Nogmaals één mei 2010: over politiegeweld en keuzes voor confrontatie

De één-mei-demonstraties en het politiegeweld tegen betogers op die acties is aanleiding geweest tot een handvol styukken met observaties en analyses. Het gaat hierbij om meerdere dingen. Deels lezen we iets over de positieve kanten, de noodzaak zelfs, van het feit dat sommige demonstranten de confrontatie met de politie aangaan. Deels lezen we over hoe we moeten leren omgaan met het feit dat demonstraties door de politie worden aangevallen, doorgaans met slechts een miniem voorwendsel.

Veel aandacht wijdt de linkse groep Doorbraak aan vooral de gebeurtenissen in Nijmegen. Naast een verslag van de betoging en een weergave van de toespraak die Bob, actief in Doorbraak, hield, kwam de groep met een waardevol artikel over de bijeenkomst na afloop, waar doorgepraat is over de gebeurtenissen. Het ging daar over de botsing tussen politie en demonstranten, en de gangbare discussie brak uit over of een harde confronterende opstelling door actievoerders nuttig was, of juist contraproductief.

Het artikel probeert  uit dit kader te breken en de discussie breder te trekken: “solidariteit organiseer je niet door met een stoere, zwarte capuchon en een zonnebril een uurtje te knokken met de politie om vervolgens tussen de politielinies afgevoerd te worden, en óók niet door een vrolijk petje te dragen, de politie te gehoorzamen en vervolgens een demonstratie te lopen die niemand opvalt.” Het gaat erom dat we inzien dat demonstratuies niet de solidariteit zelf zijn, maar eerder een uiting, een viering daarvan. Het gaat erom dat mensen zich organiseren om voor hun rechten op te komen.

Het voorbeeld waar het stuk – terecht! – met nadruk op wijst, werd geleverd door de schoonmakers en hun staking. Aansluiting vinden bij groepen aan de onderkant, buiten de gangbare actiemilieus, dat is de moeilijke, en door sommige actievoerders ten onrechte als minder belangrijk weggewimpelde, taak die linkse activisten wacht, aldus Harko Wubs, de schrijver van het stuk. Ik denk dat hij gelijk heeft – maar daarmee is de discussie over opstelling en uitstraling van demonstranten  waar de schrijver een tikje luchthartig over doet, nog niet van haar relevantie beroofd.

Uit een heel ander vaatje tapt een artikel op het anarchistische weblog Olie op het Vuur. Dat stuk beschrijft de demonstratie, vooral de confrontatie bij het Adecco-gebouw, in positieve bewoordingen. “Daar vlogen al snel de ruiten van het uitzendburerau Adecco eruit, mooi; tegelijkertijd wordt zowel een van de uitzuigers van normale werkers als de bevoorrader van bajespersoneel aangepakt.” Met die ruiten heb ik geen medelijden, voor de inderdaad kwaadaardige praktijken van het bedrijf heb ik geen enkel begrip. Maar het is tekenend dat de auteur(s) van het stuk zich geen moment af lijken te vragen wat bijvoorbeeld de “normale werkers” van het bedrijf zélf denken van deze actie. Niet helemaal irrelevant toch, als we de “aanval (…) tegen het systeem van de arbeid en haar verdedigers” zo goed mogelijk willen voeren, zoals de auteur(s) en ondergetekende – en hopelijk vroeg of laat toch ook die “normale werkers” van Adecco – willen. Of zijn gewone werkende mensen alleen maar relevant als slachtoffers van het systeem, en niet als mensen wiens strijd dat systeem een doodsklap kan toebrengen?

Iets verderop in het artikel wordt de kern van de houding van Olie op het vuur glashard geopenbaard. Zin voor zin, met commentaar van mij erachter. “Het is verontrustend dat  mensen, terwijl ze terugblikken, refereren aan bijvoorbeeld ‘illegaal’ politiegeweld, of dat het demonstratierecht geschonden is.” Ja, voor geharde revolutionairen is het logisch dat de politie ons uitéénknuppelt als ze daartoe kans ziet. Dat is business as usual – voor óns.

