties door arbeiders en andere groepen die zich tegen bezuinigingen keren.

Iets concreter: het is denkbaar dat er een PvdA-D66-GroenLinks-kabinet komt, eventueel met ChristenUnie en/of SP erin. Zo’n kabinet zal wellicht tot een nog vrij voorzichtig bezuinigingsbeleid besluiten. Financiële- en andere ondernemerspressie kan ze echter dwingen om tempo en hardheid op te voeren. Met een FNV die de PvdA niet graag voor de voeten loopt, is de kans dat er te weinig druk van arbeiderskant tegenover staat om dat te blokkeren, aanzienlijk. En dan krijgen we dus zware bezuinigingen voor onze snufferd, ook als mensen in meerderheid daar niet voor gestemd hebben. Omgekeerd kan er ook een CDA-VV-D66-kabinet, met gedoogsteun van de PVV bijvoorbeeld, komen. Dat zal opteren voor snel en hard bezuinigen – maar het is helemaal niet ondenkbaar dater dan veel méér weerstand vanuit de arbeidersklasse loskomt, en dat de FNV – niet gehinderd door loyaliteit aan een regeringspartij – wél meer ruimte en stem aan arbeiderswoede geeft. En dan kan het bezuinigingsfeest wel eens aanzienlijke schade oplopen.

Korter gezegd: linkse kabinetten kunnen soms tot zware bezuinigingen gedwongen worden, rechtse kabinetten kunnen daarvan soms weerhouden worden. Niet de samenstelling van kabinetten, niet parlementaire meerderheden, zijn beslissend. Krachtmetingen tussen arbeidersklasse en kapitalistenklasse, díé geven de doorslag. Verkiezingen zijn een soort echo van eerdere krachtmetingen, een weerspiegeling van de stemming onder de bevolking. Niet helemaal irrelevant, maar absoluut niet de kern, en dus absoluut niet de wezenlijke hefboom om bezuinigingsdrift en Wilders-fascisme tegen te houden.

Dit betekent dat we de verkiezngscampagne niet in de eerste plaats moeten benutten als verkiezingen, maar als campagne van strijd, van verzet in woord en daad, als voorbereiding ook van wat er nodig is ook tegen een komende regering. Bezuinigingen zullen vastlopen als er voldoende verzet tegen bestaat. Dat verzet vindt haar wortels onder groepen arbeiders en anderen die voor hun rechten opkomen. Dat gaat veel breder dan tegen eventuele bezuinigingen zelf. Zoals we eerder in deze serie zagen, moeten bezuinigingen dienen om de concurrentiepositie van het kapitaal in Nederland te versterken. Die versterking wordt tegelijk ook buiten de rechtstreekse politiek doorgedrukt – doordat ondernemers in CAO-strijd proberen loonkosten laag te houden, zodat winsten zo hoog mogelijk zijn. Ook proberen staatsinstellingen langs deze weg al hun kosten te drukken. Precies in de weerstand die deze pogingen nu al oproepen, vinden we de kracht om ook op breder front, tegen komende regeringsplannen, terug te vechten. Precies dit geeft de CAO-conflicten die gaande zijn, uitgerekend in deze periode, extra veel gewicht.

Drie botsingen springen er uit. We hebben al wekenlang te maken met CAO-acties van ambtenaren bij gemeenten en provincies. Die worden heel langzaamaan scherper. Vuilnisophalers in Amsterdam gaan bijvoorbeeld vanaf 30 april, Koninginnedag en dus een dag met extra veel rommel op straat, een week  in staking, alleen onderbroken voor schoonmaakwerk voor de Dodenherdenking van 4 mei. De ambtenaren eisen 1.5 procent loonsverhoging, hetgeen trouwens gezien de inflatie neerkomt op nauwelijks meer dan koopkrachtbehoud. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten weigert verder tegaan dan een éénmalige uitkering van 1 procent.

Een tweede stakingsdreiging komt uit de haven van Rotterdam. Bij het containerbedrijf ECT  heeft FNV Bondgenoten een campagne van kortdurende stakingen aangekondigd, goedgetimed om effectieve vertragingen bij het laden en lossen teweeg te brengen en daardoor druk uit te oefenen. De bond wil geld voor een fonds dat zich met veiligheid in de haven bezighoudt. Ook wil de bond dat het bedrijf meewerkt aan het onderzoeken van de mogelijkheid om een scholingsfonds voor havenarbeiders te vormen het bedrijf vat de eisen op als een poging van de bond om invloed die eerder verloren is tgegaan, terug te winnen, en zegt nee op wat ze als aantasting van hun ondernemersmacht beschouwen. Een rechtstreeks loonconflict is dit dus niet zozeer. Maar juist ook krachtmetingen van dit type kunnen, als ze door arbeiders worden gewonnen, ook de weerbaarheid tegen bezuinigingsdreigingen vergroten.

Ja, en dan zijn er nog steeds die strijdbare schoonmakers met hun stakingen en hun sit-ins – gisteren eentje bij het hoofdkantoor van Schiphol. Het gaat hier om een campagne van laagbetaalde arbeiders in een sector waarvan inmiddels politici en betrokken bedrijven erkennen dat er veel mis is. Opvallend, en zeer bemoedigend, is de solidariteit vanuit allerlei organisaties. We zagen Doorbraak in de acties, we zagen een stevige bijdrage vanuit de Internationale Socialisten, we zagen een solidariteitsactie vanuit onder meer de Anarchistische Groep Amsterdam, we zien posters van de Vrije Bond, we zien de SP die steun verleent, ter plekke en in de vorm van een Volkskrant-opiniestuk van aanvoerder Emil Roemer (natuurlijk voor de gelegenheid voorzien van stemadvies…). Dat laatste laat zien hoe, ongeacht de precieze koers van een partij, de druk die uitgaat van een groep arbeiders wiens eisen door heel veel mensen als rechtvaardig worden erkend, zo’n partij tot nadrukkelijke sympathiebetuigingen kan bewegen. En er is inmiddels in Amsterdam ook een solidariteitscomité met de schoonmakers gevormd, een initiatief dat navolging in andere plaatsen verdient.

De stakingen zijn het soort krachtsontplooiing van arbeiders die kan helpen een muur op te bouwen tegen elke vorm van aantasting van arbeidersrechten, dus ook tegen de ophanden zijnde bezuinigingen. Verbindingen tussen groepen stakers maken die kracht groter. Juist bijvoorbeeld actievoerende schoonmakers en stakingsgezinde vuilnisophalers zullen zich tamelijk makkelijk herkennen in elkaars problemen, gezien de aard van het zware werk.

Naast het bouwen van banden tussen groepen actievoerende arbeiders is ook de solidariteit er omheen van groot gewicht. Wat er momenteel rond de schoonmaakstakingen loskomt op dat gebied is misschien wel de allerbelangrijkste bouwsteen voor de verdedigingslinie die we tegen de aanvallen van rechts nodig hebben. Het gaat hier om weerbaardheid van arbeiders. Het gaat hier tegelijk om een groep arbeiders van heel uiteenlopende achtergrond, hetgeen hun onderlinge solidariteit – juist in een tijd dat Wilders zo hard zijn best doet die solidariteit met zijn racisme kapot te krijgen – van extra groot belang maakt. Stap één daarom in ons antwoord op bezuinigingsdrift en fascistische opmars: steun aan de stakers voor hoger loon en betere arbeidsvoorwaarden, en bovenal solidariteit met de schoonmakers in strijd.

(wordt vervolgd)

Plaats een reactie