Het was feest vannacht op straat in veel Amerikaanse steden. Tienduizenden mensen vierden zo hun overwinning, de verkiezingszege die Obama behaalde op McCain in de strijd om het presidentschap van de VS. Die feestvreugde is volslagen terecht: er is wérkelijk iets veranderd in de VS, iets ten goede, iets dat hoop uitdrukt en hoop geeft. Tegelijk is er een keerzijde die alle hoop tot desillusie kan maken, als mensen na de feestvreugde gewoon afwachten hoe de nieuwe president de gehoopte veranderingen gaat brengen. Obama symboliseert namelijk wel een werkelijke drang naar verandering. Maar dat betekent nog niet dat hijzelf echt voor serieuze veranderingen stáát.
Eerst het feesten en de vreugde. Mensen waren naar he Witte Huis gegaan en riepen voor de hekken de naam van de vólgende bewoner ervan. “(I)n New York en Oakland gingen tienduizenden mensen de straat op”, meldt de NOS-verkiezingssite ‘Amerika Kiest’. Een ander bericht: “Harlem gaat uit zijn dak”, waari we lezen: “op 125th Street, de hoofdstraat van ‘de zwarte hoofdstad van Amerika’, barstte direct nadat Barack Obama tot president werd gekozen, een waar volksfeest uit, alsof het wereldkampioenschap voetbal, of een andere meer Amerikaanse sport, was gewonnen.” En natuurlijk Chicago: “een zeldzame explosie van vreugde”, schrijft De Volkskrant. Mensen in tranen, mensen met stralende lach, ontroerde feestende mensen, jong maar ook ouder, zwart maar ook wit – véél heel erg blije mensen.
En terecht: het was hún overwinning, dus het is hún feest. Vooral zwarte mensen hebben echt iets te vieren: voor het eerst is een zwarte man gekozen tot president. Het racisme, die wrede erfenis van slavernij en apartheid, bleek niet meer sterk genoeg om dit te blokkeren. Zesenegentig procent van de zwarte stemmers had gekozen voor Obama.
Maar de steun was veel breder: 66 procent van de Hispanics en 63 procent van de Aziaten stemden voor Obama. De meeste vrouwen stemden Obama: 56 procent. De meeste mannen ook, maar hier was het verschil heel klein: 49 procent Obama, 48 procent McCain. De enige groep bij wie McCain wint, is de witte kiezer: 55 procent voor McCain, 43 procent voor Obama. (De cijfers zijn uit de NRC, die ook een record-hoge opkomst meldt: volgens bepaalde gegevens ruim 64 procent, het hoogste sinds 1908). Dat betekent evengoed wel dat vele miljoenen witte Amerikanen toch de stap hebben gewaagd, zich niet door racisme hebben laten weerhouden en op Obama hebben gestemd. Er zijn bepaald slechtere redenen om vrolijk te zijn.
Ja, het feit dat Obama zwart is speelde mee in de uitslag. Maar niet vanwege het Bradley-effect waar ik gisteren over schreef . Eerder integendeel: “(E)xit polls in Pennsylvania stelden vast dat één op de vier stejmers zei dat ras een factor was in hun stem, maar een meerderheid zei dat het een positieve factor was, dat wil zeggen dat ras één van de redenen was om vóór Obama te stemmen”, schrijven Alan Maass en Lance Selfa op de website van Socialist Worker (VS). De multiculturele kant van de VS heeft het hier duidelijk gewonnen van het racisme.
In de zege van Obama kwam tevens de stem van heel veel jonge mensen tot uiting. Beneden de 30 jaar: 66 procent voor Obama. Bij dertigers, veertigers en vijftigers is die meerderheid veel kleiner, maar toch is ook hier een verschuiving: mensen van middelbare leeftijd stemden in 2004 nog in meerderheid op Bush. Alleen mensen boven de 65 stemden nu nog in meerderheid op McCain. Mensen die voor het eerst aan de verkiezingen deelnamen: 68 procent voor Obama. Jeugdig verlangen naar verandering wint het hier van verouderde verstarring, en ook dat maakt vrolijk (cijfers ontleend aan de BBC).