Maar er zijn ook mensen die zoiets voor het eerst zien of meemaken – mensen die óók dromen over een andere wereld, bereid zijn iets ervoor te doen op hun zaterdagmiddag, maar nog denken dat ze daarbij democratische spelregels aan hun kant krijgen. De schok van de ervaring dat je demonstratierecht dus niet gegarandeerd is, kan zulke mensen helpen veranderen van linkse democraten-met-illusies, in de richting van revolutionairen. Maar dan moeten revolutionairen niet schimpen op diegenen die deze illusies nog niet kwijt zijn en – logisch! – geschokt en verontrust reageren. Het is helemaal niet verontrustend als mensen boos vaststellen dat ons demonstratierecht geschonden is. Het is juist hoopgevend, het opent mogelijkheden om nieuwe bondgenoten te vinden.

Verder. “Het kan ons niets schelen wat wel of niet verboden of geoorloofd is binnen hún wetten.” Ons misschien niet, al is het wel handig die grenzen te kennen, om er tactisch op te kunnen inspelen. Politiegeweld dat zelfs volgens hún, door ons afgewezen, regels illegaal is, leidt makkelijker tot breder protest dan politiegeweld dat wèl binnen hun verwerpelijke regels valt. Veel andere mensen kan het kennelijk wèl schelen, en enig bewustzijn van dat feit is wel nuttig.

Mensen worden immers niet geboren als illusie-loze revolutionaire anarchist. Mensen groeien in die richting – doorgaans vanuit een idee dat er weliswaar veel onrecht is, maar dat we gegarandeerde democratische rechten en procedures hebben om het onrecht aan te pakken. Dat idee sterft door schade en schande, door politieklappen tegen vreedzame demonstranten, door argumentaties daarover. De mensen die het niets kan schelen wat wel en niet mag, kunnen maar beter een open houding hebben jegens de mensen die dat nog wel kan schelen – want dat kunnen de revolutionairen van de toekomst, onze kameraden van morgen, zijn. En die hebben we erg hard nodig.

Volgende zinnen. “Arrestaties en staatsgeweld vormen een vereiste binnen het systeem. Zonder de ‘sterke arm der wet’ kan hun systeem niet bestaan, de rijken en hun sprookjesvertellende ‘volksvertegenwoordigers hebben immers bescherming nodig.” Zeer juist! Maar het helpt wel als we proberen een steeds groeiend aantal mensen van dat overzicht te overtuigen. Een houding van ‘wie deze waarheid nog niet snapt, keren we de rug toe’ – schaadt onze strijd.

“Daarom zouden we niet verbaasd of verontwaardigd moeten zijn over hun knuppels, hun rotkoppen en ‘onrechtvaardigheid’.” Daar kan ik met mijn petje nauwelijks bij. Ik ben revolutionair omdát ik verontwaardigd ben over knuppels, rotkoppen en onrechtvaardigheid, zonder aanhalingstekens wat mij betreft. Ik ben revolutionair communist en anarchist (die dingen zijn in essentie hetzelfde) omdát ik onmenselijkheid, onderdrukking, uitbuiting, vervreemding, niet kan uitstaan. 

Vanuit die afkeer van onmenselijkheid ben ik ook elke keer weer verbaasd – in Genua over  onverhoedse klappen, in Straatsburg waar ik mijn periodieke dosis traangas ben komen halen, bij al die andere gelegenheden waar de politie haar voorspelbare brute ding deed. Ik wéét dat zulke onderdrukking all in the game is – maar ik weiger dit soort onderdrukking en onrecht vanzelfsprekend en normaal te vinden. Dus ben en blijf ik verbaasd en zeer verontwaardigd. Volgens mij horen  dit soort emoties bij revolutionair-zijn. Ik zie niet waarom over dit soort gevoelens schamper en afwijzend gedaan zou moeten worden.