Maar er is meer. Hoe indirect ook, de verkiezingszege van Obama weerspiegelt verlangen onder arbeiders naar een beter bestaan. Zwarte- en Latino-gemeenschappen bestaan voor het overgrote deel uit arbeiders en andere arme mensen. Maar er is meer dat wijst op een echo van klassegevoel. Hier is een citaat uit het progressieve blad The Nation: “Obama won met de overweldigende steun van Afrikaanse Amerika\nen (96 procent), joden (77 procent), homo’s en lesbo’s ( 71 procent), mensen die voor het eerst stemden( 68 procent), Latino’s (67 procent), Aziaten (63 procent), kiezers onder de dertig (66 pocent), vakbondsleden (59 procent) en vrouwen (55 procent).” De meeste cijfers zagen we hierboven al. Maar vooral de vakbondsleden vallen op. Het harde werk vanuit de vakbeweging om Obama verkozen te krijgen, heeft kennelijk vruchten afgeworpen.
We weten nu wie op Obama gestemd hebben. Maar waaruit leidt ik af dat de uitslag de wil tot, jawel, progressieve, verandering onder die meerderheid tot uiting bracht? Daar zijn verschillende argumenten voor. Allereerst de thema’s die speelden in deze verkiezingsstrijd. De vier meest prominente onderwerpen, zo laat De Volkskrant zien: de economie, Irak, gezondheidszorg en terrorisme. Over de economie – met grote afstand het belangrijkste thema – maakt Obama heel mild-progressieve geluiden: terugdraaien van Bush’ belastingverlagingen voor de rijksten bijvoorbeeld. Over Irak: Obama praat de taal van iemand die de oorlog daar wil afbouwen (dat zijn praktische voorstellen daar niet echt op wijzen is een ander onderwerp). Gezondheidszorg: hij wil toe naar een verzekering voor iedereen, verplicht voor kinderen. Ook dat is een stap naar links. Alleen het thema ‘terrorisme’ is niet echt iets waar Obama zich op profileerde.
Het minste wat je kunt zeggen is dat op die drie stellingnames Obama’s mild-progressieve retoriek zijn steun geen schade heeft toegebracht. Ik denk dat het reëel is om te zeggen dat juist die hints van linksigheid uit Obama’s mond door heel veel keizers zijn opgepikt, en in een combinatie van gespannen hoop en wishfull thinking zijn uitvergroot. In het gevoel van heel veel kiezers is Obama blijkbaar linkser dan hij in werkelijkheid is – en het is die, goeddeels mythische, linksige Obama die zoveel enthousiasme heeft losgemaakt en daarmee de verkiezingen won.
Ik denk dat je zo ook Obama’s grote leus “change we can believe in” mag zien. Verándering, dat beloofde hij, toespraak na toespraak. Wat voor verandering? Dat bleef heel erg vaag, Obama vulde dat niet in, en hij bood zeer zeker geen helder links pakket van veranderingen dat de richting wees. Het bleef bij hints en losse flodders. Maar dát betekende dat mensen zélf hun verlangens in die ‘change’-leus konden projecteren.
Bovendien was duidelijk dat Obama, als Democraat, tegenover de partij van Bush stond. ‘Verandering’ betekende al heel gauw: ánders dan hoe het de afgelopen jaar onder Bush toeging. Bush’ presidentschap kenmerkte zich door armoede, grotere ongelijkheid, meer rijkdom voor de allerrijksten, een paranoide obsessie met veligheid die achter elke boom een terrorist zag, en oorlogen die zich maar voortsleepten, enorme rijkdommen opslokten en steeds maar mensenlevens bleven kosten.