En als revolutuionairen dit soort gevoelens – gelukkig! – nog kennen – hoeveel sterker zullen zulke emoties spelen bij mensen die zoiets voor het eerst meemaken of zien gebeuren? En juist deze emoties, ondersteund door een analyse van waar dit soort onmenselijkheden in wortelen en wat ons antwoord zou mogen zijn, vormen de bestanddelen van het proces waarin nette onderdanen veranderen in rebellen, dwarsliggers, revolutionairen. Met de formuleringen die Olie in het vuur gebruikt, wordt deze mensen, deze revolutionairen-in-wording, feitelijk de rug toegekeerd. Zeer, zeer triest, tenzij je gelooft dat het huidige aantal insurrectionaire anarchisten op zichzelf al voldoende is om het “systeem van de aerbeid en haar verdedigers” omver te werpen.

Een artikel vanuit een soortgelijke anarchistische opvatting, maar van een heel andere toon, staat op weer een anarchistisch blog, Blijven dromen geheten. Daarin krijgen we een levendige beschrijving, vol van enthousiasme, van dedemonstratie in Nijmegen. Plezierig om te lezen, vrij van jargon, en met een strekking die ik in grote lijnen deel. Hij beschrijft, met lichte hilariteit als toonzetting en vooral o0k met waardering voor het feit dat mensen zichzelf actief tegen politiegeweld verdedigden, ook de botsing bij de Adecco-vestiging: “Er was een groep die naar de Adecco probeerde te komen, waar de smeris gelijk lekker op begon te slaan, aangenaam verrast was ik dat mensen dat niet zomaar pikten en terugsloegen, iets wat voor de Nederlandse smeris een duidelijk (nog) onwennige situatie creerde.” En verderop: “De chaotische situatie werd door sommigen ook aangegrepen onm de Adecco aan te vallen en de ruiten eruit te smijten. Met hier en daar een dolle smeris en de absurde situatie van het paard dat genoeg had van zijn of haar onderdrukker en deze op de grond deponeerde (hahaha) was de chaos compleet.” Zó beschrijf je dit soort situaties, ook hier verschijnt nu een brede grijns op het gezicht van de lezer.

Maar  het artikel heeft, naast waardering voor een houding van mensen die de confrontatie aangaan, ook vraagtekens bij het moment waarop en de vorm waarin. “Mensen pikten geweld van de smeris niet en verdedigden de demonstratie en vielen aan waar daar de mogelijkheid voor was.” Hij verwelkomt dit als een breuk met het gangbare “pacifisme en de hang naar de-escalatie” op demonstraties in Nederland. Ik ga daarin in essentie met hem mee. Tegelijk twijfelt hij er – net als ik – aan of het bewust aansturen van escalatie door delen van de demonstratie – in een situatie dat andere delen van de demonstratie daar anders over denken – wel verstandig is. “Nu vindt ik dat we ons zeker niet moeten conformeren aan eisen van andere delen van de beweging, maar ze bewust afstoten door strtuctureel dit soort acties te plannen lijkt me ook geen zinnige wegh om in te gaan.”

Dát raakt de kern: een combinatie van inhoudelijk compromisloos radicalisme met de bereidheid om keuzes te maken over wanneer wel, wanneer niet, en hoe blijf je deel van iets breders dan alleen je eige, voor verdergaande confrontatie dan andere kiezende, groep. het is deze combinatie die  het Blijven dromen-stuk zeer positief onderscheidt van het, op zichzelf in eenzelfde insurrectionair-anarchistische denkwereld wortelende, stuk van Olie op het vuur. Dat het stuk op Blijven dromen in een zeer toegankelijke schrijfstijl is neergezet, zou wel eens met deze opener houding kunnen samenhangen. Ik zeg: blijven dromen, en blijven schrijven erover!

Een heel andere, eveneens zeer welkome, bijdrage aan de discussie rond het politiegeweld op één mei levert Emil Jacobs, actief in de Trotskistische groep Offensief, op zijn weblog De Rooie Rakker. Hij gaat vooral in op de gebeurtenissen in Rotterdam,. waar de politie het meevoeren van stokken door demonstranten als  voorwendsel aangreep om de betoging gewelddadig uiteen te drijven en mensen te arresteren.