Verandering betekende voor mensen overduidelijk niet: meer van hetzelfde, nog een oorlog erbij, meer sociale ellende terwijl de rijken het ervan blijven nemen. Verandering betekende: maatregelen tégen de ongelijkheid en tegen de sociale verwaarlozing, en een einde aan de oorlogen. In 2006 was de weerzin tegen vooral de Irak-oorlog drijfveer van veel mensen om tegen Republikeinen te stemmen en Democraten aan een Congresmeerderheid te helpen. De verkiezingen van 2008 zijn een scherpe voortzetting van die trend, en laten daarmee een zeer brede en diepe trend naar links in de Amerikaanse maatschappij zien. Kiezers hebben in groten getale néé gezegd tegen business as usual zoals dat onder Bush vorm kreeg, en zoals dat onder McCain zou worden voortgezet.
Obama heeft met zijn ‘change’-slagzin dit sentiment aangeboord, en werd daarmee als het ware een voertuig voor dit linksige gevoel. Maar er is erg weinig dat erop wijst dat dit gevoel onder zijn achterban ook werkelijk is wat hemzelf beweegt. Veel wijst erop dat hij helemaal niet zo’n radicale breuk met het beleid onder Bush wil maken. Zou hij wérkelijk een serieuze linkse kandidaat geweest zijn, dan had hij de voorverkiezingen bij de Democratische partij nooit hebben gewonnen. Juist daarin test de gevestigde orde van grote ondernemers immers twee dingen: kan een kandidaat kiezers binnen slepen? En: is een kandidaat ‘veilig’?, verdedigt hij of zij uiteindelijk ónze belangen, binnenslands en over de grenzen? Obama slaagde voor beide examens. Hij mocht van zijn rijke supporters ‘change’ roepen zoveel hij wilde, maar steunde de bail out van Wall Street in september, prees het ‘succes’ van de ‘surge’in Irak, en pleit voor escalatie in Afghanistan.
Obama is een Democraat van het midden, en dat betekent: iemand onder wie er geen wezenlijke veranderingen te verwachten zijn. Dat betekent dat er een enorme spanning zit tussen de hoop, de feestvreugde en het verlangen naar ‘change’ dat we afgelopen nacht op straat zagen enerzijds, en het feit een president Obama helemaal geen drastische verandering nastreert anderzijds. Dat laatste blijkt ook uit het soort mensen dat genoemd wordt als leden van zijn regeringsteam. Er is zelfs sprake van dat de huidige minister van defensie, Robert Gates, onder Obama mag aanblijven!
Obama’s overwinning mag dan een grote opsteker zijn, garanties voor verandering brengt die niet. Ja, hij heeft een grote enthousiaste achterban waarvan een flink deel écht verder wil gaan. Maar die is nauwelijks zelfstandig georganiseerd. Die enorme bijeenkomsten waar Obama sprak – die zij opgezet van bovenaf, door campagnemedewerkers. Het is meer verwant aan rockconcerten met toeschouwers dan met manifestaties die echt déélnemers hebben. Te vrezen valt dat het enthousiasme voor de persoon Obama zich zal verbinden met een onterecht vertrouwen dat het nu wel goed komt nu hij naar het Witte Huis mag.
Als dat sentiment overheerst, dan staat ons een presidentschap te wachten waarin grote bedrijven zich nog steeds uit kunnen leven ten koste van de rest, en waarin Amerikaanse bommen op Aziatische (en Afrikaanse, en wellicht ook weel Latijns-Amerikaanse landen) zullen vallen, nu in opdracht van een zwarte president in plaats van een witte. De teleurstelling over een president die zoveel hoop losmaakte en die vervolgens zo beschaamde, kan dan de weg openen naar een reactie van rechts waarbij de huidige aangeslagen Republikeinen wel een giftig garen kunnen spinnen. En het zou toch wel bijzonder wrang zijn als Obama 2008 opgevolgd zou worden door Palin 2012.
Dát te helpen voorkomen is nu de zaak en taak van links in de VS, door op verandering te blijven aandringen óngeacht Obama’s voorkeur, en desnoods tégen Obama in. Vroeg of laat is het nodig dat de feestende mensenmenigten van gisteren op straat terugkeren – niet om te feesten maar om te demonstreren.