Hij noemt eerst een opvallend kenmerk van de demonstratie, toen die werd aangevallen: “de enorme desorganisatie van de demonstranten. Dat is ook niet vreemd, na jaren gewoon te hebben gelopen is zo’n plotselinge politierepressie iets wat je niet direct verwacht.” Hij wijst erop dat de politie haar kracht juist ontleent aan haar georganiseerd optreden. Dat vergt antwoord van onze kant: “We moeten weer leren hoe een demonstratie van zelfs maar een paar honderd man” (opmerking rooieravotr: mensen, aub, niet ‘man’…), ‘”zoals in Rotterdam afgelopen zaterdag, de politie van zich kan afslaan.” Inderdaad!

Emil wijst erop dat een verweer, “zelfs zonder ordedienst”, aldus de schrijver, ook  in Rotterdam beter had gekund – door allemaal te gaan zitten. “Zittende mensen kun je veel moeilijker in het nauw drijven”, aldus de schrijver. Een zinnige suggestie, al kan een politie die echt nhelemaal opgefokt mepklaar aanwezig is, een paar honderd zittende mensen ongenadig veel leed toebrengen, en het angstaanjagend effect van grote staande geüniformeerde mensen die dreigend op je toelopen als je zelf zit, moet niet worden onderschat. Maar dat er hardop wordt nagedacht over wat te doen in zulke situaties, is al zeer waardevol. Ordediensten, opgezet vanuit de organisatie van de demonstratie, lijken me trouwens het antwoord níét. Zoiets wordt maar al te gauw een buffer tússen demonstratie en politie, soms zelfs een indirect hulpstuk van de politie om op softe wijze háár zin door te drijven.

Emil Jacobs sluit zijn artikel af met de woorden: “mijn advies is om per direct een standaard agendapunt bij te zetten bij elke stakings en demonstratie vergadering: Hoe verdedigen wij ons tegen de politie?” Dat lijkt mij een waardevol, wezenlijk punt – en het is een vraag die ook buiten zulke actievergaderingen meer en diepere aandacht verdient.

6 Responses to Nogmaals één mei 2010: over politiegeweld en keuzes voor confrontatie

  1. Emil Jacobs schreef:

    “(opmerking rooieravotr: mensen, aub, niet ‘man’…)”

    Oeps 🙂

    Wat betreft ordediensten was mijn idee ervan dat die de demonstratie moeten verdedigen, maar je hebt inderdaad gelijk als je impliceert dat deze de afgelopen jaren vooral hebben getracht demonstraties te te laten “escaleren”. Zo zijn afspraken vooraf vrij normaal. Dat moet de insteek inderdaad níét zijn. Maar een groep van mensen die enig verstand hebben van hoe grote groepen mensen kunnen reageren – in zowel positieve (massaal blok) als negatieve zin (massahysterie) – lijkt me juist zeer nuttig om demonstraties te kunnen doen slagen en zonodig verweer tegen de politie te organiseren.

  2. Emil Jacobs schreef:

    Correctie: maar je hebt inderdaad gelijk als je impliceert dat deze de afgelopen jaren vooral hebben getracht demonstraties NIET te laten “escaleren”

  3. […] de moeite waard is om op te kijken en te lezen, maar deze gaan over 1 mei Nijmegen, dit artikel en deze. Vanuit anarcho insur(opstandige) hoek kwam dit stuk, en later gevolgd door een zeer sympathiek en […]

  4. Tommy Ryan schreef:

    Hier nog een evaluerende toevoeging aan het debat.
    http://www.anarchistischegroepnijmegen.nl/2010/05/de-1-mei-demonstratie-en-het-debat-er-na/

    Goede analyse trouwens Peter. Mooie heldere uitleg ook over het vervreemde en verwerpen van de minder ervaren/nieuwe activisten.

    […]Mensen worden immers niet geboren als illusie-loze revolutionaire anarchist.[…]

    Kleine toevoeging hier trouwens wat betreft dat mensen niet zo worden geboren. Dat is lastig te zeggen denk ik in een samenleving die niet anarchistisch is. Ze worden vooral niet zo opgevoed.

Plaats een reactie